Archief | 19:22

VROUWELIJKE VOORGANGERS IN ESTA

13 mrt

esta1.jpg

 

In elk nummer van het tijdschrift esta worden onder de noemer Vaklui (v) drie vrouwen geportreteerd met een bijzonder (mannen)beroep. Deze keer: voorgangers. Marte interviewde een dominee, een priester en een rabbijn over hoe het is om als vrouw een religieuze functie te vervullen.

Nieuwsgierig waarom Grete, Elisa en Corrie voor een leven in de kerk/synagoge kozen? En tegen welke obstakels zij daarbij aanliepen? Koop esta nr. 6 in de winkel (verkrijgbaar t/m 21 maart). Of lees het artikel op deze website onder esta.

DE FASCINATIE VAN FRANS TIMMERMANS VOOR ITALIE

13 mrt

scannen0007.jpg 

Tijdens zijn pubertijd woonde Staatssecretaris van Europese Zaken Frans Timmermans een aantal jaar in Rome. Voor het vakblad Italië in bedrijf interviewde Marte hem over zijn fascinatie voor het land waar hij sindsdien zijn hand aan heeft verpand.  

Benieuwd hoe Frans Timmermans tegen de Italiaanse handelsgewoontes aankijkt? Of wat zijn favoriete Italiaanse voetbalclub is? Leest het onder Italië in bedrijf.

 

STOFFEN VAN BUSATTI IN DE SMAAK VAN ITALIE

13 mrt

scannen0005.jpg 

Goed verborgen tussen de Toscaanse heuvels ligt de weverij van de familie Busatti. Een paar jaar geleden dreigde de unieke fabriek – waar al sinds 1842 onafgebroken de meest prachtige stoffen worden geproduceerd – haar deuren te moeten sluiten. De verouderde machines waren niet langer veilig. Maar de huidige directeur, Giovanni Sassolini, redde het bedrijf van de ondergang.

Voor De smaak van Italië maakte Marte een sfeervol portret van dit bijzondere familiebedrijf. Koop De smaak nr. 2 in de winkel. Of lees het artikel op deze website onder De smaak van Italië.

Voor

HOOIKOORTSALARM!

13 mrt

margriet1.jpg 

De lente komt eraan. Oftewel: hooikoortsalarm! Maar wat is hooikoorts eigenlijk? Kan iedereen er last van krijgen? En vooral ook: wat kun je er aan doen? Marte vroeg het dr. Ingrid Terreehorst, internist-allergoloog van het Leids Universitair Medisch Centrum.  

Nieuwsgierig naar haar antwoorden? Kijk op deze website onder ‘Margriet’ en lees het artikel.

VAKLUI (V): VOORGANGERS

13 mrt

scannen0001.jpg 

Dit artikel is gepubliceerd in esta nr. 6 – 7 maart 2008. 

VAKLUI – KERKVOORGANGERS 

Grete Verhey – de Jager (55) werd op 18 september 1999 gewijd als eerste vrouwelijke priester van Nederland. Ze is de pastoor van de Oud-Katholieke gemeente in Amersfoort. Daarnaast werkt ze als geestelijk verzorger in de Tergooiziekenhuizen. Grete is getrouwd en heeft vier kinderen in de leeftijd van 23 tot 29. 

“Mijn priesterschap is een roeping, maar wel een waarover ik lang heb getwijfeld. Eigenlijk houd ik er helemaal niet van om op de voorgrond te treden. Uiteindelijk heeft mijn solidariteit met andere vrouwen binnen de kerk de doorslag gegeven. Het gaat immers niet om mij als persoon, maar om waar we met z’n allen voor staan: een gelijkwaardige positie voor mannen en vrouwen realiseren. 

Als kind was ik al met de grote vragen van het leven bezig. Ik worstelde met het lijden in de wereld, voelde me machteloos bij het zien van zoveel pijn en verdriet. Ik bad tot God om me mensen te laten helpen. Dat is de rode draad in mijn leven geworden: mensen bijstaan. Eerst als creatief therapeut, en nu als pastoor en geestelijk verzorger. 

Ik was in de twintig toen mijn man en ik gevraagd werden de zorg van de pastorie in Leiden op ons te nemen. Wij waren jong, hadden geen verplichtingen en woonden op een kleine, dure bovenwoning. We grepen de kans met beide handen aan.  

Gaandeweg raakten we steeds meer betrokken bij de lokale geloofsgemeenschap. Van lieverlee gingen we ook meer taken in de kerk zelf verrichten. Toen bleek dat er niet genoeg priesters waren om elke week iemand naar onze kerk te laten komen, werden mijn man en ik lector. Zo konden we zelf diensten van woord en gebed leiden. Een volgende stap was om samen theologie te gaan studeren. Mijn man heeft die studie niet afgemaakt, ik wel. 

Eind jaren ’80 was ik bij een wijding van een bisschop aanwezig. En realiseerde me opeens: er staan alleen maar mannen op het altaar! Ik voelde een intens verdriet over me komen. Waarom zouden vrouwen van dat prachtige beroep uitgesloten moeten worden? Die pijn, en de boosheid die daarop volgde, zijn een belangrijke motivatie geweest om verder te studeren en zelf priester te willen worden.  

Als ‘eerste vrouw’ heb ik lang het gevoel gehad dat ik me extra moest bewijzen. Die druk heeft me nooit aan het twijfelen gebracht, maar ik wilde de eerste tijd wel continu aan de verwachtingen van anderen voldoen. Ik mocht niet falen, zo voelde ik dat. Inmiddels kan ik veel meer mezelf zijn in mijn werk.  

Verzet heb ik in het begin niet alleen bij mannen, maar óók bij vrouwen gevoeld. Jezus zou niet voor niets twaalf mannelijke discipelen hebben aangewezen om zijn woord te verspreiden. Zo’n fundamenteel uitgangspunt loslaten maakt mensen onzeker. Zelf heb ik nooit getwijfeld over de ‘juistheid’ van een vrouw als priester. In het geloof belijden we niet voor niets ‘In Jezus is God mens geworden’. Mens, niet man. Dat zegt voor mij genoeg.  

Er is in het werk nooit sprake geweest van competitie tussen mijn man en mij. De eerste jaren van ons huwelijk was ik al kostwinner, omdat hij nog studeerde. Die verdeling is voor ons iets heel gewoons, misschien ook omdat we kinderen van de jaren ’60 zijn. Nu heeft hij zijn eigen taken in de kerk en ik de mijne.  

