Archief | april, 2008

ZELFVERTROUWEN LEREN KRIJGEN OP STERKAMP

29 apr

Niet ieder kind is even zeker van zichzelf of vindt het makkelijk om contact te maken met anderen. Voor hen richtten Lieve van Geldorp en Fleur Termijtelen twee jaar geleden het Sterkamp op.

 

“Het begon met niet veel meer dan een droom”, vertelt orthopedagoge Lieve van Geldorp. Zij en haar vriendin Fleur, die als organisator van grote evenementen werkte, fantaseerden regelmatig hoe mooi het zou zijn als ze kinderen die onzeker over zichzelf waren zouden kunnen helpen om steviger in hun schoenen te staan. En dat zonder ze meteen te bestempelen als ‘probleemgeval’. “Fleur is goed in het regelen van dingen en ik weet veel over de ontwikkeling van kinderen. Zo kwamen we op het idee onze krachten te bundelen en een speciaal kinderkamp te organiseren. Door kinderen op een leuke manier gedragsoefeningen te laten doen, dachten we hen zelfverzekerder en sociaal weerbaarder te kunnen maken. En dat blijkt te werken!”

 

Beter voelen

Lieve’s ogen stralen als ze over het initiatief vertelt. Niet zo vreemd, want hun Stichting, die mede wordt gefinancierd door Kinderpostzegels en het VSB-fonds, groeit als kool. “We hebben bewust gekozen voor een Stichting en niet een onderneming”, legt Lieve uit. “Ons doel is kinderen te helpen, niet om er zelf rijk van te worden. Bovendien wilden we de kosten voor ouders zo laag mogelijk houden. Dat kon alleen als we met subsidies gingen werken.” Idealistisch of niet, Stichting de Ster is inmiddels uitgegroeid tot een serieuze onderneming met vijf medewerkers, gevestigd in een deftig kantoorpand in Amsterdam. Hadden ze nog in 2005 nog 50 deelnemers aan hun kampen, in 2006 waren dat er al 180 en in 2007 230. En er zijn plannen voor verdere uitbreiding. “Op onze Sterkampen komen kinderen van acht tot en met twaalf jaar”, vertelt Lieve. “Sinds 2006 organiseren we ook Maankampen, het even leuke vervolg op het Sterkamp. In de toekomst willen we het concept verder ontwikkelen en ook activiteiten voor twaalf tot zestienjarigen gaan organiseren.” 

De gedachte achter het Sterkamp in feite heel simpel: je leert kinderen hun gedachten te ordenen en verschillende oplossingen te bedenken voor lastige situaties. Op die manier help je hen om zich beter te laten voelen over zichzelf. Dat gebeurt door middel van fysieke oefeningen, gesprekken en vooral ook heel veel spelletjes. Elk kamp is op dezelfde manier georganiseerd. Er zijn pedagogen en psychologen aanwezig voor de mentale begeleiding van de kinderen. Er zijn bewegingsdeskundigen die werken aan hun  lichaamshouding en die zelfverdediginglessen geven. En er zijn acteurs die rollenspellen verzorgen om de vertaalslag van theorie naar praktijk te maken. Tezamen draaien zij een vast schema af, dat tot in de puntjes is uitgedacht. 

Lieve heeft het programma zelf, in samenspraak met een team van experts, ontwikkeld. De effectiviteit ervan wordt doorlopend getest door de Universiteit van Amsterdam. Uit hun onderzoeksresultaten blijkt dat kinderen die aan het Sterkamp hebben deelgenomen zes weken na het kamp veel minder angstig zijn dan onzekere leeftijdsgenootjes die dat niet hebben gedaan. Ook na een half jaar is dat effect nog meetbaar. “Ze voelen zich meer geaccepteerd, hebben meer zelfvertrouwen en ondervinden minder sociale problemen”, aldus Lieve. “Dat is geweldig want daardoor durven ze zich op een andere manier te gaan gedragen. Zo kruipen ze langzaam uit hun schulp.” 

  

Boommeditatie

Het zijn behoorlijk zware thema’s die tijdens de kampen aan de orde komen, zoals pesten, uitsluiting en het stellen van grenzen. Maar daar merk je weinig van als je tussen de dertig rennende en joelende kinderen in de bossen van Austerlitz loopt. Het ontbijt is net achter de rug op dag twee van het Sterkamp en Lieve leidt me rond op het kampterrein. Wie verwacht dat een pedagogisch kamp er anders uit ziet dan een willekeurig kinderkamp komt bedrogen uit. Er wordt gespeeld, gezongen en gegiecheld. Op de stapelbedden in de meisjeszaal liggen behalve de geijkte slaapzakken make-up spulletjes met veel roze en glitter. Bij de jongens is het vooral een rotzooitje.

In een van de gezamenlijke ruimtes hangt een groot papier op de muur met daarop het ‘Sterlied’. Als we er langslopen barst Lieve spontaan in zingen uit.

Wij zijn de sterren

Wij zijn echte sterren

We zingen, dansen en doen toneel

en maken lol, heel erg veel

Niet meer te stuiten

zowel binnen als buiten

Ik vind het vet dat ik kan zeggen

een échte Sterkamper te zijn

Sterkamper te zijn hé

Sterkamper te zijn hé

Sterkamper te zijn ahoy!

“Met dat lied beginnen en eindigen we de dag hier”, lacht Lieve, nadat ze het laatste ‘ahoy’ er op volle kracht heeft uitgegooid. “Het maakt de kinderen trots om hier te zijn.”

Elke dag op het Sterkamp is georganiseerd rond drie vaste onderdelen: het sterspel, waarin veel aandacht is voor beweging. De sterclub, waarin over problemen wordt gepraat. En het stertheater, waarin kinderen aan de hand van rollenspellen wordt geleerd hoe ze met moeilijke situaties moeten omgaan. Daarnaast zijn er vrije uren en staan er allerlei leuke kampactiviteiten op het programma. Vandaag start de dag met het sterspel. Nadat de kinderen wat oefeningen hebben gedaan om wakker te worden en ze gezamenlijk de ‘stergroet’ hebben gebracht, begint het serieuze werk. De bewegingsdeskundigen laten de kinderen een oefening doen, genaamd de boommeditatie. Er worden koppels gevormd, waarbij de een (de wind) probeert de ander (de boom) om ver te duwen. In de eerste ronde moet de boom zich heel kwaad maken, in de tweede juist ontspannen. Zo ervaren de kinderen dat je met veel stress in je lichaam makkelijker uit evenwicht wordt gebracht. En passant krijgen de kinderen ter ondersteuning wat ademhalingsoefeningen mee. De boodschap: als je je boosheid door goed adem te halen onder controle kunt houden, zal een vervelend klasgenootje je minder snel uit het lood kunnen brengen.

Bij een volgende oefening moeten steeds drie kinderen met ovenhandschoenen aan een toren van schuursponsjes bouwen, terwijl de anderen alles in het werk stellen om hen zoveel mogelijk af te leiden. De achterliggende gedachte van dit spel is te leren hoe je je niet kunt laten afleiden en je je impulsen onder controle kunt houden. En dat werkt. Zodra de kinderen zich sterk concentreren door steeds hardop te herhalen dat ze zich niet laten storen, wordt de toren aanmerkelijk groter. Het sterspel wordt – zoals elke activiteit – afgesloten met een aantal ‘stermomentjes’. Er worden acht armbandjes uitgedeeld aan kinderen die er in positieve zin zijn uitgesprongen die ochtend. Zes worden er weggegeven door de trainers, de andere twee mogen de kinderen aan elkaar geven. Op die manier wordt positief gedrag extra beloond.

 

Sterstoplicht

Het tweede deel van de dag bestaat uit de sterclub, het meest serieuze onderdeel van het programma. Hieraan nemen niet meer dan acht kinderen tegelijk deel. De bedoeling van de club is om  te leren dat je op verschillende manieren met moeilijke situaties kunt omgaan. Daarvoor is het sterstoplicht in het leven geroepen. Heb je bijvoorbeeld ruzie met je moeder, dan staat het stoplicht op rood. Het betekent: even stoppen en nadenken voordat je iets doet waar je later spijt van krijgt. Als dat lukt, kom je automatisch in oranje. Dat is de stap waarin je verschillende oplossingen verzint om met de lastige situatie om te gaan. Bij groen ga je tot actie over: je kiest één oplossing uit en kijkt of die werkt.  Zo niet, dan ga je terug naar oranje en probeer je een andere.

