HET LAATSTE NIEUWS OVER ALZHEIMER

11 mrt

Gepubliceerd in ANBO Magazine nr. 1 – 2011.

De kranten wisten het een half jaar geleden zeker: vitamine B zou de kans op Alzheimer aanzienlijk verkleinen! Vals sentiment of een sprankje hoop? Philip Scheltens, hoogleraar cognitieve neurologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en directeur van het Alzheimer Centrum aldaar, maakt de balans op van de nieuwste onderzoeken naar Alzheimer.

Het bericht over de invloed van vitamine B was niet het eerste ‘wondernieuws’ over Alzheimer. Kruiswoordpuzzels maken, een mediterraan dieet, dagelijks sporten en geregeld een glaasje wijn: allemaal zouden ze bijdragen aan een tragere ontwikkeling of zelfs het voorkomen van de gevreesde ziekte. De ‘leefstijladviezen’ worden afgewisseld met mededelingen dat onderzoek zus of experiment zo ons misschien wel een klein stapje dichterbij de genezing van Alzheimer heeft gebracht. Wordt er echt belangrijke vooruitgang geboekt, of zijn het slechts zoethoudertjes?

“Om maar met de deur in huis te vallen: voorlopig kunnen we Alzheimer zeker nog niet genezen”, zegt Philip Scheltens. “Dat komt omdat we pas de laatste jaren een beetje beginnen te begrijpen hoe de ziekte werkt. Zonder die kennis was het lastig zoeken naar een oplossing.”

Met het onderzoek naar Alzheimer zijn we volgens Scheltens nu, waar we als twintig jaar gelden met het kankeronderzoek stonden. Dat wil zeggen: er is nog geen geneesmiddel, maar er wordt heel hard aan gewerkt. Dat moet ook wel, want het aantal Alzheimerpatiënten stijgt schrikbarend snel. Binnen veertig jaar is dat in Nederland verdubbeld tot een half miljoen.

Gelukkig is het niet alleen maar somberheid wat de klok slaat. “De afgelopen decennia hebben we flinke stappen vooruit gezet”, zegt Scheltens. “Bijvoorbeeld met medicijnen die geheugenproblemen verminderen. Verder wordt er hard gewerkt aan een vaccin, dat moet voorkomen dat de ziekte überhaupt tot ontwikkeling komt. Het beste nieuws is op dit moment te melden over de diagnose van Alzheimer: die kunnen we steeds eerder stellen.”

Diagnostische technieken

Tot enkele jaren geleden konden dokters alleen bepalen of iemand Alzheimer had op basis van de  waarnemingen die bij lichamelijk en psychologisch onderzoek werden gedaan. Hard bewijs voor de ziekte was er alleen na het overlijden, als in de hersenen ophopingen werden gevonden van bepaalde eiwitten die kenmerkend zijn voor Alzheimer. Die ‘plaques’ zorgen ervoor dat informatie minder goed tussen hersencellen kan worden overgedragen.

“Een diagnose stellen enkel aan de hand van wat je aan de buitenkant ziet kan lastig zijn”, vertelt Scheltens. “Er zijn namelijk verschillende hersenziektes die dezelfde klachten kunnen geven. Andersom kan één hersenziekte zich soms op heel verschillende manieren uiten.”

Met dat in het achterhoofd, en om beter te begrijpen hoe de ziekte zich ontwikkelt, hebben onderzoekers de laatste jaren hard gewerkt aan het ontwikkelen van testen, waarmee Alzheimer onomstotelijk kan worden vastgesteld.

“De beste methode die we nu hebben is het afnemen van wat hersenvocht via een ruggenprik”, zegt Scheltens. “Vervolgens kijken we of daar Alzheimer-eiwitten inzitten. Zo ja, dan weten we zeker dat de patiënt de ziekte heeft, of gaat krijgen. Want dat is het bijzondere van deze diagnostische test: je kunt de afwijkingen in het hersenvocht al opsporen, nog voordat iemand klachten heeft.”

Scheltens krijgt vaak de vraag of het hersenvochtonderzoek het nieuwe uitstrijkje of de nieuwe mammografie wordt. Daar lijkt het voorlopig niet op.

“Het is belastend onderzoek”, legt hij uit, “dat alleen door een neuroloog in het ziekenhuis kan worden uitgevoerd. Voor de behandeling maakt de uitslag bovendien meestal niet uit, want genezen kunnen we de ziekte niet. Vandaar dat de test nu alleen wordt toegepast, als een arts ernstig twijfelt over de diagnose.”