Onze kinderen hebben we volkomen vrij gelaten in hun keus voor het geloof. Ik wilde koste wat het kost voorkomen dat ze in een kerkelijk keurslijf zouden opgroeien. Daarom hebben ze nooit problemen gehad met mijn beroep. Voor hen was het vooral handig dat ik bijna altijd in de buurt was. 

Inmiddels voel ik me volledig in mijn functie geaccepteerd. Leuk is te merken dat sommige mannen het makkelijker vinden met een vrouwelijke pastoor te praten dan met een mannelijke. Als vrouw spreek je mensen anders aan en dat kan een openbaring voor hen zijn. Het bewijst dat vrouwen een waardevolle aanvulling vormen in de kerk.”  

De van oorsprong Duitse Elisa Klapheck (45) is rabbijn van de progressieve liberaaljoodse gemeente Beit Ha’Chidush (Huis van vernieuwing) in Amsterdam. Voordat ze in 2005 als eerste en enige vrouwelijke rabbijn in Nederland werd aangesteld, werkte ze onder andere als politiek journalist en als woordvoerder van de joodse gemeenschap in Berlijn.  

“Vrouwen zijn uitermate geschikt voor het ambt van rabbijn. Ze hebben vaak een directere relatie met religie en spiritualiteit dan mannen. Niet voor niets zegt men in Duitsland van oudsher: ‘keuken, kinderen en kerk zijn het domein van de vrouw’. Tot voor kort vervulden mannen – net als in de rest van de maatschappij – wel alle leidinggevende functies in de synagoge. Nu er ook vrouwen op die posities komen, wordt gezegd dat het ambt van rabbijn aan waarde verliest. Onzin. Het is typisch een argument van mannen die niet weten hoe ze met de nieuwe, zelfstandige rol van vrouwen moeten omgaan.  

Als kind had ik absoluut niet de ambitie om rabbijn te worden. Sterker nog, op mijn dertiende ben ik gestopt naar joodse les te gaan. Religie vond ik achterhaald. Iets voor zielenpieten die het moderne leven niet aankonden en in het geloof verklaringen en troost zochten. 

Tijdens mijn studie politicologie besloot ik met drie joodse vriendinnen de bijbel te gaan lezen. Niet vanuit een interesse voor God, maar om de politieke en maatschappelijke ontwikkelingen – die voor een groot deel door religie worden bepaald – beter te begrijpen. Gaandeweg ontdekte ik zo dat veel van de vooroordelen die ik over de bijbel had niet klopten. En dat ik meer feeling met de joodse religie had dan ik dacht. Daarna ben ik me er steeds verder in gaan verdiepen.  

In de jaren ’90 had ik een heel intense droom, waarin ik mezelf als rabbijn zag. Toen ik wakker werd wist ik: nu ga ik serieus werk maken van het jodendom. Vanaf dat moment ben ik actief geworden in de joodse gemeenschap. Ik wilde helpen de weg vrij te maken voor vrouwen. Dat deed ik bijvoorbeeld door zelf een synagoge op te richten waarin mannen en vrouwen beide alle religieuze handelingen mochten vervullen.  

In 1999 organiseerde ik een Europese conferentie voor vrouwelijke rabbijnen, voorgangers en theologen. Naar aanleiding daarvan ik besloot een biografie te schrijven over de eerste vrouwelijke rabbijn, de Duitse Regina Jonas. Terwijl ik me verdiepte in haar leven kreeg ik het gevoel dat het geen toeval was dat ik haar verhaal wereldkundig maakte. Het was alsof zij me op die manier openbaarde dat ik een grotere verantwoordelijkheid te vervullen had: zelf rabbijn worden.  

De weerstand die ik op mijn weg naar het rabbinaat heb ondervonden heeft me niet belemmerd, eerder aangemoedigd. Weerstand is immers ook iets positiefs. Zie het als een onthulling van waarvoor je écht op aarde bent. Wel ben ik een aantal vrienden kwijt geraakt. Veel onreligieuze mensen in mijn omgeving begrepen niet waarom ik het gelovige pad opging. Sommigen zagen me opeens als een soort ‘heilige’. Alsof ik een direct lijntje met God zou hebben en hen op basis daarvan zou kunnen beoordelen. Dat creëert angst.  

Ik ben rabbijn, maar ook een echte feministe. Dat betekent overigens niet dat ik ‘anti-man’ ben. Integendeel, in alles wat ik doe ga ik uit van gelijkwaardigheid van de seksen. Wel zie ik dat mannen worstelen met het vinden van een nieuwe rol. Als rabbijn stimuleer ik ze om daarover na te denken, om een nieuwe positie voor zichzelf te claimen. En dan niet met een soft antwoord komen als ‘een vrouw is gewoon beter’, want dat is niet zo. Maar mannen zullen er wel aan moeten wennen dat vrouwen net zo veel kunnen als zij. In de politiek, in het bedrijfsleven én in de religie.”  

Corrie Terlouw (50) is predikant van de protestantse gemeente in Boxtel. Daarnaast werkt ze als geestelijk verzorger in het Máxima Medisch Centrum in Eindhoven. Corrie is getrouwd en heeft twee kinderen, een dochter van 23 en een zoon van 21.  

“Op mijn veertigste ben ik theologie gaan studeren. Dat had ik na de middelbare school ook al overwogen. Toen werd het psychologie. Werk, huwelijk, kinderen: ze lieten weinig ruimte over voor andere dingen. Maar de nieuwsgierigheid naar de diepere betekenis van het geloof en de bijbel lieten me niet los. Twintig jaar later dacht ik: als ik het nu niet doe, komt het er nooit meer van.  

Ik was al jong met de zin van het bestaan bezig. En met het lijden in de wereld. Als tiener hing ik bijvoorbeeld een poster tegen de oorlog in Vietnam voor mijn raam. In mijn zoektocht naar antwoorden kwam ik uiteindelijk steeds weer bij de kerk uit. Ik ervoer het geloof als een dragende kracht, als iets dat me steunde en zin gaf aan mijn leven. Dat gevoel is in de loop van de jaren alleen maar sterker geworden.   

Na afloop van mijn studie theologie besloot ik een vervolgopleiding te doen om predikant te worden. Of er sprake was van een roeping? Ik heb geen stem uit de hemel gehoord. Maar ik voelde wel heel diep dat ik daar op mijn plaats was, dat ik dát met mijn leven moest doen. 