Om de beurt dragen de kinderen ‘rode’ situaties aan. “Als mijn zusje me pest en mijn moeder haar gelijk geeft”, zegt Lieke van elf. “Als ik ’s avonds net lekker aan het gameboyen ben en mijn vader zegt dat ik naar bed moet”, zegt Simon van acht. “Als ik in de klas wil praten met mijn vriendinnetje en de juf wordt boos”, zegt Elsa van tien. De begeleiders besluiten de situatie van Lieke na te spelen. De kinderen komen met allerlei suggesties over hoe met het probleem om te gaan. Na een aantal mislukte pogingen blijkt er plotseling een te werken. “Zo zie je maar”, zegt de trainer. “Als je een probleem van verschillende kanten leert bekijken, vind je uiteindelijk altijd een oplossing.” En om te onderstrepen dat de kinderen die tactiek vanaf nu allemaal zelf kunnen gebruiken, krijgen ze een heus Sterrijbewijs. Examen geslaagd. 

Even later kunnen de kinderen hun nieuw opgedane kennis meteen toepassen tijdens het stertheater. Daarin spelen ze zelf moeilijke situaties na. Edwin van negen vertelt dat hij op school nooit mee mag doen het pokerspel dat andere jongens in zijn klas graag spelen. Hij voelt zich daardoor buitengesloten. “Welke kleur is de situatie waarin Edwin zit?”, vraagt een van de acteurs die het theater begeleidt. “Rood!”, klinkt het uit zestien monden tegelijk. “En ik weet wel een oplossing om hem in oranje te brengen”, roept een klein meisje met een enorme bos bruine krullen. “Hij kan voorstellen dat ze om de beurt meedoen.” Zogezegd, zo gedaan. Er worden verschillende oplossingen uitgeprobeerd. De ene werkt beter dan de andere, maar de boodschap is duidelijk. Hoe meer mogelijkheden je voor jezelf creëert, hoe minder snel je onzeker wordt. Als het eind van het theater de ‘stermomentjes’ verdeeld worden, staan de kinderen te springen om elkaar te belonen voor hun positieve gedrag. “En dat terwijl als ze hier binnenkomen niet één kind weet aan wie hij een compliment moet geven”, fluistert de trainer in mijn oor. 

Tussen de groepsactiviteiten door is er ook persoonlijke aandacht voor de kinderen. Elke deelnemer heeft een eigen mentor, waarmee hij of zij dagelijks over een persoonlijke leerdoel praat. Dan kan bijvoorbeeld zijn om minder snel boos te worden of om niet zo negatief over zichzelf te denken. Op die manier leren kinderen weer de baas te worden over hun eigen gedachten. Een kleine rondgang langs de kinderen leert dat het grootste leed vooral voortkomt uit gepest worden op school en eindeloze ruzies met broertjes en zusjes.

 

Geheime vrienden

Tegen zessen zitten de kinderen en de begeleiders moe maar voldaan aan het avondeten. Het hoogtepunt van het diner wordt bereikt als Lieve de doos met ‘secrets friends’ onder de tafel vandaan haalt. Het gejoel is niet van de lucht. Bij de start van het kamp heeft iedereen een lootje getrokken met een naam van een van de andere kinderen. Dat is zijn of haar ‘geheime vriend’ voor de rest van de week. Elke dag worden er tekeningen, brieven en gedichtjes voor alle secret friends in een grote doos gestopt. Tijdens het eten trekt Lieve daar een paar uit, waarop de geadresseerde zijn geheime post zelf voorleest. “Een speciale brief voor jou omdat je zo dapper bent”, staat er op een. Een ander krijgt een gedichtje in een vorm van een hart. Een derde ontvangt een tekening, waarop hij zelf het stralende middelpunt vormt. Wie zou daar niet blij van worden?

De lange dag in Austerlitz wordt besloten met ‘Dromenland’. Bij kaarslicht en met warme chocolademelk nemen Lieve en haar kompanen de dag nog eens rustig met de kinderen door. Wat vonden ze het allerleukste en wat ging er misschien minder goed? “De eerste avond durft bijna niemand wat te zeggen”, fluistert Lieve me toe. “Maar aan het eind van de week staan ze allemaal te springen om hun verhaal kwijt te kunnen. En om de andere kinderen te complimenteren met hun ontwikkelingen. Zo’n kamp is elke keer een uitputtingslag. Maar als ik dit zie, weet ik precies waar ik het allemaal voor doe.”

 

<Kader: Praktische informatie>

Stichting Sterkamp organiseert meerdere kampen per jaar, in de voorjaars-, de zomer- en de herfstvakantie. Een kamp duurt vijf dagen. De kosten voor deelname aan het kamp zijn € 1200. Daarvoor komt € 425 voor rekening van de ouders. De overige kosten worden uit subsidiegelden betaald. Voor ouders die de bijdrage niet kunnen betalen is een extra tegemoetkoming beschikbaar.

Kijk voor meer informatie op http://www.sterkamp.nl.

 

OUDERS BEGINNEN TE LAAT MET HET GEVEN VAN ZAKGELD

29 apr

“Of je het nu leuk vindt of niet”, zegt Gerjoke Wilmink , directeur van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud), “maar het draait in de wereld veelal om geld. Dus kun je je kind maar daar maar beter zo jong mogelijk mee om leren gaan.” Maar hoeveel zakgeld geef je je kind? En wanneer begin je daarmee? 

“Financiële opvoeding is méér dan elke week een paar euro zakgeld overhandigen”, aldus Wilmink. “Het gaat ook over sparen, lenen, zelf geld verdienen en reclame de baas blijven. Het is verstandig om daar met je kinderen over te praten, maar het goede voorbeeld geven is net zo belangrijk. Bovendien moet een kind zelf ervaring kunnen opdoen met geld. Ook als dat betekent dat hij of zij keuzes maakt waar je het als ouder eigenlijk niet mee eens bent.”

Waarom is leren omgaan met geld eigenlijk zo belangrijk? “Volwassenen wiens ouders daar veel aandacht aan hebben besteed weten zich financieel beter te redden”, vertelt Wilmink. “Het belangrijkste is dat je een kind leert zijn wensen af te stemmen op zijn budget. Dat op ook écht op is. Als volwassene moet je immers ook kunnen uitkomen met je inkomen.” 

Volgens Wilmink valt er nog een hoop te verbeteren als het om financiële opvoeding gaat. “Veel ouders beginnen te laat met zakgeld. Later geven ze vaak onvoldoende kleedgeld. En weinig ouders leren hun kinderen internetbankieren. Onverstandig, want ze beseffen niet dat ze hen daarmee de kans ontnemen goed te leren omgaan met geld.” 

Dat klinkt serieus. Maar hoe krijg je kinderen zo ver dat ze financieel zelfstandige burgers worden? We zetten een aantal praktische tips op een rij. 

 

Zakgeld

Met zakgeld leren kinderen omgaan met hun eigen geld. Dat kan volgens het Nibud al vanaf zes jaar, als ze kunnen tellen en muntjes kunnen herkennen. Een paar vuistregels:

  • Geef een vast bedrag. Zo leren kinderen omgaan met een bepaald budget.
  • Geeft op een vast tijdstip. Voor kinderen op de basisschool is dat bij voorkeur eens per week.
  • Op is op. Alleen dan leren kinderen écht keuzes te maken.
  • Maak afspraken over de besteding van het zakgeld. Wat moet je kind van zijn zakgeld betalen  en waar mag hij zelf over beslissen?
  • Onthoud dat zakgeld geen loon is, en ook geen middel om te straffen. Gebruik het dus ook niet op die manier.

