ANNEJET VAN DER ZIJL

28 aug


De zon glinstert op de het water van de Amsterdamse grachten. De zachtgroene blaadjes van de bomen langs de waterkant filteren het zomerlicht. Een jongen op een waterfiets spettert zijn vriendin nat. In de verte klinkt het klokkenspel van de Westertoren. Het is een warme, zonovergoten dag als we met Annejet door de hoofdstad wandelen. Waarschijnlijk is het geen toeval, dat de ‘koningin van de historische verhalen’ zich juist in het eeuwenoude centrum het meest thuis voelt. De geschiedenis, waarvan al haar werk doordrenkt is, ligt hier immers letterlijk op straat.

Haar eerste drie boeken, waaronder het immens succesvolle Sonny Boy, schreef ze op een zolderkamertje in de Jordaan. Dankzij het succes dat die haar brachten, bewoont ze tegenwoordig een statig appartement aan één van de Amsterdamse grachten. Daar voltooide ze haar meest recente werk, Een verborgen geschiedenis, de biografie over Prins Bernhard, waarvan in de eerste drie maanden na verschijning meer dan 50.000 exemplaren werden verkocht. Hoewel ze nog volop bezig is met de promotie ervan, liggen de stapels research voor een nieuw project alweer op haar bureau te wachten. “Ik heb altijd een volgend droomboek in mijn hoofd.”

Ze is zenuwachtig voor het gesprek, vertelt ze, terwijl we over de grachten slenteren. Ondanks dat ze de afgelopen jaren al heel wat interviews heeft gegeven. “Mensen verwachten altijd dat ik veel te vertellen heb, maar dat is helemaal niet zo. Ik leid een rustig leventje, met vaste werktijden, een lieve man en een zomerhuisje op het strand. Dat is het wel zo’n beetje.”

Je hebt geen drama in je leven nodig om te kunnen schrijven?

“Dat is echt een misvatting. Volgens mij zijn schrijvers juist heel gelukkig. Ze kunnen immers hun eigen werkelijkheid creëren. Als kind al vond ik niets fijner dan in een stil hoekje zitten weg te dromen in een andere wereld. Dat doe ik nog steeds, maar nu in de verhalen die ik schrijf.”

En de moeilijke jeugd, waar zoveel schrijvers op teren?

“Die heb ik ook niet gehad. Ik ben opgegroeid in een warm en idealistisch gezin in Friesland, met twee leraren als ouders. Ons huis was altijd vol boeken. Voor ons kinderen – ik ben de tweede van vier – was lezen heel vanzelfsprekend. Mijn beste herinneringen heb ik aan de eindeloze zondagen en verregende vakanties, waarin ik kon verdwijnen in een lekker dik boek.”

Wat voor gezin was het?

“Mijn ouders waren – en zijn – heel maatschappelijk betrokken. Ze hebben bijvoorbeeld nooit een auto gehad, omdat dat niet goed is voor het milieu. Daar zat een heel serieuze boodschap achter: als we niet uitkijken, helpen we met z’n allen onze planeet om zeep. Van zulke ideeën kon ik nachten wakker liggen. Dat had ook te maken met de periode waarin ik opgroeide. Ik werd achttien in 1980; een tijd die bol stond van maatschappelijke tegenstellingen. Werk was er nauwelijks. Er dreigde een kernoorlog. Milieuactivisten lieten voor het eerst van zich horen. Heel somber en verwarrend allemaal. Als dromerig, wat onzeker meisje wist ik niet goed wat ik aanmoest met die onveilige wereld. Misschien dat ik er daarom voor gekozen heb om te gaan schrijven. Het is voor mij een manier om orde in de chaos te creëren. Mijn verhalen hebben een begin en een einde, heel overzichtelijk. Dat geeft me rust. Door de structuur in mijn werk, kan ik beter met de onvoorspelbaarheid van het gewone leven omgaan. Het houdt elkaar als het ware in balans.”

Heb je nooit de behoefte die sombere werkelijkheid een beetje mooier te maken?

“Dat doe ik ook. Niet door feiten te veranderen, maar door een vorm te kiezen waardoor mensen hoop uit een verhaal kunnen putten. Non-fictie schrijven is meer dan alleen dingen op een rijtje zetten. Hoe je de feiten presenteert, bepaalt de kleur van het verhaal. Neem Sonny Boy. In de kern is dat een intrieste geschiedenis. Maar ik heb het zo opgeschreven, dat lezers – en ikzelf – er toch een goed gevoel aan overhouden. Waarschijnlijk is dat één van de geheimen van het succes van mijn werk.”