Ik heb bewust het predikantschap boven het werk als psycholoog verkozen. In beide gevallen verricht je sociaal werk, maar als predikant is het contact veel directer. Je raakt het persoonlijke leven van mensen, zeker bij een gebeurtenis als een doop of een begrafenis. Door mijn werk als geestelijk verzorger in het ziekenhuis zorg ik dat ik ook met mensen van andere gezindtes in contact blijf. 

Mijn man en kinderen hebben nooit moeite gehad met mijn carrièreswitch. Wel met het feit dat ik er regelmatig niet helemaal bij was met mijn hoofd, omdat ik weer een werkstuk of een preek aan het maken was. Dat is vooral voor mijn kinderen wel eens moeilijk geweest. Maar ze kunnen gelukkig ook om mijn verstrooidheid lachen. 

In de meeste takken van de protestantse kerk mogen vrouwen al heel lang predikant worden. Een plek bevechten hoefde ik dus niet. Het is tegenwoordig eerder andersom: sommige kerkelijke gemeenten willen juist een vrouwelijke predikant. Omdat ze denken dat die meer jonge mensen zal aantrekken. Of omdat een vrouw beter zou zijn in het oplossen van conflicten. Alsof ik een wijze moeder ben die alle ruzies kan beslechten! Het omgaan met die hoge verwachtingen vind ik soms lastig.  

Predikant zijn heeft anno 2008 veel minder status dan een aantal decennia geleden. Maar of dat komt omdat tegenwoordig ook vrouwen het ambt bekleden, betwijfel ik. De gezagsverhoudingen in de maatschappij zijn enorm veranderd, en dus ook in de kerk. Ik heb daardoor minder autoriteit dan vroeger, maar het vak is wel persoonlijker geworden. Mensen zeggen nu rustig jij en jou tegen me. En ze hebben hun eigen opvattingen over het geloof.  

Als vrouwelijke predikant heb ik niet het gevoel dat ik een voorbeeldfunctie vervul. Maar ik probeer in mijn preken wel heel bewust om de kant van de vrouw in de bijbel te belichten. Het verhaal van Adam en Eva vertel ik bijvoorbeeld zo, dat vrouwen daar op een positieve manier uit naar voren komen. Ik snijd ook regelmatig actuele onderwerpen aan. Het combineren van zorg en arbeid bijvoorbeeld. Veel jonge mensen in mijn kerk hebben daar moeite mee. Ik zou willen dat het bedrijfsleven het makkelijker zou maken om met kleine kinderen tijdelijk minder te gaan werken. Voor vrouwen én mannen. 

“ZAKEN DOEN IN ITALIE BETEKENT VRIENDEN MAKEN”

13 mrt

scannen0007.jpg 

 

Dit artikel is gepubliceerd in Italië in Bedrijf nr. 2 – 2008.  

Tijdens zijn pubertijd woonde Staatssecretaris van Europese Zaken Frans Timmermans een aantal jaar in Rome. Sindsdien gaat hij minimaal één keer per jaar terug naar het land waar hij zijn hart aan heeft verpand. “Italië zal altijd mijn tweede thuis zijn.” 

“Wat mij zo aantrekt in Italië, is de unieke mengeling van cultuur, levensvreugde en warme relaties. Het eten, de familiebanden, de film, de kunstgeschiedenis, het natuurschoon; ik weet amper waar ik moet beginnen als u me vraagt wat me zo aan Italië fascineert! 

Natuurlijk is het niet alleen maar rozengeur en maneschijn. Voor jonge mensen is Italië een lastig  land. Het is moeilijk er een goede baan te vinden en de lonen zijn relatief laag. Het grootste probleem is misschien wel dat het bedrijfsleven en de overheid zo ‘verstopt’ zitten. Voordat je aan de bak komt moet je jaren, soms wel decennia lang wachten. Zelfs de meest getalenteerde wetenschappers en zakenlui. Dat baart me zorgen voor de toekomst van het land. De vergrijzing slaat in Italië immers nóg heviger toe dan in Nederland. Ze hebben de jonge, getalenteerde mensen keihard nodig.  

Menefreghismo

Van mijn 11e tot mijn 15e heb ik in Rome gewoond. Mijn vader werkte daar op de ambassade. Sindsdien is Italië altijd mijn tweede thuisland geweest. Er zijn genoeg andere landen waar ik ook een sterke band mee heb. Frankrijk bijvoorbeeld, waar ik heb gestudeerd. Maar Italië heeft bijzondere plek in mijn hart. Kijk, ik draag manchetknopen van AS Roma, ‘mijn’ voetbalclub. Die ben ik, sinds ik als twaalfjarig jochie naar hun wedstrijden ging, altijd blijven volgen. Dat doet Italië met je.  

Nederlanders hebben vaak moeite met het menefreghismo van de Italianen. Letterlijk betekent het: ‘algehele ongeïnteresseerdheid’, maar er zit meer achter. Italianen hebben van jongs af aan geleerd om zich vooral niet druk te maken om dingen die buiten de privé-sfeer liggen. Politiek, economie, milieu: tijdens het eten hebben ze er wel een mening over, maar als puntje bij paaltje komt halen ze er hun schouders over op. Het raakt hun persoonlijke leven immers niet. En dat is waar het Italië allemaal om draait: je relaties, je netwerk. Sociaal én zakelijk  

Verschillen

Italië is misschien wel het land met de meeste familiebedrijven ter wereld. Van groot tot klein zijn ondernemingen van elkaars hulp en klanten afhankelijk. Voor de goede orde: dat heeft niets te maken met corruptie, maar met cultuur en traditie. Grootschalige distributiecentra bestaan simpelweg niet. Ieder bedrijfje, iedere winkel koopt zijn spullen zelf in. Vandaar ook dat er zoveel beurzen in Italië worden georganiseerd.  

De schaalgrootte is één verschil tussen de handel in Nederland en Italië, maar er bestaan er natuurlijk meer. Italianen zijn bijvoorbeeld veel minder direct. ‘Misschien’ kan ‘misschien’ betekenen, maar ook ‘nee’. Niet omdat ze je om de tuin willen leiden, maar omdat té direct zijn als een vorm van onbeleefdheid wordt gezien. Het is belangrijk dat je dat in je achterhoofd houdt als je een onderhandeling ingaat.  