Hoeveel zakgeld je geeft hangt van verschillende dingen af. Van de leeftijd van je kind en van wat hij er zelf van moet betalen bijvoorbeeld. Maar ook van wat je als ouder(s) kunt missen. Als zakgeld alleen is bedoeld voor snoep en speelgoed is een paar euro per week voldoende. Moet je kind er ook cadeautjes of andere zaken kopen, dan is een hoger bedrag nodig. Het Nibud houdt de volgende richtbedragen aan:

Leeftijd

Bedrag per week

6 – 9 jaar

Tussen € 1,00 en € 1,15

10 jaar

Tussen € 1,00 en € 1,85

11 jaar

Tussen € 1,00 en € 2,30

12 jaar

Tussen € 1,90 en € 4,60

13 jaar

Tussen € 2,30 en € 4,60

14 jaar

Tussen € 3,00 en € 5,80

15 jaar

Tussen € 3,50 en € 5,80

16 jaar

Tussen € 4,60 en € 6,90

17 jaar

Tussen € 4,60 en € 8,10

Een goed idee is een mooi ‘zakgeldcontract’ te maken en dat samen te onderteken. Zet daarin de hoogte van het zakgeld, wanneer je het uitbetaalt en wat je kind ervan moet betalen. Als het contract afloopt, bijvoorbeeld op zijn verjaardag, kun je nieuwe ‘voorwaarden’ vaststellen. 

En hoe zit het met zelf geld verdienen? Vanaf hun dertiende mogen kinderen in loondienst werken. Maar de meeste hebben dan allang ervaring met ‘baantjes’. Vanaf hun achtste vullen kinderen hun inkomsten vaak aan met geld dat ze met klusjes verdienden. Zo leren ze dat werken iets oplevert. Maak de hoogte van het zakgeld in geen geval afhankelijk van andere inkomsten. 

De meeste (jonge) kinderen hebben achteraf wel eens spijt van een bepaalde uitgave. De geeft niet; daarvan leren ze alleen maar van. Fouten maken met zakgeld bestaat dus eigenlijk niet. 

 

Kleedgeld

Opvallend weinig kinderen krijgen kleedgeld: van de jongeren tussen de 12 en de 14 maar 30%. De meeste ouders vinden hun kinderen te jong om zelf kleding te kopen. Toch adviseert het Nibud vanaf 12 jaar met kleedgeld te beginnen. Op die manier leert een kind met grotere bedragen om te gaan. In het begin kun hem natuurlijk een handje helpen, bijvoorbeeld door samen op papier te zetten wat er nodig is, wat het ongeveer zal kosten en wanneer het moet worden aangeschaft. Vergeet je kind er niet op attent te maken dat regelmatig geld opzij moet worden gelegd voor duurdere aankopen, zoals een winterjas. 

Hoeveel kleedgeld je geeft, hangt ervan af wat je beschikbaar hebt en hoeveel waarde je zelf aan kleding hecht. Bij het bepalen van de hoogte is het belangrijk dat je goede afspraken maakt over wat wel en niet voor dat bedrag aangeschaft moet worden. Uit onderzoek blijkt dat een scholier minimaal € 42 per maand voor kleding nodig heeft. 

De eerste keren dat je kind kleedgeld in handen krijgt, kan het gebeuren dat hij het in één keer uitgeeft. Aan een derde paar dure sportschoenen bijvoorbeeld. Er is dan geen geld meer over om die versleten spijkerbroek te vervangen. Grijp in zo’n geval niet onmiddellijk in; je kind leert alleen maar van zo’n situatie. Voortaan zal hij zich wel twee keer bedenken voor hij alles in een keer over de balk gooit.

 

Digitaal geld

Op de basisschool kunnen kinderen het best uit de voeten met contant geld. Geld op een bankrekening is voor hen te abstract. Vanaf de middelbare school kun je het zakgeld op een bankrekening storten. Je kind leert dan meteen omgaan met giraal geld en een pinpas. 

Veel banken hebben speciale betaalrekeningen voor kinderen. Vanaf ongeveer twaalf jaar kunnen kinderen ook pinnen. Bij de meeste banken hebben kinderen toestemming van hun ouders nodig voordat ze bijvoorbeeld geld kunnen overmaken. Een simpel briefje is daarvoor genoeg. Eén ding hebben al deze kinderrekeningen gemeen: je mag niet rood staan. 

Driekwart van de kinderen tussen twaalf en veertien heeft een eigen betaalrekening. Maar de meeste ouders vinden het niet goed dat hun kind zijn bankzaken via internet regelt. Ook zijn ouders vaak huiverig om hun (oudere) kinderen via internet aankopen te laten doen. Een gemiste kans, volgens het Nibud. Internetbankieren en aankopen doen via internet worden steeds populairder. Ouders zouden hun kinderen daar juist goed op moeten voorbereiden. 

 

Sparen

Net als zakgeld is sparen een middel om kinderen te helpen omgaan met geld. Door te sparen leert je kind reserveren. En dat is nodig om later onvoorziene uitgaven te kunnen betalen. 

Vanaf ongeveer zes jaar zijn kinderen oud genoeg om te gaan sparen. Start met een spaarpot, liefst een doorzichtige. Geld op een spaarrekening bij een bank snappen kinderen op die leeftijd nog niet. Ze willen zien wat er met hun geld gebeurt! Bedenk samen met je kind een concreet doel waar hij voor wil sparen. Begin met een spaarperiode van een paar weken. Dat is voor jonge kinderen te overzien. 

Richtlijnen voor hoeveel je kind hoort te sparen bestaan niet. Vind je sparen belangrijk? Dan moet hij voldoende krijgen om daadwerkelijk iets apart te kunnen zetten. Je kunt ook afspreken dat je kind een deel van zijn verjaardagsgeld of andere extra’s opzij zet. 

 

Lenen

Bijna iedereen krijgt in zijn leven wel met leningen te maken. Het is dus belangrijk dat je je kinderen bijbrengt wat verantwoord lenen is. Leen je geld aan je kind, laat hem dan vooraf aantonen dat hij het bedrag ook kan terugbetalen. Maak samen een begroting en een aflossingsplan. Hoeveel geld heb je uitgeleend? Hoeveel moet je kind per week of per maand terugbetalen? Bereken je rente? Houd je aan de afspraken van het aflossingsplan. Zo leert je kind wat de voor- en nadelen van lenen zijn. 

 

Reclame

Kinderen hebben veel geld te besteden. Vanaf een jaar of zes begint dat met een paar euro, maar een vijftienjarige geeft tegenwoordig al gauw € 130 per maand uit. Bij de keuze waar ze hun geld aan spenderen laten kinderen zich makkelijk leiden door wat de reclame hen wijsmaakt. Het is daarom belangrijk dat je hen leert reclames te doorzien. Ze moeten kunnen kiezen op basis van wat ze zelf leuk of belangrijk, niet omdat een fabrikant hen dat vertelt. Ouders kunnen kinderen daarbij helpen door samen naar reclames te kijken en erover te praten. Of door hen te laten zien dat reclames niet altijd de waarheid vertellen. Levert een bepaalde aanbieding echt voordeel op? Misschien ben je ergens anders toch goedkoper uit. 

 

<Kader: Meer weten?>

Het Nibud heeft diverse hulpmiddelen ontwikkeld om ouders bij te staan in de financiële opvoeding. Op de website http://www.nibud.nl/financiele opvoeding kun je bijvoorbeeld een Financiële Opvoedtest doen. Samen met je kinderen kun je de Bling Game spelen, een spannend familiespel voor kinderen vanaf twaalf jaar over het maken van financiële keuzes. Oudere kinderen vinden alle die ze nodig hebben informatie over geld op http://www.nibudjong.nl. Ze leren daar een eigen begroting maken en kunnen een voorbeeldbegroting downloaden. Tot slot heeft het Nibud voor ouders het boek Financiële opvoeding? Dat doe je zo! uitgebracht. Het boek vol achtergrondinformatie en nuttige tips kost € 9,50 en is te bestellen via de website van het Nibud. Meer informatie over kinderen en reclame is te vinden op www.reclamerakkers.nl

 

Voor dit artikel is gebruik gemaakt van het boek de Nibud-uitgave ‘Financiële opvoeding? Dat doe je zo!’, van het Nibud-onderzoeksrapport ‘Financiële opvoeding’ (september 2007) en van informatie van de website http://www.nibud.nl.  