Wat zijn de andere geheimen?

“Als het goed gaat met een land, hebben mensen vooral de neiging om vooruit te kijken. Tot er iets ergs gebeurt, dat het gevoel van veiligheid en optimisme aan het wankelen brengt. Dan probeert men in het verleden antwoorden te vinden op de vraag hoe het zover heeft kunnen komen. De laatste jaren hebben we als samenleving heel wat voor onze kiezen gehad: 11 september, de moord op Theo van Gogh, de economische crisis. Ik vermoed dat dergelijke gebeurtenissen de belangstelling voor geschiedenis – en mijn boeken – aanwakkeren. Kennelijk ben ik niet de enige die geruststelling vind in historische verhalen.”

Heb je nog andere passies dan geschiedenis en schrijven?

“Niet echt. Ik dompel mezelf volledig onder in de wereld waarover ik schrijf. Dat laat weinig ruimte voor andere dingen in mijn hoofd. Ook niet voor een intensief sociaal leven bijvoorbeeld. Ik heb mijn man, een paar dierbare vriendinnen en mijn hoofdpersonen. Daar heb ik genoeg aan.”

Is het voor je omgeving wel eens lastig dat je zo vaak met je hoofd in de wolken zit?

“Ik heb het grote geluk dat mijn man ook dol is op mooie verhalen. Bovendien zit hij zelf in het vak – hij is bladenmaker – dus hij begrijpt hoe het werkt. Als ik in het buitenland research doe, gaat hij vaak mee. Zo zijn we voor Sonny Boy op een vrachtboot naar Suriname gevaren en hebben we voor Bernhard zijn huis in Tanzania bezocht. Op die manier kan ik toch veel met hem delen.

Tegelijkertijd zal ik niet ontkennen dat het af en toe lastig is. Ik heb eigenlijk nooit weekend of vakantie. Als er een deadline in zicht komt, moet alles daarvoor wijken. Mijn werk is totaal absorberend. Dat vraagt nogal wat van je familie en vrienden. Afgelopen winter heb ik het daar zelf  heel moeilijk mee gehad. Mijn schoonmoeder, op wie ik erg dol was, werd ernstig ziek, juist in de periode dat ik de laatste hoofdstukken van Bernhard moest schrijven. Ik heb me toen enorm verscheurd gevoeld: blijf ik aan het ziekbed zitten of kruip ik toch weer achter de computer?”

Heeft je manier van werken ermee te maken dat je geen kinderen hebt?

“Dat is geen bewuste keus geweest; het is er gewoon niet van gekomen. Ik heb nooit vastomlijnde doelen voor mezelf uitgezet. Ook niet het schrijven van boeken. De verhalen zijn op mijn weg gekomen en ik heb ze opgepakt. Op eenzelfde manier is de gelegenheid om kinderen te krijgen aan me voorbij gegaan. Achteraf gezien begrijp ik het wel; schrijven en het ouderschap waren waarschijnlijk moeilijk te combineren geweest. Daar heb ik vrede mee.

Ik had het wél erg gevonden als ik geen relatie had gehad. Voor mijn werk is het nodig om me regelmatig af te zonderen. Dat houd ik alleen vol, in de wetenschap dat er aan het eind van de dag iemand op me wacht. Ik wil heel graag bij iemand horen. Dat is ook de reden dat ik me zo thuis voel in ons strandhuisje, waarvan er meerdere op een rij staan. Met de zomerburen daar vormen we een hechte gemeenschap.”

Iets heel anders. De hoofdpersonen van je boeken – Annie M.G. Schmidt, Sonny Boy, Prins Bernhard – lijken in niets op elkaar. Wat zegt die onderwerpkeus over jou als persoon?

“Dat ik heel erg nieuwsgierig ben. Schrijven is detectivewerk; je legt een puzzel, zonder dat je het voorbeeld kent. Om mijn nieuwsgierigheid te bevredigen, kies ik het liefst onderwerpen waar ik zo min mogelijk vanaf weet. Vandaar dat ik nooit over mijn eigen familie zal schrijven. Het is het avontuur dat trekt! Bovendien kan ik met zo’n onbekend verhaal onbevooroordeeld aan de slag. Neem Bernhard. Toen ik met mijn research voor het boek over hem startte, merkte ik al snel dat mensen hem óf ophemelden, óf verketterden. Zelf had ik helemaal geen behoefte om hem in zo’n hokje te stoppen. Mijn doel is om aan de hand van kleine, persoonlijke verhalen de grote geschiedenis wat beter begrijpelijk te maken. Dat lukt niet als je op voorhand al voor of tegen iemand bent.”