Zaken doen betekent in Italië: vrienden maken. De Nederlandse aanpak van ‘deal sluiten, contract tekenen en voor het eten weer thuis’ werkt daar niet. Neem de tijd voor je zakenpartners. Ga eens met ze eten, luister naar hun verhaal. Kom niet meteen op de proppen met hoe goed en goedkoop je product is, maar laat zien dat je oprecht geïnteresseerd in ze bent. Dat soort dingen zijn heel  belangrijk als je commercieel succesvol wilt zijn in Italië. 

Design

Nederland heeft een enorme voorsprong als het gaat om infrastructuur, zowel fysiek als logistiek. Tegelijkertijd onderschat men de innovatiekracht van Italië. Van buitenaf roepen we om het hardst dat er politiek en economisch niets verandert. Maar kijk eens wat er met Fiat is gebeurd! Een paar jaar geleden had de wereld dat bedrijf volledig opgegeven. En nu kunnen ze de productie van de nieuwe Fiat 500 amper aan. 

Het grootste Nederlandse succes in Italië is zonder meer het Dutch Design. Ik kom vaak Italianen tegen, ook op prominente posities, die zeggen: “Toch leuk dat er nog een land is dat mooie dingen kan ontwerpen!”. Dat is echt een ontdekking voor ze. Het is grappig om te zien dat Nederlanders en Italianen design net op een andere manier benaderen. Nederlands ontwerp is er vooral op gericht om een product mooier, aantrekkelijker te maken voor de consument, zodat hij er meer van koopt. Terwijl Italianen ontwerpen omdat ze zich goed willen voelen bij een product. Je moet ermee gezien willen worden, het moet iets toevoegen aan je persoonlijkheid. Op een of andere manier vullen die twee visies elkaar heel goed aan.  

Kansen

Grote Nederlandse bedrijven hebben inmiddels een stevige plek in Italië verworven. Hetzelfde geldt voor organisaties op het terrein van distributie en logistiek. Maar ik durf de stelling aan dat het midden- en kleinbedrijf commerciële kansen laat liggen in Italië. In de agribusiness bijvoorbeeld, waar men staat te springen om goede productinnovaties. Duurzaamheid is ook zo’n thema, want daar is Italië zeker geen voorloper in. Des te meer mogelijkheden liggen er voor Nederlandse bedrijven.   

Handelen met Italië is het niet zo moeilijk als het lijkt. Italianen zijn goede zakenmensen, ze staan open voor aantrekkelijke voorstellen en ideeën. Aan de andere kant gaat het er in Italië anders aan toe dan in Nederland. Daar moet je je wel bewust van zijn. Mijn advies? Zoek een partner in Italië waar je je goed bij voelt. Investeer daarin en zet samen iets op. Als je het jezelf makkelijk wilt maken, doe je hem een beetje na. Trek een mooi pak aan, ga met hem uit eten, leer wat van de taal. Dat soort tekenen van interesse wordt enorm gewaardeerd. En als het goed gaat, houd je er niet alleen een lucratieve deal, maar ook een goede vriendschap aan over.”

DIENSTVERLENER POLIEDRO HELPT ITALIAANSE BEDRIJVEN OP WEG

13 mrt

scannen0008.jpg 

Dit artikel is gepubliceerd in Italië in Bedrijf nr. 2 – 2008.

Vanuit een statig pand aan de Amsterdamse Herengracht bieden Femke Tjallema (42) en Cristina Campregher (45) allerhande commerciële diensten aan Italiaanse bedrijven en  internationale bedrijven met belangen in Italië. Oprichting, domicilie en boekhouding bijvoorbeeld, maar ook werving en selectie van personeel en tolk- en vertaalwerkzaamheden. Geen vraag is hen te gek. “We zeggen eigenlijk nooit nee.”

Na haar studie pedagogie vertrok Tjallema voor een jaar als au pair naar Desenzano Del Garda. Daar leerde ze niet alleen de taal vloeiend spreken, maar ontstond ook haar levenslange liefdesrelatie met Italië. Eenmaal terug in eigen land ging ze aan de slag als secretaresse bij Credito Italiano, waar ze de Italiaanse Campregher ontmoette. Toen Credito Italiano in 1996 haar deuren sloot, besloten de dames samen een bedrijf te beginnen. Dat werd Poliedro Services, een bureau dat een breed scala aan administratieve en personeelsdiensten biedt aan Italiaanse bedrijven in Nederland.

“In eerste instantie richtten we ons vooral op beurzen”, vertelt Campregher. “We leverden daarvoor  bijvoorbeeld Italiaans sprekende hostesses en tolken. Maar al snel klopte er een bedrijf bij ons aan met de vraag of we een domicilie – een geregistreerd adres – voor hen wilden regelen in Nederland. En of we dan meteen ook hun administratie konden verzorgen. Van het een kwam het ander. Inmiddels voeren we voor een groot aantal Italiaanse bedrijven het management en de administratie.” In Juli 2005 ontving Poliedro de licentie om officieel als trustkantoor te mogen werken.

Gaandeweg breidden Tjallema en Campregher hun dienstverlening verder uit. Vooral op het terrein van werving en selectie. Tjallema: “Vanwege ons grote netwerk vroegen steeds meer bedrijven of we hen konden helpen bij het vinden van gekwalificeerd, Italiaans sprekend personeel. Eerst was dat nog een extra service, maar ondertussen beslaan de werving- en selectieactiviteiten zo’n beetje de helft van ons bedrijf. Daarnaast verzorgen we ook nog tolk- en vertaalwerkzaamheden voor onze klanten.”

De eerste twee jaar deden Tjallema en Campregher alles samen, zo nodig ondersteund door freelancers. Maar in 2001 besloten ze hun bedrijf een niveau hoger te tillen. Ze startten een BV, gaven aandelen uit en namen twee personeelsleden in dienst: een  accountant die de boekhouding van de klanten doet en een collega die de werving en selectie coördineert. “Het was een spannende stap”, aldus Campregher, “zeker ook omdat het economisch gezien een moeilijke tijd was. In Italië was net een wet aangenomen die bedrijven moest stimuleren vooral dáár te blijven en niet hun heil in het buitenland te zoeken. Maar gelukkig bleef Nederland fiscaal aantrekkelijk genoeg om Italiaanse ondernemers hierheen te trekken.”