GELD EN STERKAMP IN MARGRIET KIDS

29 apr

Vraag je je wel eens af hoeveel zakgeld eigenlijk verantwoord is? Of heb je altijd al willen weten op welke leeftijd je je kind met internetbankieren kan laten beginnen? Het antwoord op deze en andere vragen vind je in het artikel over financiële opvoeding, dat Marte scheeft voor de jaarlijkse special Margriet Kids. Daarin vind je ook de reportage die Marte maakte over Sterkamp: een vakantiekamp, speciaal bedoeld om verlegen kinderen zelfverzekerder en assertiever te maken.

Nieuwsgierig naar deze artikelen? Kijk dan op deze site onder Margriet Kids . Of koop Margriet Kids nu in de winkel!

 

RELATIESCHIJF VAN VIJF IN FELIZ

29 apr

Psychologe Blanca van den Brand (31) schreef het boek ‘De liefde bedrijven’, een no-nonsense aanpak om je relatie naar een hoger niveau te tillen. Voor Feliz interviewde Marte Blanca over passie, streetfight, de relatieschijf van vijf en liefde bedrijven met de kleren aan.

Ook in het aprilnummer van Feliz het antwoord op de vraag: hoe kun je bewust eten voor een beter milieu? Marte zette alle feiten op een rij en vroeg milieuvriendelijke consument Heleen van Wieringen naar haar ervaringen en tips.

Benieuwd naar Blanca’s liefdestheorie? Of naar milieubewuste groente- en fruitkalender? Koop dan nu het nieuwste nummer van Feliz! (Tot eind juni in de winkel.)

ALLES OVER MAAG- EN DARMKLACHTEN

11 apr

 

Dit artikel is verschenen in Margtiet 16 – 11 april 2008.

Maar liefst één op de zeven Nederlanders heeft last van spijsverteringsklachten. Dat zijn meer dan twee miljoen mensen.

Hoe werkt de spijsvertering eigenlijk?

Voedsel legt een lange weg af door je lichaam. In je mond wordt het eten met speeksel vermengd. Zodra je slikt, komt het voedsel in de slokdarm. Via een poortje belandt het vervolgens in de maag. Dat poortje is een sluitspier, die voorkomt dat voedsel en maagzuur terug de slokdarm instromen.

De maag trekt samen om het voedsel klein te maken. Bovendien wordt er zuur maagsap aan toegevoegd, dat onder andere bacteriën doodt en een begin maakt met de vertering van voedsel. Gemiddeld blijft een maaltijd ongeveer drie uur in je maag. Eet je veel vet, dan duurt het langer. In totaal kan je maag wel drie tot vier liter voedsel en vocht bevatten.

Het mengsel van fijngemalen eten en maagzuur gaat in kleine porties naar de dunne darm, waar een belangrijk deel van de vertering plaats vindt. Via de wand van de dunne darm (ruim 5 meter lang!) worden belangrijke voedingsstoffen opgenomen in het bloed. 

Onverteerbare voedselresten gaan door naar de dikke darm, waar er water en zouten uitgefilterd worden. Het laatste deel van de dikke darm (de endeldarm) vormt de opslagplaats van ontlasting. Is die vol, dan voel je aandrang om naar de wc te gaan. Een volwassen mens heeft gemiddeld zo’n 100 tot 200 gram ontlasting per dag. 

 

Wat voor klachten kun je aan je maag krijgen?

Een opgeblazen gevoel

De oorzaak van een opgeblazen gevoel na het eten ligt soms bij een ‘luie’ maag: de maagspier trekt te weinig of onregelmatig samen. Doordat het voedsel niet goed wordt gekneed en gemengd, blijft het langer dan normaal op één plek. Daardoor kan een vol gevoel of misselijkheid ontstaan. Ook winderigheid of het prikkelbare darmsyndroom kunnen een opgeblazen gevoel veroorzaken. 

Brandend maagzuur

Brandend maagzuur is een veelgehoorde klacht: 10% van de mensen in West-Europa heeft er last van. We spreken van brandend maagzuur als het zure sap uit de maag terugstroomt in de slokdarm. Als dat regelmatig gebeurt geeft dat een  branderig of drukkend gevoel achter het borstbeen. Sommige patiënten hebben ook last van een geïrriteerde keel of hoestklachten.

Het terugstromen van maagzuur naar de slokdarm wordt meestal veroorzaakt doordat het poortje (de sluitspier) tussen de maag en de slokdarm niet goed sluit. Datzelfde kan gebeuren als er extra druk op de maag staat, bijvoorbeeld door overgewicht, verstopping of zwangerschap.

In principe kunnen mensen met brandend maagzuur alles eten en drinken. Zoek daarom goed uit van welke voedingsmiddelen u mogelijk last heeft, voordat u radicaal allerlei zaken uit uw dieet schrapt. Andere tips bij brandend maagzuur zijn:

  • Eet kleine maaltijden, verspreid over de dag.
  • Vermijd vet eten: dat blijft langer in uw maag zitten.
  • Eet drie uur voor het slapengaan niets meer: een lege maag vermindert zuurproductie en verkleint de kans op problemen ’s nachts.
  • Verhoog het hoofdeinde van uw bed: dat voorkomt dat maagzuur terugstroomt als u slaapt.
  • Pas op met alcohol, chocolade, vet en pepermunt: die stoffen werken negatief op de sluitspier.
  • Stop met roken: nicotine verslapt de sluitspier en veroorzaakt irritatie van het maagslijmvlies.

Er wordt wel gezegd dat melk helpt bij brandend maagzuur. Niet waar. Melk bindt het zuur wel even, maar stimuleert daarna juist de aanmaak ervan. De pijn neemt tijdelijk af en wordt daarna alleen maar heviger.

Als u regelmatig last hebt van brandend maagzuur, is het verstandig naar de huisarts te gaan. Die kan zonodig medicijnen voorschrijven. 

Maagzweer

Een maagzweer is een wondje in het slijmvlies van de maag of de twaalfvingerige darm (= het eerste deel van de dunne darm). De grootte kan variëren van een speldenknop tot een euro. Zit de zweer in de maag, dan treden er vaak klachten vlak na het eten op. Een zweer in de twaalfvingerige darm geeft meestal juist klachten als je een tijdje niet gegeten hebt.

Een maagzweer kan een drukkende, zeurende en soms hevige pijn teweegbrengen. Soms gaat die ook gepaard met misselijkheid, braken en boeren. In een enkel geval leidt zo’n zweer tot een maagbloeding of zelfs een gat in de maagwand (maagperforatie). Dan is directe behandeling nodig.

Vier van de vijf maagzweren worden veroorzaakt door een bacterie, de Helicobacter pylori. In Nederland zijn heel wat mensen drager van deze bacterie, maar zij krijgen lang niet allemaal een maagzweer. Als is vastgesteld dat je besmet bent, wordt de bacterie met antibiotica bestreden. Verder wordt een sterke zuurremmer gegeven om de maagzweer de kans te geven te herstellen. 

Maagkanker

Maagkanker – een kwaadaardige tumor in het maagslijmvlies – is vrij zeldzaam. In Nederland wordt het jaarlijks bij zo’n 2000 mensen vastgesteld. Maagkanker komt vooral voor bij mensen ouder dan 60 jaar en bij mannen twee keer zo vaak als bij vrouwen.

Er is geen duidelijke oorzaak voor maagkanker. Wel is bekend dat een langdurige infectie met de bacterie Helicobacter pylori (die ook maagzweren veroorzaakt) de kans erop mogelijk vergroot. Ook roken en overmatig alcoholgebruik zijn risicofactoren . De eerste klachten van maagkanker zijn vaak vaag: brandend maagzuur, minder eetlust, gewichtsverlies, pijn in de bovenbuik, misselijkheid, een vol gevoel en braken. Heeft u lange tijd last van een of meerdere van deze klachten, vraag dan advies aan uw huisarts.

