Tag Archives: sekseverschillen

MANNEN EN VROUWEN ZIJN ANDERS

26 nov

Radar man vrouw

Gepubliceerd in Radar+, najaar 2015.

De een heeft een piemel, de ander borsten, zoveel is duidelijk. Maar er zijn veel meer (onzichtbare) verschillen tussen mannen en vrouwen dan het geslacht en de geijkte communicatieproblemen. Vijf seksedeskundigen geven tekst en uitleg.

Socioloog en voormalig emeritushoogleraar emancipatievraagstukken prof.dr.ir. Iteke Weeda:

“Het heeft weinig zin om over verschillen tussen mannen en vrouwen te praten. Daarmee suggereer je immers dat de een zus is en de ander zo. De werkelijkheid is echter niet zo zwart-wit. Je hebt heel mannelijke vrouwen, heel vrouwelijke vrouwen en alles ertussenin. Voor mannen geldt precies hetzelfde. Vandaar dat ik het liever over verschillen in mannelijkheid en vrouwelijkheid heb. Ieder mens heeft een unieke mix van beide kwaliteiten in zich. Hoe die mix uitpakt, bepaalt voor een groot deel ons doen en laten, en hoe we met elkaar omgaan.

Simpel gezegd is het mannelijke in de mens oplossingsgericht en wil scoren. Het vrouwelijke deel wil praten en een band creëren. Beide hebben we nodig, in onszelf, maar ook als maatschappij. Als er alleen maar mannelijke energie zou zijn, werd het een kille boel. En met alleen maar vrouwelijke energie kwamen we nooit tot een besluit.

Van nature gaan we uit van onze eigen werkelijkheid. We denken dus dat anderen net zo denken en kijken als wij. Ook de mensen van het andere geslacht. En daar gaat het in de communicatie vaak mis. De meest gehoorde klacht van vrouwen (en vrouwelijke mannen) is dat mannen niet luisteren. Onzin, dat doen ze wel, maar op een andere manier. Ze zien een gesprek als een spel. Als een vrouw een praatje aanknoopt, neemt een man het initiatief dus graag over en gaat met het onderwerp aan de haal. Zij voelt zich dan niet gehoord, hij snapt niet waarom zij opeens zo afstandelijk doet. Voor je het weet is uit zo’n misverstand een ruzie of verwijdering geboren. Mijn advies is dan ook: wees je er bewust van dat je gesprekspartner dingen misschien anders interpreteert. Vul niet te veel in, maar vraag of wat jij denkt dat hij vindt of bedoelt daadwerkelijk klopt. Leer van elkaar. Op die manier versterk je niet alleen je relaties, maar breng je ook de mannelijkheid en vrouwelijkheid in jezelf beter in balans.”

Neurowetenschapper dr. Ineke van der Ham, universitair docent aan de Universiteit Leiden, doet onderzoek naar ruimtelijk inzicht en navigatievaardigheden: 

“In discussies over sekse gaat het meestal over wat vrouwen niet kunnen. Inparkeren en kaartlezen bijvoorbeeld. Ik kijk liever naar het onderscheid tussen mensen. Mannen en vrouwen doen ruimtelijke taken verschillend. Niet beter of slechter, maar anders. Bijvoorbeeld als ze de weg moeten zoeken, gebruiken ze hun hersenen letterlijk op een andere manier.

Als mannen op pad gaan, maken ze in hun hoofd automatisch een plattegrond. Omdat ze goed zijn in ruimtelijk redeneren, registeren ze onbewust waar het noorden is en schatten ze afstanden als vanzelf correct in. Vandaar dat kaartlezen hen gemakkelijk afgaat – dat ligt in het verlengde van wat er toch al in hun hersenen gebeurt.

Vrouwen hebben minder oog voor afstanden en verhoudingen, maar zijn juist weer sterk in het waarnemen van details. Onderweg benoemen ze in hun hoofd herkenningspunten die ze helpen om de route te onthouden. Bij de bakker rechts bijvoorbeeld, of bij de school links. Kortom: ze koppelen richting eerder aan beelden en taal. Plattegronden bestaan vooral uit lijnen en vlakken, wat kaartlezen voor hen daadwerkelijk ingewikkelder maakt.

Voor de andere sekse is het vaak moeilijk te begrijpen dat zijn of haar partner de wereld zo anders ziet. Vandaar ook het cliché van het stel dat onderweg eindeloos ruziet over de juiste route. Zonde, want met iets meer begrip voor elkaar zouden we merken dat elk zijn eigen, doeltreffende aanpak heeft om op de bestemming te komen. Maak dus vooral gebruik van elkaars verschillen, zou ik zeggen.”

Prof. dr. Gert ter Horst, hoogleraar neurobiologie en directeur van het Neuroimaging Center van het Universitair Medisch Centrum Groningen:

“Schildklierklachten, reuma, multiple sclerose, botontkalking, migraine: het zijn slechts een paar voorbeelden van ziektes die vrouwen (veel) vaker treffen dan mannen. Toch heeft tot nu toe niemand de moeite genomen om uit te zoeken waarom dat zo is, laat staan hoe je ze bij vrouwen anders moet behandelen. Simpel gezegd is dat een kwestie van gemakzucht en kosten.

Vrouwelijke geslachtshormonen zorgen er namelijk voor dat belangrijke lichaamswaarden alsmaar schommelen. Dat betekent dat je bij wetenschappelijk onderzoek veel meer vrouwen dan mannen nodig hebt om even betrouwbare resultaten te krijgen. Een grotere onderzoekspopulatie wil zeggen: meer moeite, meer tijd en meer geld. En die zijn er meestal niet.