Vaststellen of iemand aan Alzheimer leidt nog voordat hij klachten heeft, kan sinds kort ook met een andere techniek, de PET-scan. De patiënt krijgt een kleine hoeveelheid radioactieve stof ingespoten. Die hecht zich vast aan de Alzheimer-eiwitten in de hersenen. Vervolgens worden er met een speciale scanner afbeeldingen van het hoofd gemaakt. De radioactieve stof licht op, zodat precies is in kaart te brengen waar de grootste problemen zitten en hoe die zich ontwikkelen, iets wat met een hersenvochttest niet kan. Bovendien kun je met een PET-scan zien of medicijnen effect hebben of niet.

Op dit moment wordt de PET-scan bij Alzheimer uitsluitend in onderzoeksverband gebruikt. Vanwege de ingewikkelde techniek kan dat vooralsnog alleen maar in het VUmc in Amsterdam. Maar Scheltens verwacht dat de methode binnen een paar jaar op meer plekken in Nederland wordt toegepast. “Vroege diagnose leert ons veel over hoe de ziekte werkt. Maar we kunnen patiënten er nu nog niet beter door helpen. Dat wordt anders, als er een medicijn is dat de ontwikkeling van de ziekte remt of zelfs voorkomt. Dan geldt: hoe eerder je erbij bent, hoe beter. Zodra we een geneesmiddel hebben, zal het gebruik van zowel de hersenvochttest als de PET-scan dus een enorme vlucht nemen.”

Om hersenvocht af te nemen en een PET-scan te doen, heb je specialisten nodig. Dat is duur en tijdrovend. Vandaar dat onderzoekers over de hele wereld hard op zoek zijn naar een bloedtest waarmee Alzheimer kan worden aangetoond. Scheltens hoopt dat zo’n test, die bovendien minder belastend is voor de patiënt, binnen vijf à tien jaar op de markt is.

Behandeling

Sinds 1998 zijn er enkele medicijnen op de markt, die het voor het brein makkelijker maken om boodschappen van de ene hersencel naar de andere over te brengen. Ze pakken de oorzaak van Alzheimer niet aan, maar bestrijden de klachten die bij de ziekte horen.

Ongeveer de helft van de  Alzheimerpatienten ervaart door de medicatie een verbetering in zijn geestelijke vermogen (denken, praten, herinneren) en dagelijks functioneren (koken, bellen, wandelen). De andere helft merkt geen verschil. Vooraf is niet te voorspellen wie baat de middelen heeft en wie niet.

“Alzheimer is voor de buitenwereld pas duidelijk waarneembaar, als er al veel schade in de hersenen is opgetreden”, zegt Scheltens. “In de meeste gevallen kun je dan weinig meer doen. Met medicijnen zijn de symptomen wat te verlichten, maar het verlies in onomkeerbaar. Beschadigd of verdwenen hersenweefsel herstellen lukt simpelweg niet.”

Vandaar dat met man en macht wordt gezocht naar een middel dat de ontwikkeling van de Alzheimer-eiwitten – en daarmee van de schadelijke effecten van de ziekte – al in een vroeg stadium stopt. “We richten onze pijlen vooral op het toedienen van antistoffen”, vertelt Scheltens. “Die breken de eiwitten af, voordat ze kwaad kunnen doen. Of je de ziekte daar voor altijd mee kunt stoppen weten we nog niet, maar waarschijnlijk kun je het voortschrijden ervan zo in ieder geval flink vertragen.”

De antistoffen waar hij over spreekt zijn al vergevorderd. Sterker nog, ze worden momenteel wereldwijd op duizenden Alzheimerpatiënten getest. Naar verwachting in 2014 worden de eerste onderzoeksresultaten gepubliceerd. Dan zal blijken of ze echt werken.

“Zo ja, dan gaat de behandeling van Alzheimer er totaal anders uit zien”, verwacht Scheltens. “Patiënten krijgen de antistoffen in het ziekenhuis via een infuus toegediend, net als met chemotherapie. Dat moet elke paar maanden worden herhaald. Tussendoor wordt er regelmatig een MRI-of PET-scan van de hersenen gemaakt, om te beoordelen of het medicijn zijn werk goed doet. Nu nog wordt Alzheimer vaak nog begeleid door mensen van de plaatselijke GGZ. Straks verplaatst de behandeling zich naar het ziekenhuis.”