Wat voor klachten kun je aan je darmen krijgen?

Winderigheid

Winderigheid is een gevoelig onderwerp. En dat terwijl het heel normaal is! Ieder mens laat tien tot twintig windjes per dag. Sommige mensen hebben echter veel meer last van gasvorming. Dat kan heel vervelend zijn. Bij winderigheid is het verstandig om langzaam te eten, goed te kauwen en niet veel te praten tijdens het eten. Daarmee voorkomt u dat u veel lucht inslikt. Koolzuurhoudende dranken en kauwgom kunt u ook beter mijden. Verder staan sommige etenswaren erom bekend dat ze meer gasvorming kunnen geven, zoals nieuwe aardappelen, spruitjes, prei, knoflook, peulvruchten, kool, uien, scherpe kruiden en noten. 

Ontlastingsproblemen

Hoe vaak is normaal als het om ontlasting gaat? De ene persoon gaat twee keer per dag, de ander maar drie keer per week. Elk mens heeft kortom zijn eigen ritme. Het gaat erom dat er regelmaat in het ontlastingspatroon zit, dat de ontlasting soepel is en dat je niet hoeft te persen. Wordt dat patroon anders of wisselt het steeds, dan kan er wat aan de hand zijn.

Diarree

Met diarree wil je lichaam schadelijke stoffen zo snel mogelijk uit het darmkanaal verwijderen. Kenmerkend is dat de ontlasting veel dunner is dan normaal. Ook moet je (veel) vaker naar het toilet.

Diarree kan het gevolg zijn van ‘iets verkeerds’ eten, een infectie, stress of bepaalde geneesmiddelen. Maar ook een aandoening als voedselintolerantie en een chronische darmontsteking kan diarree geven.

Vroeger werd gezegd dat je bij diarree licht verteerbaar voedsel zoals beschuit en geraspte appel moest gebruiken. Inmiddels is gebleken is dat dat helemaal geen nut heeft. Zorg dat u goed blijft eten (liefst met veel vezels, want deze absorberen en binden vocht en kunnen dus helpen de ontlasting te verstevigen) en drink zoveel mogelijk. Ga naar de huisarts als de diarree langer dan een paar dagen aanhoudt. 

Verstopping

Er is sprake van verstopping als je minder dan drie keer per week naar het toilet kunt voor ontlasting, of als je veel moeite moet doen om het kwijt te raken. De kwaal kan ontstaan door het uitstellen van de stoelgang, te weinig vezels in de voeding, te weinig drinken of te weinig lichaamsbeweging. Ook psychische factoren zoals spanning kunnen een rol spelen. Hetzelfde geldt voor bepaalde medicijnen. Verder zijn er allerlei ziektes die verstopping kunnen veroorzaken, zoals schildklierziekten, suikerziekte en kanker of poliepen in de dikke darm.

Verstopping valt in veel gevallen goed te verhelpen. De belangrijkste tips zijn:  

  • Eet gezond, gevarieerd en vooral vezelrijk.
  • Zorg voor voldoende lichaamsbeweging.
  • Drink voldoende, minimaal twee liter per dag.
  • Reserveer een bepaalde tijd van de dag waarop u probeert ontlasting te krijgen.
  • Ga meteen naar het toilet als u aandrang heeft.

Er wordt wel gezegd dat je van bananen verstopping krijgt. Klopt niet. In bananen zitten juist veel vezels die zorgen voor een soepele ontlasting en goede stoelgang. Dat ontbijtkoek laxerend werkt is al net zo’n misverstand. Ontbijtkoek bevat namelijk te weinig voedingsvezels om de darmwerking te bevorderen.

Wie via zijn voeding toch onvoldoende vezels binnenkrijgt, kan bij de drogist of apotheek vezelpreparaten kopen. Ga niet op eigen houtje laxeermiddelen gebruiken, óók niet de zogenaamd natuurlijke producten op basis van sennapeulen. Die kunnen bij langdurig gebruik uw darmen blijvend beschadigen. 

Prikkelbare darmsyndroom (PDS)

Mensen met het prikkelbare darmsyndroom (PDS) hebben regelmatig last van hun darmen. Vooral jongvolwassenen worden erdoor geplaagd en vrouwen ruim twee keer zo vaak als mannen. Veel voorkomende klachten zijn: buikpijn, hevige krampen, een opgeblazen gevoel, winderigheid en problemen met de stoelgang.

De oorzaak van PDS is niet precies bekend. Waarschijnlijk gaat het om een combinatie van een gestoorde beweging van de darm, een overgevoelige darmwand, stress en voeding. Er bestaan geen medicijnen om PDS te genezen. De huisarts zal een voedings- en leefstijladvies geven. Ook kan hij verschillende middelen voorschrijven om de klachten te verminderen. Een vrij nieuwe manier om PDS te behandelen is door middel van een speciale vorm van hypnose. Circa 80% van de patiënten heeft hier baat bij. 

Chronische darmontsteking

Bij een chronische darmontsteking is de darm ontstoken, zonder dat een bacterie of virus daar de oorzaak voor is. Waardoor de klachten ontstaan is niet helemaal duidelijk. Waarschijnlijk spelen een ontregeling van het afweersysteem, omgevingsfactoren en erfelijkheid een rol. Naar schatting zijn er in Nederland ongeveer 50.000 mensen met een chronische darmontsteking. 20.000 daarvan hebben de ziekte van Crohn en 30.000 colitis ulcerosa. Jaarlijks groeit dat aantal met zo’n 2500 nieuwe patiënten.  

De ziekte van Crohn ontstaat meestal op de grens van de dikke en de dunne darm, maar kan in het hele spijsverteringskanaal voorkomen.  Het belangrijkste kenmerk van de ziekte is ontstoken plekjes in de darmwand. Na genezing laten die littekenweefsel achter. De doorgang van de darm wordt daardoor vernauwd, zodat de ontlasting er moeilijk doorheen kan. Soms groeien de ontstekingen door de darmwand heen en ontstaan er fistels: open verbindingen met andere organen. De belangrijkste klachten bij de ziekte van Crohn zijn buikpijn, koorts, diarree, moeheid en bij kinderen een groeiachterstand. Als de klachten langdurig zijn kan de darmfunctie achteruit gaan, met vermagering en vitaminegebrek als gevolg. 

Colitis ulcerosa komt alleen in de dikke darm voor. Ook bij die ziekte ontstaan ontstekingen. Het verschil met Crohn is dat die aan de oppervlakte blijven en niet door de darmwand heen groeien. De meest voorkomende klachten zijn buikpijn en diarree, vaak met slijm en bloed. 

Chronische darmontstekingen kunnen helaas (nog) niet worden genezen. Wel zijn er middelen die de ontstekingen afremmen en nieuwe ontstekingen tegengaan. Zo wordt geprobeerd de klachten in toom te houden. 

Divertikels

Divertikels zijn kleine uitstulpingen van de dikke darmwand in de buikholte. Je kunt ze vergelijken met een binnenband van een fiets die op zwakke plekken door de buitenband naar buiten komt. Divertikels komen veel voor – 20% tot 50% van alle mensen boven de 50 heeft ze – maar ze geven gelukkig lang niet altijd klachten. De problemen ontstaan meestal pas als er voedselresten in achterblijven. Aanwezige bacteriën gaan zich dan vermenigvuldigen en dat kan tot ontstekingen leiden.

Artsen denken dat het ontstaan van divertikels te maken heeft met het eten van te weinig vezels. Door een tekort aan vezels blijft de ontlasting langer in je darmen en wordt de druk op de darmwand – en dus de kans op uitstulpingen – groter. Door gezond, gevarieerd en vezelrijk te eten en voldoende te drinken blijft de ontlasting zacht en soepel. 