Sindsdien heeft de omzet van Poliedro alleen maar een stijgende lijn gekend. Dat komt volgens Tjallema vooral door de persoonlijke aanpak. “We zijn een relatief klein, maar wel zeer gespecialiseerd bedrijf. We kennen de Italiaanse markt door en door. Al onze klanten hebben één vast aanspreekpunt. En door de korte lijnen kunnen we snel werken. Een bedrijf dat vandaag een personeelsverzoek indient, heeft morgen een aantal CV’s op zijn bureau. Bovendien kunnen we onze klanten in het Italiaans te woord staan.”

Ambities voor de toekomst hebben Tjallema en Campregher genoeg. “We willen onze klantenportefeuille graag nog verder uitbouwen”, aldus Tjallema. “En misschien dat er ooit ook nog wel een dependance in Brussel komt, zodat we voor de Europese Commissie kunnen gaan werken. Want er wonen enorm veel Italianen in België!”

Voor meer informatie: http://www.poliedro.nl.

DE STOFFEN VAN BUSATTI

13 mrt

scannen0005.jpgscannen0006.jpg 

Dit artikel is gepubliceerd in De smaak van Italië, nr. 2 – 2008 

Goed verborgen tussen de Toscaanse heuvels, in het Middeleeuwse stadje Anghiari, ligt de weverij van de familie Busatti. Een paar jaar geleden dreigde de unieke fabriek – waar al sinds 1842 onafgebroken de meeste prachtige stoffen worden geproduceerd – haar deuren te moeten sluiten. De verouderde machines waren niet meer veilig genoeg. Maar de huidige directeur, Giovanni Sassolini, getrouwd met Paola Busatti, redde het bedrijf. Hij kwam op het lumineuze idee om zijn fabriek met de eeuwenoude weefgetouwen door de Europese Gemeenschap tot monument te laten verheffen, waardoor hij voor subsidie in aanmerking kwam.   

Busatti maakt al meer dan 150 jaar unieke stoffen uit wol, katoen en linnen in prachtige Toscaanse kleuren. De weverij van het familiebedrijf ligt middenin de geboortestreek van artistieke grootheden als  Piero della Francesca, Michelangelo en Guido Monaco (de uitvinder van het moderne notenschrift). En hoewel het stoffenatelier geen kunstzinnige pretenties kent, heeft men wel profijt van de ervaring van de mensen die al eeuwenlang met grote passie en vakmanschap in het gebied werken. In de loop van de jaren is het bedrijf gegroeid, maar het motto van de Busatti’s is altijd hetzelfde gebleven: trouw aan oorsprong, smaak en kwaliteit.  

Van bakkers naar wevers

Toen Napoleon in 1796 Italië binnenviel, brachten zijn soldaten allerlei spullen mee om het leger ‘in stijl’ te kunnen onderhouden. Onderdeel van de enorme uitzet waren de weefgetouwen, die werden gebruikt om de soldaten van nieuwe uniformen te voorzien. Nadat Napoleon in 1815 bij Waterloo was verslagen bleven de weefgetouwen achter. In de pakhuizen van de familie Busatti bijvoorbeeld, die zelf een succesvolle bakkerij hadden. Daar lagen ze onbenut, tot Mario Busatti in 1842 op het idee kwam op de weefgetouwen opnieuw in gebruik te nemen.  

Mario was een zeer vaardige ambachtsman die allerlei nieuwe weeftechnieken ontwikkelde. Zijn oom Gregorio reisde ondertussen door Europa, op zoek naar nieuwe stoffen. Zo kwam het dat men behalve lokale wol uit de Apennijnen ook stoffen van Frans linnen en Indiaas katoen begon te produceren. Een Engelse ‘lord’, op reis in Italië, raakte zo onder de indruk van de kwaliteit van de producten van Busatti dat hij ze aan de Engelse koning Edward aanraadde. Vanaf dat moment steeg de faam van het familiebedrijf snel. Tsaar Nicolaas II werd een belangrijke klant, net als zijn dochter Anastasia. Ook tegenwoordig heeft het bedrijf nog Koninklijke klanten. En onze eigen koningin Beatrix is beschermvrouwe van Busatti.  

In de eerste helft van de 20ste eeuw trouwde Francesca Busatti met een rijke man uit Florence, Cesare Sassolini. Samen kregen ze acht kinderen en bouwden ze het familiebedrijf verder uit. Tot het noodlot toesloeg en Cesare vlak na de Tweede Wereldoorlog stierf. Algemeen werd aangenomen dat dat het einde van Busatti zou betekenen. Hoe kon zo’n jonge weduwe met acht kleine kinderen het bedrijf alleen voortzetten? Maar Francesca’s genen waren schijnbaar van hetzelfde sterke materiaal geweven als die van haar voorvaders, want ze wist het bedrijf toch weer nieuw leven in te blazen. Sindsdien bloeit het als nooit tevoren.  

Puffende machines

“Een bezoek aan het atelier van Busatti is een ware belevenis”, vertelt fotograaf Laurence Delderfield die er bijgaande prachtige fotoreportage maakte. “Ik was in de veronderstelling dat de stoffen in een fabriek geproduceerd werden, maar op het opgegeven adres vond ik een 16e eeuws palazzo met een weinig opvallende winkel. Eenmaal binnen werd ik getroffen door de overweldigende hoeveelheid prachtige stoffen om me heen. Effen, geblokt, geborduurd, met kant; je weet amper waar je moet kijken, zoveel moois is er te zien. Het lijkt wel of je door een interieurtijdschrift wandelt.”  

Vol verbazing liet Delderfield zich vervolgens rondleiden door de fabrieksruimte onder de winkel. “Het is alsof je honderd jaar terug in de tijd gaat. Stokoude, stoffige machines die je tegenwoordig alleen nog in tekenfilms ziet staan er te grommen en te puffen. Weefgetouwen met schietspoelen weven het garen door de wol. Die techniek geeft de stoffen hun zeldzame soepelheid. De ‘nieuwste’ machine in de fabriek is zestig jaar oud, de meeste andere zijn nog veel langer in gebruik. Dat kan alleen omdat ze continu worden gerepareerd. Het onderhoud wordt gedaan door een vriendelijk, oud mannetje van in de tachtig. Als er een onderdeel kapot gaat, moet hij dat zelf namaken. Het weven van de stoffen  gebeurt door lokale vrouwen. Vooral in de winter, als er minder werk op de boerderijen in de buurt te doen is.”  