Het is hoopgevend dat het onderzoek naar antistoffen al in zo’n vergevorderd stadium is. Toch durft Scheltens geen uitspraak te doen over de slagingskans ervan. “Ik heb de afgelopen tien jaar al teveel onderzoeken vlak voor de finish zien foutlopen”, zegt hij. “Maar of het nu over vijf of over vijftien jaar is, een geneesmiddel tegen Alzheimer komt er.”

Vaccin

Er is nog een andere manier waarop onderzoekers proberen met antistoffen Alzheimer te bestrijden, te weten in de vorm van een vaccin. Iemand krijgt een klein beetje verzwakt Alzheimer-eiwit toegediend, waarna het lichaam zelf antistoffen tegen de ziekte aanmaakt. Waarschijnlijk moet zo’n vaccinatie drie of vier maal worden herhaald om langdurig te blijven werken.

Het is niet de eerste keer dat er met een vaccin tegen Alzheimer wordt geëxperimenteerd. Een aantal jaren geleden liep dat dramatisch mis: patiënten kregen een ontsteking in hun hersenen, waarna ze stierven. Toch wordt er verder gezocht, omdat het voorkomen of vroeg de kop indrukken van Alzheimer op de lange duur de enige oplossing lijkt te zijn.

“Het huidige vaccin is veel minder sterk dan het vorige”, aldus Scheltens. “Tot nu toe zijn de resultaten goed. Het onderzoek is in dezelfde fase als dat naar de antistoffen die van buitenaf worden toegediend. Kortom: het vaccin wordt momenteel wereldwijd op grote groepen mensen getest. Ook hiervan verwachten we in 2014 de eerste resultaten.”

Het is natuurlijk speculeren, maar het zou volgens Scheltens best kunnen dat mensen met een verhoogd risico op Alzheimer, of misschien zelfs iedereen, straks tegen de ziekte wordt ingeënt. “Ik zal er niet van opkijken als je over tien jaar niet alleen voor een griepprik naar de huisarts gaat, maar ook voor een Alzheimerprik.”

Feit blijft wel, dat zowel de behandeling met antistoffen als het vaccin alleen werken als je er heel vroeg bij bent. Voor de mensen die nu Alzheimer hebben of het de komende jaren krijgen, zullen de nieuwe behandelingen dus geen uitkomst bieden.

Voedingssupplementen

In de tussentijd is er wellicht goed nieuws te melden over het positieve effect van bepaalde voedingssupplementen op de ziekteverschijnselen. Sinds een aantal jaren doet het VU Alzheimer Centrum daar samen met Nutricia en universiteiten in onder andere Duitsland en de Verenigde Staten onderzoek naar.

“We testen de uitwerking van een mix van onder andere omega-3- en 6-vetzuren, verschillende vitamine B’s en foliumzuur op Alzheimer-klachten”, vertelt Scheltens. “Al die voedingsstoffen worden in een hoge dosis tot een drankje gemengd, Danone Souvenaid. Daarvan zouden mensen met milde verschijnselen van Alzheimer dan 125 milliliter per dag moeten drinken.”

In de loop van 2011 worden de uitkomsten van een groot internationaal onderzoek naar Souvenaid gepubliceerd. Als die positief zijn, wordt het drankje vast snel op de markt gebracht. Overigens zal het dan niet bij een drogist  te koop zijn. Onder andere vanwege de hoge concentraties moet het door een arts worden voorgeschreven.

Tot nu toe is er volgens Scheltens wereldwijd vooral onderzoek gedaan naar de effecten van afzonderlijke vitamines en voedingsstoffen op Alzheimer. Daar kwam nooit veel uit. Je lijkt ze echt in combinatie te moeten nemen om een verschil te merken. Maar hoe zit het dan met de recente berichten van de Universiteit van Oxford over het positieve effect van vitamine B?

“Bij dat onderzoek is niet de vermindering van klachten onderzocht, zoals wij met Nutricia doen”, weet Scheltens, “maar de afname van de afbraak van hersenweefsel. Bij Alzheimer verlies je gemiddeld zo’n 2 tot 4% herseninhoud per jaar. Uit het Engelse onderzoek blijkt dat vitamine B6, B11 en B12 dat proces zouden kunnen vertragen. Het bevestigt de krachtige werking van sommige vitamines op de hersenen.”