Moet je iemand wel leuk vinden om over hem of haar te kunnen schrijven?

“Ook niet. Vergelijk het maar met een portretschilder. Die kan heel trots zijn op een schilderij, zonder dat hij warme gevoelens voor zijn onderwerp koestert. Zo is het bij mij ook. Ik houd niet zozeer van de mensen, als wel van het proces van het onderzoeken en het schrijven. Het helpt me om mijn eigen vragen over het leven te beantwoorden.”

Wat voor vragen?

“Voor ik boeken ging schrijven, werkte ik op de redactie van HP/De Tijd. Als naïef provinciaaltje paste ik eigenlijk helemaal niet in die omgeving, waar drugs en vreemdgaan heel gewoon waren. Tegelijkertijd was ik er ook nieuwsgierig naar. Wat doet zo’n uitbundig, losbandig leven met iemand? Mis ik daar iets aan? Dat heb ik uitgezocht met het schrijven van Jagtlust, het verhaal over een Gooise schrijverskolonie in de jaren ’50. Toen het boek af was, wist ik het zeker: die manier van leven is niets voor mij. Dan was ik nooit aan schrijven toegekomen

Bij Anna, de biografie over Annie M.G. Schmidt, wilde ik te weten komen in hoeverre je over je eigen lot kunt beschikken. Annie kreeg in haar leven een heleboel ellende te verwerken. Maar hoe moeilijk de situatie ook was, met haar humor en haar oorspronkelijkheid lukte het haar altijd om er een positieve draai aan te geven. Bijvoorbeeld door er op een vrolijke manier over te schrijven. Zo wist ze zichzelf steeds opnieuw uit te vinden. Van haar heb ik geleerd dat ik me niet aan het doemdenken uit mijn jeugd hoef over te geven. Zij vertegenwoordigt voor mij de lichtheid van het bestaan.

Van Sonny Boy heb ik weer iets heel anders opgestoken, namelijk: hoe tevredener je zelf bent,  hoe meer je aan anderen kunt geven. En van Bernhard heb ik geleerd dat je heel gemakkelijk een gevangene kunt worden van aanzien en succes. Ik begon mijn onderzoek naar hem in de tijd dat ik zelf net een beetje rijk en beroemd werd. Zijn verhaal heeft me geleerd dat ik me daar nooit door moet laten meeslepen.”

Bestaat dat gevaar dan?

“Natuurlijk. Succes heeft iets verslavends; je wilt er altijd meer van hebben. Die spiraal omhoog is net zo duizelingwekkend als de spiraal naar beneden. Uiteraard biedt het mogelijkheden, maar er zitten ook gevaarlijke kanten aan. Voor je het weet wordt je leven gedicteerd door de roem en het geld.”

Hoe zorg je ervoor dat jou dat niet overkomt?

“Ik geef een beperkt aantal interviews. Ik bescherm mijn privéleven. En ik rijd nog in dezelfde Fiat Panda als vóór ik veel boeken verkocht. Dat helpt me om de poeha te relativeren. Ik stel duidelijke grenzen: tot hier met de publiciteit en niet verder. Op die manier voorkom ik dat ik door mijn succes wordt meegesleurd. Het geeft me de vrijheid om te doen wat ik leuk vind, niet wat het meeste opbrengt. Elk onderwerp waarover ik tot nu toe heb ik geschreven, is me van meerdere kanten afgeraden. Dat is geen reden om er niet mee aan de slag te gaan, integendeel; ik ben eigenwijs genoeg om te geloven dat mijn keus de juiste is. Tot nu toe heeft dat goed uitgepakt. Dankzij mijn loyale lezers uiteraard, die me op mijn onverwachte avonturen willen volgen. Gelukkig maar, want ik geloof niet dat ik zou blijven schrijven als niemand mijn werk zou lezen.”

Is bevestiging van je publiek belangrijk?

“Ik hou van mijn verhalen, dus ik wil dat ze gehoord worden. Als ik mensen met mijn boeken weet te raken, of als ze na het lezen ervan het gevoel hebben dat hun wereld wat ruimer is geworden, weet ik: ik ben in mijn missie geslaagd. Vandaar dat brieven van lezers me zo dierbaar zijn. Veel meer nog dan recensies. Ik geef ook met liefde publiekslezingen over mijn werk. Na schrijven vind ik dat het leukste om te doen.”

Maak je daar wel eens bijzondere dingen mee?