Delderfield had de eer tekst en uitleg te krijgen van de huidige baas van het bedrijf, Giovanni Sassolini, de jongste zoon van Francesca Busatti. “Boven de winkel bevinden zich een gastenverblijf en de werkruimte van Giovanni. In een van de elegante kamers, omringd door familieportretten van de Busatti’s en Sassolini’s, staat een prachtig oud bureau dat men de ‘de computer’ noemt. Decennialang werd daaraan de boekhouding gedaan. Voor elke dag van de maand was er een apart laatje, net als voor elke werkdag.” 

Sociaal

In de loop van de jaren is het ‘imperium’ van Busatti flink uitgebreid. Zo vervaardigt men behalve stoffen (voor gordijnen en meubels, badlinnen, bedlinnen en tafel- en keukenlinnen) tegenwoordig ook serviezen, glaswerk, bestek en tassen. Behalve in hun zes eigen winkels worden de producten op vijftien andere plaatsen in Italië en evenzoveel plekken in de rest van de wereld verkocht. Bovendien levert de familie aan tal van topklasse hotels. Recentelijk is het bedrijf zelfs leverancier geworden van het chique Londense warenhuis Harrods. Maar ondanks de groei is Busatti altijd een echt familiebedrijf gebleven. 

Delderfield: “Busatti is behalve een succesvol ook een heel sociaal bedrijf. De werknemers mogen in grote mate hun eigen werktijden bepalen en worden met respect en waardering behandeld. Niemand van de familie voelt zich te goed om in drukke tijden mee te helpen. Vandaar waarschijnlijk ook dat Aghiari nog steeds een bloeiend stadje is, in tegenstelling tot de dorpen in de omgeving die de afgelopen decennia zijn leeggelopen doordat jonge generaties naar de stad trokken.” 

Ondertussen blijft Busatti doen waar het al 165 jaar goed in is: het leveren van ambachtelijke stoffen van een uitzonderlijke kwaliteit. Om met baas Giovanni Sassolini te spreken: “Massaproductie laten we graag aan het verre oosten over. Bij ons is en blijft de klant koning. Hij krijgt een kwaliteitsproduct, op maat én met passie gemaakt. We zullen altijd mooie spullen blijven produceren voor mooie families. Want zonder mooie spullen geen mooi leven!”  

Meer informatie: http://www.busatti.com. Busatti wordt in Nederland vertegenwoordigd door Tinie van der Velt. Tel: De winkel, de fabriek en het hoofdkantoor van Busatti zijn te vinden aan de Via Mazzini 14 in Anghiari. Telefoon: (00 39) (0)575 788 013.

HOOIKOORTSALARM!

13 mrt

scannen0003.jpgscannen0004.jpg 

Dit artikel is gepubliceerd in Margriet nr. 11 – 7 maart 2008. 

Lekker, lente! Maar voor wie last heeft van hooikoorts betekent het ontluikende voorjaar ook het begin van een periode van niezen, snotteren, tranende en jeukende ogen. Wat is hooikoorts nu eigenlijk precies? Kan iedereen er last van krijgen? En vooral ook: wat kun je ertegen doen? Dr. Ingrid Terreehorst, internist-allergoloog van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC), geeft antwoord.  

Wat is hooikoorts?

Hooikoorts is een allergische reactie van het lichaam op pollen (stuifmeel) van sommige grassen, planten en bomen. Het afweermechanisme reageert op de – in principe onschadelijke – stoffen in de pollen. Daarbij komt een stof vrij (histamine), die klachten als een loopneus en jeukende ogen veroorzaakt.  

Waar komt de term ‘hooikoorts’ vandaan?

De Engelse dokter John Bostock bedacht in 1928 de naam hooikoorts. Het viel hem op dat de aandoening waar hij zelf last van had, altijd samenviel met de hooitijd (in augustus). Toen hij als gevolg van zijn neus- en oogklachten bovendien een koortsig gevoel kreeg, was de naam hayfever (hooikoorts) snel gevonden. Overigens is de naam slecht gekozen, want hooikoorts heeft weinig met hooi en niets met koorts te maken.  

Hoeveel mensen hebben last van hooikoorts?

Ongeveer 15 tot 20% van alle Nederlanders krijgt tijdens zijn leven last van hooikoorts. Overigens zijn dat er veel meer dan zo’n 30 of 40 jaar geleden. Toen lag dat percentage rond de 5%. Die snelle stijging komt  mogelijk doordat we als kind steeds lang niet zo veel infectieziekten (zoals hepatitis A en mazelen) krijgen als vroeger. Het afweersysteem wordt als het ware slechter getraind: het leert minder goed wanneer het moet aanvallen en wanneer niet. Met als gevolg dat het ook onschuldige indringers als pollen te lijf gaat. 

Kan iedereen hooikoorts krijgen?

Dat hangt er vanaf of je er aanleg voor hebt. Allergieën zijn erfelijk. Dat betekent dat als een van je ouders hooikoorts heeft, de kans rond de 35% is dat jij het ook krijgt. Tot nu toe kan men nog niet voorspellen welke baby later hooikoorts zal krijgen en welke niet. Het verhaal doet de ronde dat kinderen die in het voorjaar zijn geboren meer kans op hooikoorts hebben, maar daar is geen goed bewijs voor. Vrouwen lijden iets vaker aan hooikoorts dan mannen, maar dat verschil is niet heel groot.  

Wat is de gemiddelde leeftijd waarop iemand hooikoorts krijgt?

Vroeger kregen de meeste mensen hooikoorts tussen hun 15e en 25ste, maar tegenwoordig zijn er ook al basisschoolkinderen met ernstige hooikoortsklachten. 

Veroorzaken alle bomen en planten hooikoorts?

Nee. Om zich te kunnen voortplanten moeten planten en bomen hun pollen verspreiden. Bij sommige gewassen gebeurt dat door insecten, bij andere door de wind. Die ‘windbestuivende’ planten en bomen – zoals de berk, de bijvoet (een soort onkruid) en verschillende grassen – zijn de belangrijkste veroorzakers van hooikoorts.  

In welke maanden zijn de klachten het ergst?

Hooikoortsklachten kunnen van eind januari/begin februari tot en met augustus/september voorkomen. In die tijd bloeien de planten en bomen die hun pollen via de wind verspreiden. De meeste gewassen bloeien gedurende één tot drie maanden. Maar omdat veel mensen voor meerdere soorten pollen allergisch zijn, duurt de periode met klachten vaak lang. Op de site van het Leids Universitair Medisch Centrum (www.lumc.nl) vindt u een pollenkalender waarin staat aangegeven welke pollen wanneer klachten veroorzaken. 