Het gevolg is dat het overgrote deel van het medische onderzoek nog altijd bij mannelijke proefdieren en mannelijke proefpersonen wordt gedaan. In Groningen proberen we daar verandering in te brengen, bijvoorbeeld met ons onderzoek naar depressie, een aandoening die bij vrouwen twee keer zo vaak voorkomt als bij mannen. In ons laboratorium hebben we mannetjes- en vrouwtjesratten drie weken blootgesteld aan chronische stress, de belangrijkste oorzaak van depressie. Wat bleek? Bij mannetjes nam de hersenactiviteit toe, bij vrouwtjes juist af. Vrouwtjesratten hebben dus een tegenovergestelde reactie op stress. Desondanks krijgen mannen en vrouwen bij depressie precies dezelfde medicijnen voorgeschreven. Antidepressiva die zijn ontwikkeld voor en getest op mannen. Het is dus maar de vraag of ze bij vrouwen hetzelfde resultaat geven.

Het is natuurlijk bizar dat mannen en vrouwen medisch gezien op één hoop worden gegooid. Vrouwen zouden daar veel verontwaardigder over mogen zijn. Maar medicijnfabrikanten hebben er helaas meestal geen belang bij om speciale medicijnen voor vrouwen te ontwikkelen. Het is een puur commerciële afweging: de extra investeringen die ze daarvoor moeten doen, verdienen zich simpelweg niet terug. En dus kunnen vrouwen voorlopig niet anders dan mannenpillen slikken.”

Dr. Irma Heemskerk, senior onderzoeker bij het Kohnstamm Instituut voor onderzoek van opvoeding en onderwijs, onderdeel van de Universiteit van Amsterdam:

“Jongens leren anders dan meisjes. Ze gaan meteen aan de slag en proberen eerder dingen uit. Meisjes bereiden zich beter voor, denken na over een handige aanpak en plannen wat ze gaan doen. Ze zijn bovendien wat meer gericht op samenwerking, terwijl jongens liever voor zichzelf werken en van competitie houden.

In het basisonderwijs presteren jongens en meisjes ongeveer gelijk. Maar op de middelbare school blijven jongens eerder zitten en zakken vaker af naar een lager niveau. In het hoger onderwijs doen meisjes het relatief nog beter. Een harde verklaring daarvoor is er niet. Waarschijnlijk is het een combinatie van factoren, zoals het feit dat jongenshersenen zich wat later ontwikkelen en dat jongens en meisjes verschillend leren. Ook de inrichting van het onderwijs zelf speelt mogelijk een rol. De toegenomen aandacht voor bijvoorbeeld plannen en samenwerken zou in het voordeel van meisjes kunnen werken. Hetzelfde geldt voor het feit dat lessen steeds ‘taliger’ zijn, zoals rekensommen in de vorm van een verhaaltje. Of er een man of een vrouw voor de klas staat, maakt – in tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht – voor de leerprestaties niet uit. Dat er in het onderwijs sekseverschillen zijn, staat dus buiten kijf. Maar we moeten ervoor waken daar te veel op te focussen. Want als je verwacht dat kinderen ergens minder goed in zijn, gaan ze zich daar ook naar gedragen. Bovendien is de werkelijkheid niet zwart-wit. Je hebt jongens die heel goed kunnen plannen en meisjes die heel competitief zijn. Toch is het goed dat we ons bewust zijn van hun verschillende manieren van leren. Dat helpt om elk kind maatwerkonderwijs te bieden, waarbij ze juist ook hun ‘zwakkere’ kanten kunnen ontwikkelen. Daar worden jongens én meisjes beter van.”

Yolande Appelman, interventiecardioloog VU Medisch Centrum in Amsterdam en voormalig voorzitter van de werkgroep gender van de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie:

“Jaarlijks sterven er in Nederland meer vrouwen aan hart- en vaatziekten dan mannen. Het is onder vrouwen zelfs doodsoorzaak nummer één. Maar de zorg voor hen blijft op dit terrein flink achter. De meeste vrouwen hebben hier geen idee van. Veel cardiologen trouwens óók niet.

Veel hart- en vaatziekten ontstaan omdat bloedvaten dichtslippen. Bij mannen geeft dat meestal de bekende pijn op de borst. Vrouwen hebben echter vaak meer en ook andere, vagere klachten, zoals algemene lamlendigheid, pijn in de kaak, nek, rug of tussen de schouderbladen, kortademigheid, vermoeidheid, duizeligheid of een onrustig gevoel. Ongemakken die ook andere oorzaken kunnen hebben. Ze staan in ieder geval niet in het handboek van de cardioloog.

Bijkomend probleem is dat hartklachten bij een deel van de vrouwen minder goed zijn vast te stellen. Een verstopping van de kransslagader kun je op een röntgenfilm nauwelijks missen. Maar vrouwen hebben veel vaker dan mannen last van vernauwingen in (heel) kleine bloedvaten in het hart. Die zijn op een film niet zichtbaar. Op de lange duur kunnen die kleine vaatjes wel tot problemen leiden, zoals hartfalen en een slechte kwaliteit van leven.

Het gevolg van dit alles: vrouwen worden minder snel naar de cardioloog verwezen en vaker zonder – of met een verkeerde – diagnose naar huis gestuurd. Komen ze toch bij de specialist, dan krijgen ze veelal te horen dat er niets aan de hand is. Met alle gevolgen van dien.

Op dit moment kunnen we de verschillen in hart- en vaatklachten tussen mannen en vrouwen onvoldoende verklaren. Dat heeft toch te maken met afgenomen oestrogeenspiegels na het 50e jaar? Oestrogeen houden de vaten soepel. En ook wat seksespecifieke behandelingen betreft zitten we in de uitprobeerfase. Er moet kortom nog een hoop onderzoek gebeuren voordat de (hart- en vaat)zorg voor vrouwen en mannen gelijkwaardig is.”