“Ik ben gezegend met ontzettend aardige lezers. Hun reacties en vragen ontroeren me keer op keer. Zo kwam er bij een lezing over Sonny Boy eens een oude man naar me toe, die na de Tweede Wereldoorlog nooit iets over het onderwerp had kunnen lezen. Tot hij mijn boek van zijn dochter kreeg. Het had hem geholpen beter om te gaan met zijn eigen pijnlijke geschiedenis. Op dat moment zat ik met tranen in mijn ogen. Dat mensen zich in mijn boeken herkennen en er kracht uit putten, vind ik het meest dankbare van mijn werk. Des te meer als ik daarmee de hoofdpersonen voor de vergetelheid kan behoeden. ‘Je hebt me mijn ouders teruggegeven’, zei de echte Sonny Boy, toen hij het eerste exemplaar van het boek overhandigd kreeg. Daarmee was mijn schrijverscarrière in één klap geslaagd.”

Wat vind je zelf je beste boek?

“Dat is net zoiets als aan een ouder vragen wat zijn favoriete kind is. Jaglust is het wildste, Anna het grappigste, Sonny Boy het liefste en Bernhard het spannendste.

Hoe staat het met dat nieuwe droomboek?

“Dat zit natuurlijk alweer in mijn hoofd! Door alle publiciteit rond Bernhard heb ik er de afgelopen maanden nog niet veel aan kunnen doen. Maar stiekem heb ik wel al wat informatie verzameld en contacten gelegd. Het wordt weer een boek over een onbekend persoon, net als Sonny Boy. Deze keer speelt het zich voor een groot deel af in Amerika. Ik kan niet wachten om er daadwerkelijk mee aan de slag te gaan. Als ik schrijf, ben ik toch het aller-gelukkigst.”

[Kader]

Annejet van der Zijl

Annejet van der Zijl werd in 1962 geboren in het Noord-Hollandse Oterleek. Op haar 7e verhuisde het gezin naar Friesland, waar ze de rest van haar jeugd doorbracht. Ze studeerde massacommunicatie in Amsterdam en International Journalism in Londen, waarna ze in 1990 redacteur werd bij HP/De Tijd. Daar specialiseerde ze zich in biografieën en historische reconstructies. Ik 1998 debuteerde ze met Jagtlust, een ‘biografie’ van een roemruchte Gooise schrijverskolonie in de jaren ’50.

Bekendheid bij het grote publiek kwam er in 2002, met het verschijnen van Anna, over het leven van Annie M.G. Schmidt. Het boek vormde de basis voor de in 2009 uitgezonden televisieserie Annie M.G.

Sonny Boy (2004), de reconstructie van een verboden liefde tussen een Surinaamse man en een Nederlandse vrouw tegen de achtergrond van de jaren ’30 en ’40, was haar grootste succes tot nu toe. In Nederland werden er meer dan 300.000 exemplaren van verkocht en het werd in zes talen vertaald, waaronder het Japans. In 2010 verscheen Bernhard – Een verborgen geschiedenis.

[Kader]

Sonny Boy verfilmd

In januari 2011 gaat de film Sonny Boy, geregisseerd door Maria Peters, in de Nederlandse bioscopen in première. Annejet van der Zijl heeft zich in het geheel niet met het project bemoeid. “Ik heb er geen moment over getwijfeld of ik wel toestemming zou geven voor de verfilming. Het verhaal waar ik zoveel van houd, krijgt daarmee immers een nog groter publiek. Bovendien is het nooit exclusief van mij geweest. Ik heb het even geleend; nu geef ik het weer door.” Overigens is Annejet toch een klein beetje bij de film betrokken, namelijk als figurant. “De blonde dame in de Scheveningse nachtclub met die grote veer op haar hoofd, dat ben ik!”

Voor meer informatie over de film en een impressie van de opnames, kijk op http://www.sonnyboydefilm.nl.

[Kader]

Stoer

Natuurlijk is Annejet ongelofelijk trots op haar boeken. Maar er is één ding waar ze minstens zo fier op is: haar rijbewijs. “Omdat autorijden iets is waar ik totaal geen talent voor heb. Jarenlang heb ik me door anderen laten rondrijden. Maar op een gegeven moment – ik was toen al in de dertig – zag ik al die oude dametjes in hun autootjes voorbij sjezen en dacht ik: die onafhankelijkheid wil ik ook! Tijdens het lessen ging het nog wel, maar met het examen stond ik werkelijk doodsangsten uit. Uiteindelijk heb ik mijn rijbewijs toch gehaald. Wat een overwinning was dat. Meer nog dan het voltooien van mijn eerste boek. Schrijven kan ik wel. Maar iets doen waarvan je weet dat het je totaal niet ligt? Dat vind ik pas echt stoer.”

Plaats een reactie