Welke ander factoren kunnen invloed hebben op hooikoorts?

Behalve het seizoen hebben verschillende andere factoren invloed op het ontstaan van hooikoorts. De weersomstandigheden spelen een belangrijke rol. Bij zonnig, droog weer komen meer planten in bloei en is de hoeveelheid stuifmeel in de lucht vaak hoger. Tijdens een flinke regenbui neemt de hoeveelheid stuifmeel juist sterk af. De lucht wordt dan als het ware schoongespoeld. Daarom is regenachtig weer voor mensen met hooikoorts juist ‘mooi’ weer. Een andere factor is het moment van de dag. ‘s Ochtends vroeg is er meestal minder stuifmeel in de lucht dan ’s middags en ’s avonds. Aan de kust is er – vooral bij westen- en noordenwind – weinig stuifmeel in de lucht aanwezig. Op het platteland en in natuurgebieden is de concentratie stuifmeel juist hoog. Dat geldt ook voor de omgeving van drukke autowegen.  

Kun je hooikoorts krijgen van het eten van fruit of van andere etenswaren?

Nee. Wel is het zo dat als je overgevoelig bent voor pollen, je meer kans hebt om ook een voedselallergie te ontwikkelen. Dat komt omdat de eiwitten in voedingsmiddelen sterk lijken op de eiwitten in pollen van berken, gras of bijvoet. 

Wat zijn typische hooikoortsklachten?

Hooikoorts gaat meestal gepaard met neus- en oogklachten. De neusklachten lijken in het begin op een neusverkoudheid die steeds erger wordt. Typische neusklachten zijn jeuk, niezen, snotteren, een verstopte neus en slijm dat van de neus in de keel zakt. Bij oogklachten jeuken de ogen, voelen ze branderig aan en tranen ze voortdurend. Ook rode, gezwollen ogen zijn een kenmerkend verschijnsel van hooikoorts.  

Hoe kan het dat sommige mensen in de zomer continu last hebben van hooikoorts en anderen maar af en toe?

Sommige mensen zijn heel erg gevoelig voor een bepaald pollen, andere maar een beetje. De mate van gevoeligheid bepaalt of je er vaak of maar af en toe last van hebt.  

Zijn er ook mensen die het hele jaar door last hebben van hooikoorts?

Hooikoorts doet zich voor tussen januari en september. Wel zijn sommige mensen behalve voor pollen óók allergisch voor huisstofmijt. Huisstofmijtallergie is op zijn ergst tussen september en december en geeft vrijwel dezelfde klachten als hooikoorts. Ben je allergisch voor gras, bomen én huisstofmijt, dan heb je dus bijna het hele jaar door last.  

Kun je zulke ernstige klachten hebben dat ze een gevaar vormen voor je gezondheid?

Hooikoorts is geen levensbedreigende aandoening. Wel kunnen de klachten soms zo heftig zijn dat patiënten er tijdelijk niet of minder goed door kunnen werken. Kinderen met ernstige hooikoortsklachten presteren dikwijls minder goed op school. Bovendien zijn mensen met hooikoorts vaak gevoeliger voor prikkels als sigarettenrook, mist of parfum. De gevoeligheid daarvoor blijft meestal bestaan, ook nadat de hooikoorts is verdwenen.  

Kan je van hooikoorts astma krijgen?

Je kunt van hooikoorts geen astma krijgen, maar er is wel een verband tussen de twee. Heb je aanleg om hooikoorts te krijgen, dan is de kans aanwezig dat je ook aanleg hebt voor astma. Beiden zijn immers een uitingsvorm van allergie. Mensen die astma hebben kunnen in het pollenseizoen merken dat hun aandoening verergert.  

Wanneer moet je met hooikoortsklachten naar de huisarts?

Als de klachten hinderlijk voor je worden, kun je er het beste mee naar de huisarts gaan.  

Hoe wordt de diagnose voor hooikoorts gesteld?

Er zijn twee manieren om vast te stellen of iemand hooikoorts heeft en zo ja, voor de pollen van welke plant of boom. De eerste is door middel van bloedonderzoek. Een andere methode is een huidtest, waarbij een klein beetje extract van bijvoorbeeld gras of berk op de onderarm wordt gedruppeld. Vervolgens wordt door de druppel een klein gaatje in de huid geprikt. Ontstaat er binnen 20 minuten een bultje met roodheid op de plek van het prikje, dan is de persoon in kwestie gevoelig voor die vorm van pollen.  

Is hooikoorts te genezen?

Hooikoorts valt goed te behandelen met medicijnen maar daarmee genees je het niet. Wel kan met zogenaamde immunotherapie (zie verderop) iets aan de oorzaak worden gedaan. 

Met wat voor medicatie kun je hooikoorts behandelen?

Hooikoorts wordt bestreden met diverse soorten medicijnen: antihistaminica, cromoglicaten en ontstekingsremmende medicijnen.

Antihistaminica remmen de werking van de stof die de hooikoortsklachten veroorzaakt (histamine) af. De meest antihistaminica zijn alleen op doktersrecept verkrijgbaar, maar sommige kun je ook zonder recept kopen bij de apotheek of drogist. Ze zijn er in de vorm van tabletten, oogdruppels en een neusspray.

Cromoglicaten zorgen ervoor dat de cellen die betrokken zijn bij de allergische klachten minder snel reageren. Zij kunnen ook de klachten van neus en ogen verzachten.

Ontstekingsremmende medicijnen (corticosteroiden) worden vooral voorgeschreven in de vorm neusspray. Soms worden ze ook gebruikt als er sprake is van ernstige oogklachten. Corticosteroiden  zijn erop gericht om klachten als neusverstopping en een loopneus te behandelen. De ontstekingsremmende neusspray werkt het beste bij dagelijks toepassing, terwijl antihistaminica en cromoglicaten alleen zo nodig gebruikt worden.Welke (combinatie van) medicijnen voor u het beste werkt hangt af van de aard en heftigheid van de klachten. Vraag bij aanhoudende klachten uw huisarts om advies.  

Klopt het dat sommige antihistaminica vervelende bijwerkingen hebben, zoals sufheid en gebrek aan concentratievermogen?

Dat was vroeger het geval. De bijwerkingen van de nieuwe generatie hooikoortsmedicijnen zijn aanzienlijk minder.  