Toch heeft het volgens hem geen zin om, in afwachting van speciale Alzheimer-supplementen, alvast heel veel vitamine B of omegavetzuren te gaan slikken. “De juiste combinatie en hoeveelheid kun je niet met wat pillen van de drogist nabootsen. Daar is de samenstelling te ingewikkeld voor.”

Iets wat we wél alvast kunnen doen, is dagelijks een glaasje alcohol drinken. Hoe het precies zit weten onderzoekers niet, maar inmiddels staat vast dat dat de kans op Alzheimer iets vermindert. “Een percentage durf ik er niet aan te hangen”, zegt Scheltens. “Maar een glas wijn per dag voor vrouwen en twee voor mannen verlaagt het risico zeker een beetje. Verder is het belangrijk om gevarieerd te eten, met veel verse groeten en fruit, noten en olijfolie. Liever niet teveel rood vlees, en juist wel veel vis. Een mediterraan dieet kortom. Ook daarvan is duidelijk dat het de kans op Alzheimer enigszins verkleint.”

Leefstijl

Onlangs verscheen het bericht in de krant dat tweetalige mensen minder snel Alzheimer zouden krijgen. Is hersentraining ook een doeltreffende vorm van preventie?

“Alleen als je het van jongs af aan doet”, meent Scheltens. “Hoogopgeleide mensen hebben minder kans op Alzheimer dan laagopgeleide. Dat heeft ermee te maken, dat zij meer reservecapaciteit in hun hersenen opbouwen. Valt er een functie uit, dan kunnen zij die makkelijker compenseren. Hetzelfde geldt misschien voor mensen die hun hele leven regelmatig meerdere talen spreken.”

Anders gezegd: jezelf levenlang geestelijk uitdagen is zeker goed; dat zorgt voor extra verbindingen in het brein en maakt het flexibel. Dan gaat het overigens niet alleen om moeilijk boeken lezen of kruiswoordpuzzels oplossen, maar bijvoorbeeld ook om sociaal actief te zijn. Contacten met anderen stimuleren de hersencellen namelijk net zo goed. Op je 60ste dagelijks breintraining gaan doen, in de hoop daarmee Alzheimer af te wenden, heeft echter geen zin.

Net als geestelijke uitdaging is ook lichamelijke inspanning goed voor het brein. “We weten al een tijdje dat er een verband is tussen bewegen en hersenwerking”, zegt Scheltens. “Uit Australisch onderzoek is bijvoorbeeld gebleken dat gezonde ouderen die drie keer per week minstens 20 minuten wandelen beter scoren op geheugentestjes dan ouderen die niets doen. Bij demente mensen is het positieve effect van bewegen tot nu toe niet hard aangetoond, waarschijnlijk omdat de schade in hun hersenen al te groot is. Vandaar dat we nu onderzoek doen bij patiënten in het beginstadium van de ziekte. We laten ze dagelijks een trainingsprogramma volgen. Mogelijk dat dat de ontwikkeling van de ziekte kan remmen.”

Dat bewegen effect heeft op Alzheimer heeft mag dan nog niet onomstotelijk vaststaan, het

tegenovergestelde is wel bewezen: passiviteit is slecht voor het brein. “Het is nog te vroeg om nu al een concreet advies te formuleren over bewegen als vorm van preventie tegen Alzheimer”, besluit Scheltens. “Maar iets doen is zeker beter dan niets doen. Hoe langer je actief blijft, zowel lichamelijk als geestelijk, hoe gezonder het is.”

[Kader]

Cijfers

  • In Nederland lijden ruim 235.000 mensen aan dementie. Naar schatting is bij meer dan 100.000 Nederlanders de diagnose nog niet gesteld. Zij lijden aan dementie, maar weten het (nog) niet.
  • De kans op dementie neemt sterk toe met de leeftijd. Eén op de tien 65-plussers heeft dementie. Van de 80-plussers zijn dat er twee op de tien en van de 90-plussers zelfs vier op de tien.
  • Als gevolg van de vergrijzing zal het aantal dementiepatiënten de komende veertig jaar meer dan verdubbelen naar een half miljoen.
  • Hoewel dementie een ‘ouderdomsziekte’ is, komt het ook onder mensen van middelbare leeftijd voor. Zo’n 5% van de patiënten – 12.000 – is jonger dan 65.
  • Gemiddeld duurt de ziekte acht jaar, waarvan patiënten er gemiddeld zes thuis wonen. Bij mensen die jong dement worden gaat het ziekteproces extra snel.

Plaats een reactie