Dikke darmpoliepen en dikke darmkanker

Darmpoliepen komen met het klimmen der jaren vaker voor: 5% à 10 % van de mensen boven de 50 heeft ze, vaak zonder het zelf te weten. Een poliep is een woekering van het slijmvlies in de dikke darm. Sommige zijn zo groot als een speldenknop, andere wel enkele centimeters in doorsnede. Meestal blijven de poliepen onschuldig, maar soms ontwikkelen ze zich tot dikke darmkanker.

Dikke darmkanker is een van de meest voorkomende kankersoorten in de westerse wereld. Het is de tweede meest voorkomende vorm van kanker in Nederland; jaarlijks sterven er 4500 mensen aan. Bovendien komen er elk jaar 10.000 nieuwe patiënten bij. Bij vrouwen is darmkanker de op een na meest voorkomende vorm van kanker (na borstkanker). Bij mannen staat darmkanker op de derde plaats, na long- en prostaatkanker. De ziekte ontstaat meestal na het 40ste levensjaar. Vanaf 60 neemt het risico fors toe.

Darmkanker begint altijd met poliepen. Waarom die bij de ene persoon in kwaadaardig weefsel veranderen en bij de andere niet, is onbekend. Wel is het zo dat het eten van veel rood vlees en voorbewerkt vlees de kans op darmkanker vergroot. Zuivelproducten, fruit, groente en granen bieden mogelijk bescherming tegen darmkanker. Bij vegetariërs komt de ziekte dan ook veel minder vaak voor.

Wat voor klachten darmkanker veroorzaakt hangt af van waar de tumor zich bevindt. Soms veroorzaakt een gezwel pijnklachten in de buik. Andere belangrijke alarmsignalen zijn onverklaarbaar gewichtsverlies en bloed bij de ontlasting. Omdat darmkanker lang aanwezig kan zijn zonder dat je iets merkt, wordt het vaak pas laat ontdekt. 

Wat kun je doen om je maag en darmen in optimale conditie te houden?

Door dagelijks voldoende voedingsvezels te eten kun je maag- en darmproblemen voorkomen of verminderen. Maar vezels hebben meer voordelen. Zo spelen ze door hun hongerstillende en cholesterolverlagende effect een belangrijke rol bij het tegengaan van overgewicht en kunnen beschermen tegen suikerziekte type 2. Toch krijgt maar één op de tien Nederlanders voldoende voedingsvezels binnen! Op http://www.vezeltest.nl kunt u testen of u voldoende vezels eet. 

Andere tips om je spijsvertering gezond te houden zijn:

  • Goed kauwen zorgt ervoor dat het speeksel beter vermengd wordt met het voedsel.
  • Neem de tijd voor het eten: zo krijgt uw lichaam meer kans het voedsel goed te verteren.
  • Eet en drink regelmatig: drie hoofdmaaltijden en twee tussendoortjes zorgen ervoor dat alle voedingsstoffen goed worden opgenomen.
  • Goede hygiëne voorkomt dat voedsel besmet kan raken met bacteriën of parasieten.
  • Een gezond gewicht verkleint de kans op spijsverteringsklachten.
  • Blijf in beweging: lichaamsbeweging stimuleert de samentrekkingen van de darm.
  • Rook niet: roken vergroot de kans op keel- en slokdarmkanker en heeft een slechte invloed op het maag- en darmslijmvlies.

<Kader: Meer weten?>

Meer informatie over spijsvertering en maag- en darmproblemen kunt u krijgen bij de Maag Lever Darm Stichting: telefoon 0900-20 25 625 of kijk op http://www.mlds.nl. Daar zijn ook over alle in dit artikel besproken onderwerpen brochures te bestellen of te downloaden. Samen met zeven specialisten en vier patiëntenverenigingen heeft de Maag Lever Darm Stichting de website www.darmkanker.info vernieuwd en uitgebreid met informatie over risicofactoren en preventie.

<Kader: Patiëntenverenigingen>

Er zijn diverse patiëntenverenigingen waar mensen met specifieke maag- of darmklachten terecht voor informatie, ervaringsverhalen en lotgenotencontact. De Crohn en Colitis Ulcerosa Vereniging Nederland bijvoorbeeld (telefoon 0346 – 261 001 of www.chron-colitis.nl) en de Prikkelbare Darm Syndroom Belangenvereniging (telefoon 033 – 476 62 47 of www.pdsb.nl). Telefoonnummers en websites van andere patiëntenverenigingen vindt u op www.mlds.nl

Voor dit artikel is gebruik gemaakt van de ‘Gezondheidsgids nr. 87’ (Special december 2007) en van de volgende brochures van de Maag Lever Darm Stichting: ‘Gezonde spijsvertering’, ‘Spijsvertering bij 50+ ers’, ‘Spijsverteringskolder’, ‘Maagklachten’, ‘Brandend maagzuur’, ‘Voeding bij maag/lever/darmaandoeningen’, ‘Chronische darmontsteking’, ‘Prikkelbare darmsyndroom’, ‘Divertikels’, ‘Dikke darmpoliepen’ en ‘Dikke darmkanker’. Met dank aan Linda de Wit, voorlichter van de Maag Lever Darm Stichting.

MAAG EN DARMEN IN MARGRIET

11 apr

 

Maar liefst één op de zeven Nederlanders heeft last van spijsverteringsklachten. Dat zijn meer dan twee miljoen mensen. Voor Margriet schreef Marte een artikel over het onderwerp.

Altijd al alles willen weten over maag- en darmklachten? Kijk dan op deze website onder Margriet of koop Margriet nr. 16 nu in de winkel (verkrijgbaar t/m 18 april).

 

VAKLUI (V): RECTOREN

11 apr

Nel Frederix (62, getrouwd)) is directievoorzitter van de RSG Wolfsbos in Hoogeveen, een school met 250 medewerkers en bijna 2000 leerlingen verdeeld over praktijkonderwijs, vmbo, havo en vwo. Uit haar eerste huwelijk heeft ze twee zoons van 37 en 34. 

“Iedereen in Nederland heeft verstand van onderwijs. Kijk maar naar de ingezonden stukken in de krant; daarin staat bijna dagelijks hoe erg het gesteld is. Vooral de dure managers en de bureaucratie moeten het ontgelden. Flauwekul! Het zijn allemaal mythes. Ik zou willen dat men eens ophield elkaar daarover na te praten. Vooral de politici. Die parlementaire onderzoekscommissie was bijvoorbeeld nergens voor nodig. De kwaliteit van het onderwijs is de afgelopen decennia niet slechter of beter geworden; we leveren een ander soort leerlingen af. Zelfredzamer, beter voorbereid op het vervolgonderwijs. Dat wilde de politiek toch? En nu klagen ze weer dat leerlingen onvoldoende kunnen schrijven en rekenen. Dat is het gevolg van de keuzes die politici zelf eerder hebben gemaakt. 

Persoonlijk ben ik het onderwijs ingegaan omdat mijn moeder dat graag wilde. Trouwens, als ambitieus meisje uit een gezin van elf had ik begin jaren ’60 in het katholieke Limburg weinig opties. De roeping kwam pas later, toen ik ontdekte hoe inspirerend en afwisselend het werk is. Je krijgt een redelijk salaris, werkt met kinderen en vervult een belangrijke maatschappelijke functie. Een mooiere baan bestaat niet. 

Ik was pas een jaar als lerares huishoudkunde aan de slag toen ik op mijn 21ste werd gevraagd om directrice van mijn school te worden. Het managen beviel meteen goed, vooral omdat ik daadwerkelijk invloed kon uitoefenen. Twijfels over of ik het dat wel zou kunnen heb ik nooit gehad. Achteraf gezien was ik enorm naïef, maar ik deed het gewoon. 

Toen ik in 1969 trouwde werd ik ontslagen. Dat gebeurde in die tijd nog als je als vrouw in het bijzonder onderwijs werkte. Met mijn man vertrok ik naar Haren, Groningen. Hij had daar een baan gevonden en ik zou huisvrouw worden. Maar dat viel vies tegen! Een vreemde omgeving, weinig om handen… De muren kwamen enorm op me af. Ik nam de eerste baan die ik kon krijgen, als lerares huishoudkunde op een openbare school. En ik ging pedagogiek studeren in Groningen. Want ik wist zeker dat ik nooit meer thuis wilde zitten. 