Zijn er nog andere behandelmethodes?

Als behandeling met medicijnen onvoldoende helpt, kan men overgaan tot zogenaamde immunotherapie. Deze vorm van therapie is erop gericht mensen met ernstige hooikoortsklachten minder gevoelig te maken voor pollen. Dat gebeurt door een patiënt gedurende een aantal jaren regelmatig met pollen te injecteren. Na een kuur hebben veel patiënten – naar schatting zo’n 70 tot 80% – duidelijk minder klachten en hebben ze minder medicijnen nodig.  

Kan hooikoorts ook vanzelf overgaan?

De meeste mensen groeien vanzelf over hooikoorts heen. Bij een derde van de patiënten gebeurt dat binnen tien jaar. De overige hebben korter of juist veel langer klachten.  

Kan het geven van borstvoeding hooikoorts bij een kind voorkomen?

Nee. Borstvoeding kan het ontstaan van klachten mogelijk uitstellen. Maar als je een erfelijke aanleg hebt voor hooikoorts, astma of eczeem kan borstvoeding die niet ongedaan maken.  

Heeft het zin om je weerstand te verhogen, bijvoorbeeld door extra vitamines of speciale  zuivelproducten met melkzuurbacteriën te gebruiken?

Zolang je gezond leeft – goede voeding, regelmatig bewegen etc. – is het niet nodig om dat soort toevoegingen te gebruiken.   

<Kader: Belangrijkste veroorzakers>

De belangrijkste veroorzakers van hooikoorts zijn berken, grassen en bijvoet.

  • Berken bloeien al vroeg in het voorjaar en zorgen daarom vaak voor de eerste verschijnselen van hooikoorts. Een berk is eenvoudig te herkennen aan zijn witte stam. Als berken bloeien, hangen er aan het einde van de takken gele katjes, waaruit door de wind het stuifmeel weg wordt geblazen.
  • Gras is de belangrijkste veroorzaker van hooikoorts. Die meeste grassen bloeien tussen begin mei en augustus.
  • Bijvoet is een kruid dat met name te vinden is langs weg- en waterkanten en op braakliggend terrein. De plant kan ruim een meter hoog worden en is te herkennen aan de rijke vertakkingen en de kleine, gele bloemen. Bijvoet bloeit laat in de zomer, met augustus als piekperiode. De bloei van de bijvoet sluit voor veel mensen de hooikoortsperiode af.

 <Kader: Hooikoortsberichten>

Het  Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) verzorgt van mei tot augustus op de radio (na het nieuws van hlaf zes op Radio1) en op teletekst dagelijks een hooikoortsbericht. Dit bericht geeft een voorspelling van de te verwachten weerssituatie voor hooikoortspatiënten en wel in de termen gunstig, niet zo gunstig of ongunstig. Op de website van het LUMC, http://www.lumc.nl, wordt bovendien van dag tot dag bijgehouden hoeveel pollen van welke plantensoort er in de lucht zijn.  

<Kader: Tips>

Hooikoorts is niet te voorkomen, maar er zijn wel dingen die je kunt doen om de klachten tot een minimum te beperken.  

Last van uw ogen

  • Heeft u jeuk aan uw ogen, wrijf er dan niet in, dat verergert de klachten alleen maar.
  • Draag buitenshuis een zonnebril. Die beschermt uw ogen tegen pollen.

 Er op uit

  • Check de hooikoortsverwachting op radio of teletekst voor u er op uit gaat .
  • Houd de ramen van uw auto zoveel mogelijk dicht. Rond drukke autowegen zweven er meer pollen in de lucht.
  • Ga op warme, droge zomerdagen niet naar het platteland. Daar zitten vaak drie tot vijf keer zoveel pollen in de lucht als in de stad.
  • Ga bij voorkeur ’s ochtends vroeg op pad. Dan zitten er minder pollen in de lucht dan ’s middags en ’s avonds.
  • De website http://www.polleninfo.org geeft Engels- en Duitstalige informatie over pollen per land in Europa.

 Binnenshuis

  • Houd de slaapkamer stofvrij en houd de ramen van de slaapkamer overdag gesloten. Met open ramen slapen is geen probleem, want ’s nachts is het aantal pollen in de lucht aanzienlijk lager dan overdag.
  • Maai niet zelf het gras, maar laat een ander dat doen.
  • Droog de was niet buiten. Pollen kunnen zich ook in kleding nestelen.

 <Kader: Homeopathische behandeling van hooikoorts>

Behalve met reguliere medicijnen kan hooikoorts ook met homeopathische geneesmiddelen worden behandeld. Homeopathie is een natuurlijke geneeswijze. Dat wil zeggen dat het zelfgenezend vermogen van de mens met op natuurlijke wijze met homeopathische geneesmiddelen wordt gestimuleerd en versterkt.

“Als een patiënt bij mij komt, houd ik allereerst een intakegesprek van anderhalf uur”, zegt homeopaat Martin de Munck, woordvoerder van de Nederlandse Vereniging van Klassiek Homeopaten (NVKH). “In dat gesprek luister ik naar de klachten, bijvoorbeeld klachten die te maken hebben met hooikoorts. Maar daarmee ben ik nog niet klaar. Als me duidelijk is wat de kwaal is, kijk ik onder meer naar de oorzaak van het ontstaan. Ik vraag naar mentale en emotionele kenmerken. Waarom krijgt die persoon juist die aandoening? Welke factoren hebben invloed op de klachten? Aan de hand van het totale beeld ga ik op zoek naar de juiste medicatie. Voor de behandeling van hooikoorts heb ik de keus uit wel 112 verschillende middelen. De aard van de klachten en de specifieke kenmerken van de patiënt bepalen tezamen welk middel voor hem of haar het meest geschikt is.”

En hoe zit het dan met de homeopathische producten tegen hooikoorts die je bij drogist of apotheek kunt kopen? In dat geval worden bijvoorbeeld een aantal van de 112 homeopathische middelen die bij hooikoorts kunnen helpen gemengd in één flesje. Als je geluk hebt zit het middel dat voor jou goed werkt daar ook bij. “Samengestelde middelen zijn een prima optie”, zegt De Munck, “maar bedenk wel dat het een schot losse hagel is en dikwijls slechts een tijdelijke oplossing. Heeft die niet het gewenste resultaat, dan is het goed in overleg met een homeopaat tot een meer verfijnde aanpak te komen.”