Vanaf dat mijn jongste vier was heb ik altijd voltijd gewerkt. Eerst in het MBO, daarna in het HBO en nu in het voortgezet onderwijs. Natuurlijk liep ik daarbij tegen vooroordelen aan, zeker toen de kinderen klein waren. “Moet je weer zo nodig emanciperen”, hoorde ik dan als ik ’s ochtends in de auto stapte. Of: “Verdient je man niet genoeg om voor jullie te kunnen zorgen?”. In het begin voelde ik me daar ongemakkelijk bij. Maar op een bepaald moment heb ik besloten me er gewoon niets meer van aan te trekken. Ik wist dat ik mijn werk nodig had om gelukkig te worden, om een goede moeder te zijn. Dan maar niet helpen met voorlezen op school. 

Werken, studeren: het was heel wat anders dan de traditionele gezinssituatie die mijn man voor ogen had gehad. Tegen de spanningen die dat veroorzaakte was ons huwelijk niet bestand. De kinderen bleven na de scheiding bij hem wonen. Dat leverde natuurlijk óók weer commentaar op. Alsof ik hen in de steek had gelaten. Maar in de praktijk pakte het heel goed uit. De jongens liepen in en uit wanneer ze wilden en tegelijkertijd kon ik me op mijn carrière richten. Overigens ben ik wel tot de jongste achttien was in de buurt blijven wonen. En ook het aangaan van een nieuwe relatie heb ik tot dat moment uitgesteld. 

Toen ik vijf jaar geleden in Hoogeveen kwam, werd ik begroet met de spreuk ‘Drenthe is turf, achterdocht en jenever’. Met als achterliggende boodschap: we doen dingen hier op ons eigen manier. Zo’n stelling daagt mij alleen maar uit om de boel juist te veranderen. Inmiddels hebben we van onze fusieschool een echte eenheid weten te maken. De organisatie is geprofessionaliseerd en er wordt hard gewerkt aan betere huisvesting. De ouders krijgen een steeds grotere rol bij de totstandkoming van het beleid. Als een van de weinigen in Nederland profileren we ons als een school met veel aandacht voor techniek. En buiten schooluren worden er creatieve workshops georganiseerd. Dat alles past helemaal in mijn filosofie dat een school méér moet doen dan alleen kennis overdragen. 

Als directeur kan ik hard zijn. Een ‘bitch’, zoals sommige medewerkers zeggen. Niet dat ik mensen onaardig behandel, maar ik spreek ze wel aan op hun verantwoordelijkheid. Dat wordt me niet altijd in dank afgenomen. Ik heb geleerd dat me niet persoonlijk aan te trekken. Het is een keus, net als je als werkende moeder schuldig voelen of niet. Ik heb me nooit als slachtoffer opgesteld. En dus word ik ook niet zo behandeld. 

Ik ben me ervan bewust dat ik een voorbeeldfunctie vervul. Dit is geen negen tot vijf baan, maar daar doe ik nooit moeilijk over. Als er een zwangere docente bij me komt, zeg ik: ‘Gefeliciteerd! Als je maar niet stopt met werken.’ En ik zorg ervoor dat duidelijk zichtbaar is wat ik doe. Op school, maar ook in de gemeenteraad en in de plaatselijke pers. Ik geef kortom het goede voorbeeld door het gewoon te doen. De belangrijkste boodschap die ik daarmee aan de leerlingen wil geven? Als je jezelf serieus neemt, doen anderen dat ook.

Hanneke Koster (47, samenwonend) is sinds 2002 algemeen directeur van De Driemark in Winterswijk, een openbare scholengemeenschap met een breed onderwijsaanbod (vmbo met LWOO, havo en vwo). Daarvoor werkte ze als lerares Frans, afdelingsleider havo en conrector. Op De Driemark geeft Hanneke leiding aan 140 medewerkers die gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor 1341 leerlingen. 

Als lerares Frans zag ik er altijd heel vrouwelijk uit. Maar toen ik een leidinggevende functie kreeg, ging ik me mannelijker kleden. Soberder, strenger. Ik dacht dat ik dat nodig had om mijn autoriteit te onderstrepen. De laatste tijd benadruk ik mijn vrouw zijn juist weer. Omdat ik steeds meer in mijn rol groei, maar ook om aan medewerkers en leerlingen te laten zien dat je best directeur kunt zijn én een rokje met hoge hakken kunt dragen. 

Het managementteam waar ik leiding aan geef bestaat uit acht mannen en één vrouw. En ik ben de jongste van allemaal. Dat heeft nooit tot problemen geleid; ik word op mijn resultaten afgerekend, niet op mijn geslacht of mijn leeftijd. Wel merk ik dat aan vrouwelijke schoolleiders vaak hogere eisen worden gesteld. We moeten hard en zakelijk zijn, maar ook warm en begripvol. Dat laatste is bij mannen veel minder het geval.

Het aantal vrouwelijke directeuren in het voortgezet onderwijs schommelt al jaren rond de tien procent. Waarom dat niet groeit? Volgens mij omdat veel vrouwen niet zitten te wachten op zo’n zware verantwoordelijkheid. Een baan als deze legt een enorme druk op je. Het zijn lange dagen en je moet continu op de top van je kunnen presteren. Als er iets fout gaat valt de hele wereld over je heen. Niet iedereen vindt dat prettig. Maar mij daagt het juist uit. 

Mijn moeder heeft me opgevoed met het idee dat je altijd je eigen boontjes moet kunnen te doppen.  Niet dat ik iets heb tegen moeders die thuiszitten. Integendeel. Maar ik wil van niemand afhankelijk zijn. Misschien dat ik daarom ook geen kinderen heb. Ik kan precies doen wat ik zelf wil. 

Door de jaren heen heb ik vermeden om hardop uit te spreken dat ik geen behoefte had aan het moederschap. Om vrouwen die geen kinderen kunnen krijgen niet te kwetsen. Maar ook omdat daar in Nederland nog steeds een beetje vreemd tegenaan wordt gekeken. Voor je het weet ben je voortdurend verantwoording aan het afleggen. Daarover gesproken: vrouwen mét kinderen die carrière willen maken krijgen zo mogelijk met nog meer oordelen te maken. Ik durf te stellen dat moeders met een goede baan het hier moeilijker hebben dan in andere Europese landen. 

Wat ik zo geweldig vind aan het onderwijs, is dat het echt ergens over gáát. Of ik het als een roeping ervaar? Dat is een zwaar woord, maar ik heb wel het idee dat ik werk heb dat er toe doet. Tenslotte leiden we hier de toekomstige generatie van ons land op. Mijn ambitie om leiding te geven komt daaruit voort. Als directeur kun je immers direct invloed uitoefenen op hoe dat gebeurt. 

Voor mij is onderwijs méér dan alleen maar kennis overdragen. Anders gezegd: kinderen iets leren lukt alleen als je ook aandacht hebt voor hoe het verder met hen gaat. Vandaar dat bij ons op school ieder kind een eigen mentor heeft. Die let op de schoolresultaten, maar ook op hoe een leerling in zijn vel zit. Zijn er persoonlijke problemen, dan spelen we daar direct op in. We bieden vanuit school bijvoorbeeld begeleiding aan bij dyslexie. Ook organiseren we trainingen tegen faalangst. En onze professionals geven ondersteuning bij rouwverwerking. Allemaal om ervoor te zorgen dat leerlingen niet uitvallen. De onderwijsinspectie heeft ons zorgsysteem vorig jaar ‘excellent’ genoemd. Of dat mijn vrouwelijke touch is? Zou kunnen, maar die beoordeling laat ik graag aan anderen over. 

Over de kwaliteit van het onderwijs wordt veel geklaagd. Deels is dat terecht: leerlingen hebben anno 2008 minder feitenkennis dan twintig jaar geleden. Dat komt omdat er ze steeds meer vakken krijgen en de lesstof dus minder diep gaat. Wat Nederlands en wiskunde betreft baart me dat best zorgen. Hopelijk komt daar de komende jaren weer meer aandacht voor. 

Tegelijkertijd stelt de maatschappij ook steeds hogere eisen aan het onderwijs. Dat is goed als het betekent dat men meer betrokken is, maar niet als het irreële verwachtingen creëert. Kinderen die te zwaar zijn, niet genoeg van de vaderlandse geschiedenis weten of niet met geld kunnen omgaan: bij elk nieuw probleem wordt naar de scholen gewezen. Op veel vragen hebben we een adequaat antwoord, maar het houdt een keer op. Het is telkens opnieuw je grenzen bepalen. 

Voor mij persoonlijk is het allerbelangrijkste dat ik uitgedaagd word in mijn werk, dat ik elke dag iets nieuws kan leren. Voorlopig is dat hier absoluut het geval. We staan aan de vooravond van de bouw van een nieuw pand, een klus waar ik mijn tanden flink in kan zetten. Maar wie weet werk ik over vijf jaar wel in het hoger onderwijs, of in de zorg. Want zolang je je nieuwsgierigheid de ruimte geeft, zijn de mogelijkheden onbegrensd. 

Ingrid Janssen (44, samenwonend) is directeur van de Open Schoolgemeenschap Bijlmer in Amsterdam (190 medewerkersen ruim 1600 leerlingen). Daarnaast vervult ze diverse nevenfuncties, zoals bestuurslid van het primair onderwijs in de regio Gouda, lid van de adviesgroep VMBO van het Ministerie van OC&W en lid van de veldadviesraad van het Centrum van nascholing van Amsterdam.

“Als kind wilde ik het liefst boswachter worden. De natuur was – en is – mijn grootste passie. Helaas had ik op mijn eindexamen een vijf voor natuurkunde en dus werd ik niet tot de bosbouwschool toegelaten. Mijn vader zei: ‘waarom word je geen docent?’. Zo kwam ik op de lerarenopleiding in Nijmegen terecht. Daar koos ik voor aardrijkskunde en biologie. Kon ik in ieder geval toch nog veel veldwerk doen. 

Eenmaal aan het werk zag men al snel allerlei leidinggevende talenten in mij. Op mijn eerste school werd ik mentor, vakgroepcoördinator en lid van de medezeggenschapsraad, op de scholen daarna conrector en directeur. Of dat bewuste keuzes waren? Ja en nee. Ik heb al die stappen weloverwogen gemaakt. Maar terugkijkend was ik ook erg bezig met aan de verwachtingen van anderen te voldoen. 

Vanaf mijn eerste dag als docent heb ik een speciale band met het VMBO. Voor VMBO-leerlingen is een stimulerende schoolomgeving cruciaal. Veel meer nog dan voor kinderen op het HAVO of VWO, die genoeg intellectuele bagage hebben om zichzelf wel te kunnen redden. Voor VMBO-ers is dat anders; een diploma vormt een essentiele basis voor hun toekomst. Dat komt ze echter niet aanwaaien. Soms zijn ze daarom lastig te motiveren. Des te meer reden om ze te helpen, denk ik dan. 

Als mensen horen dat ik middenin de Bijlmer werk, hebben ze vaak allerlei vooroordelen. Dat we te maken hebben met integratieproblemen of dat het op school niet veilig zou zijn. Helemaal niets van waar! Sterker nog, ik denk dat wij daar juist minder last van hebben dan op veel andere plekken in Nederland. Ik heb een aantal jaar in een relatief klein dorp gewerkt. Toen daar de eerste asielzoekers kwamen wonen gaf dat meer gedoe dan ik hier op school ooit heb meegemaakt. Je moet het zo zien: multiculturaliteit is in de Bijlmer zo vanzelfsprekend dat niemand er meer van opkijkt. Dat mensen van buiten dat wel doen, zegt meer over hen dan over ons. 

De Open Schoolgemeenschap Bijlmer is méér dan een school; het is een leefgemeenschap. De eerste twee jaar zitten leerlingen van alle nationaliteiten, gezindten en niveaus door elkaar. Over integratie gesproken. Elke les begint en eindigt met een kringgesprek, ook in de bovenbouw. Kinderen leren zo in een groep te participeren, hun mening onder woorden te brengen en naar anderen te luisteren. Docenten zijn dagelijks van half negen tot half vijf aanwezig, om betere communicatie met elkaar én met de kinderen te bevorderen. Drama en sport zijn vaste onderdelen van ons rooster. En we bieden elke dag van drie tot vijf een aanvullend programma aan onze leerlingen. Van sport tot cultuur en van gaming tot extra schoolvakken. Allemaal om ze een zo goed mogelijke start te geven in onze maatschappij. 

Sinds vorig jaar hebben we daar nog iets bijzonders aan toegevoegd: een cursus: Opvoeden doe je samen. Je kunt als school wel zeggen ‘opvoeden is de verantwoordelijkheid van de ouders, daar bemoeien we ons niet mee’. Maar wij hebben ervoor gekozen om problemen als ongezonde voeding, alcoholmisbruik of ontspoord gedrag gezamenlijk aan te pakken. En met succes! We hebben meer aanmeldingen dan plaatsen. Ouders zitten soms ook echt met de handen in het haar. Ze zijn dankbaar als je hen een helpende hand toesteekt. Het feit dat we onze kennis delen en dezelfde regels hanteren maakt het omgaan met de kinderen makkelijker. Voor de ouders, maar ook voor ons.

Of ik als vrouw anders wordt behandeld dan mijn mannelijke voorganger? Volgens mij niet. Het enige dat ik daarover ooit gehoord heb is dat leerlingen me makkelijker benaderbaar vinden. Maar dat kan er ook mee te maken hebben dat ik een stuk jonger ben. Over leeftijd gesproken: dat is in het verleden wél eens een issue geweest. Toen ik op mijn dertigste conrector werd hadden sommige oudere docenten daar moeite mee. Ik moest mezelf extra bewijzen. Over die ervaring heb ik een boekje geschreven, met tips voor jonge managers. Maar dat was net zo goed voor mannen als voor vrouwen bedoeld. 

Zelf heb ik ze niet, dus ik kan moeilijk zeggen of ik deze functie met kinderen net zo goed zou kunnen vervullen. Maar volgens mij kunnen kinderen je juist ook helpen als je een drukke baan hebt. De ervaring hier op school leert dat als vrouwelijke medewerkers – net als ik – geen kinderen hebben, ze vaker ’s avonds en in het weekend werken. Vrouwen mét kinderen stellen duidelijker grenzen. Hun kinderen dwingen hen het werk te relativeren. Nog veel meer dan een partner dat kan. 

Hoe geweldig ik het werk ook vind, deze school is voor mij wel een soort eindpunt. De afgelopen jaren is het evenwicht behoorlijk zoek geraakt. Een baan als deze eist je volledig op. Dat betekent dat er weinig tijd overblijft voor andere dingen. Ik ben teveel van mijn oorspronkelijke passie – de natuur – afgedreven. De enige bomen die ik tegenwoordig nog zie zijn die ik tegenkom als ik mijn hond uitlaat! Daar wil ik de komende jaren verandering in brengen. Misschien ga ik jonge schoolleiders motivatie- en inspiratietrainingen geven in de natuur. Of misschien word ik uiteindelijk toch nog boswachter. Het wordt tijd dat ik niet alleen maar doe wat ik kan, maar vooral ook wat ik zelf wil.” 

 

VAKLUI (V) IN ESTA: RECTOREN

7 apr

In elk nummer van het tijdschrift esta worden onder de noemer Vaklui (v) vrouwen geportreteerd met een bijzonder (mannen)beroep. Deze keer: rectoren. Marte interviewde drie vrouwelijke schooldirecteuren over de uitdagingen in hun werk én hun privésituatie.

Benieuwd wat de rectoren te zeggen hebben over het werk in het onderwijs? Koop esta nr. 8 in de winkel (verkrijgbaar t/m 18 april). Of lees het artikel op deze website onder esta.