Tag Archives: Andrea Evers

RECEPT VOOR EEN GEZONDER LEVEN

15 jan

Gezond eten, genoeg bewegen, niet roken en weinig of niet drinken: die adviezen kennen we inmiddels allemaal wel. Maar ze dagelijks in de praktijk brengen is nog niet zo makkelijk. We geven je tien concrete tips waarmee je écht een verschil kunt maken voor je lichaam. 

1. Zorg goed voor je darmen
Je hoort steeds vaker hoe belangrijk je darmen zijn voor je gezondheid. De bacteriën daarin — ook darmflora of microbioom genoemd — spelen namelijk een cruciale rol bij veel processen in je lichaam. Zo helpen ze eten te verteren, halen ze daar voedingstoffen en energie uit en dragen ze bij aan een soepele stoelgang. Maar ook voor een goed werkend afweersysteem zijn je darmen onmisbaar.
“De darmwand is een belangrijke verdedigingsmuur van je lijf”, legt arts-onderzoeker Marjolein Klaassen van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) uit. “Die voorkomt mede dat ongewenste gasten van buiten via de darmholte binnendringen. Daarnaast zwemmen er door de darmwand allerlei afweercellen. Die ‘beveiligers’ trainen andere cellen van het immuunsysteem. Zo leren ze boosdoeners van buiten te herkennen en op te ruimen, voordat ze de kans krijgen om kwaad te doen.”
Een verstoorde darmflora, met meer slechte dan goede bacteriën, kan je gezondheid op allerlei manieren schaden. Zo lijkt die de kans op bijvoorbeeld diabetes en hart- en vaatziekten te vergroten, en misschien ook op tal van andere ziekten, zoals Parkinson of kanker.
“Inmiddels weten we dat voeding een grote rol speelt bij de samenstelling van je darmmicrobioom”, aldus Klaassen. “Het is vooral belangrijk om gevarieerd te eten, met veel vezels. Die bieden vermoedelijk brandstof voor de goede bacteriën in je darmen. Zoete en vette bewerkte producten en rood vlees lijken juist de slechtere bacteriën te voeden en zo het evenwicht in je darmen te verstoren. We zijn hard bezig te onderzoeken of en zo ja welke specifieke voedingsmiddelen je gezondheid via het microbioom kunnen verbeteren.”

2. Laat wat ruimte in je maag
Over eten gesproken: wanneer was de laatste keer dat je écht trek had? Grote kans dat dat niet zo vaak gebeurt. Terwijl een rammelende maag juist heel gezond kan zijn. “Door net iets minder te eten dan je op kunt, dwing je je lijf in de spaarstand te gaan en de aanwezige energie zo efficiënt mogelijk te gebruiken”, verduidelijkt arts en verouderingswetenschapper David van Bodegom, hoogleraar Vitaliteit in een verouderende populatie bij het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). “Je stofwisseling vertraagt dan. Simpel gezegd slijten — en verouderen — je lichaamscellen daardoor minder snel.”
Uit studies blijkt dat de stofwisseling van proefpersonen die extreem weinig calorieën eten inderdaad op een lager pitje komt. Toch zou Van Bodegom, schrijver van onder andere 10 jaar cadeau – Een nieuwe aanpak om langer gezond te leven, zo’n hongerdieet niet aanraden. “Op den duur houd je dat nooit vol. Bovendien word je er hartstikke chagrijnig van. Wel is het voor de meeste mensen in Nederland gezond om wat minder te eten. Begin eens met wat kleinere porties en geen tussendoortjes. Stop met eten als je 80 procent vol zit. En gebruik voor het avondeten een ontbijtbordje in plaats van een dinerbord. Dan schep je vanzelf minder op.”  

3. Word je eigen pijncoach
We spreken over chronische pijn als die meer dan drie maanden duurt en langer aanhoudt of zwaarder is dan verwacht, bijvoorbeeld na herstel van een ziekte of een operatie. Tussen de twee en de drie miljoen Nederlanders hebben er dagelijks last van, met grote gevolgen van voor hun geestelijke en lichamelijke gezondheid. Behandelingen halen vaak weinig uit. ‘Je moet er maar mee leren leven’, horen patiënten vaak.
Een wreed advies, vindt GZ-psycholoog en pijnspecialist Frits Winter, schrijver van het boek De pijn de baas. “Ook als de oorzaak van de pijn niet is te verhelpen, kun je wel degelijk invloed uitoefenen op de beleving ervan. Bijvoorbeeld door te werken aan je kracht en conditie, zinvolle activiteiten te doen, voldoende te ontspannen en zoveel mogelijk support te organiseren van de mensen om je heen. Daarmee kun je je brein leren de pijn een minder prominente plek te geven, of daar anders op te reageren. Een betere pijndemper is er niet. Ik heb keer op keer gezien dat pijnpatiënten zichzelf op die manier echt beter kunnen maken.”

4. Focus op de voordelen van gezond gedrag
Iets minder alcohol drinken. Elke ochtend een paar oefeningen doen. Wat vaker de trap of de fiets nemen. Goede gezondheidsvoornemens klinken vaak simpel genoeg. Volg ze op, en je voelt je vast beter. Waarom is dan toch zo lastig ze vol te houden?
“Dat komt omdat mensen gewoontedieren zijn”, verklaart Andrea Evers, hoogleraar gezondheidspsychologie aan de Universiteit Leiden. “We doen dingen zoveel mogelijk op de automatische piloot, want dan kosten ze minder energie. Voor nieuw gedrag moet je dus echt je best doen. Lichamelijk, maar ook geestelijk; het neemt letterlijk meer hersenruimte in beslag. En dan zijn er ook nog de emotionele obstakels. Misschien vind je het helemaal niet leuk wat je moet doen, of schaam je je ervoor. Dan is een excuus gauw gevonden.”
Evers’ advies: begin klein. Dus liever vijf minuten bewegen per dag dan een half uur. Waarschijnlijk gaat dat tegen je gevoel in, want je wilt nu grote stappen maken. Maar voorzichtig opbouwen is veel doeltreffender dan vliegend van start gaan en na een paar weken weer stoppen. En verder: focus je op de voordelen van je nieuwe gedrag, op wat dat je concreet gaat opleveren. “Bijvoorbeeld: ‘ik kan straks mijn favoriete broek weer aan.’ Zo krijgt het nieuwe gedrag opeens iets leuks. Het is dan niet alleen iets wat je moet, maar wat je graag wilt. En houd je het makkelijker vol.”

5. Bescherm je huid
Van al je organen is je huid het grootste. Behalve dat hij je lichaam letterlijk bij elkaar houdt, heeft de huid nog veel meer nuttige functies. Voelen en je temperatuur regelen bijvoorbeeld. Maar ook: kwalijke indringers buiten de deur houden. Denk aan ziekmakende bacteriën en virussen, UV-straling en schadelijke stoffen.
In principe houdt je huid zichzelf gezond. Maar bijvoorbeeld door roken, veelvuldig lang en heet douchen of badderen, het gebruik van (te veel) cosmetica of bepaalde medicijnen kan je ‘pantser’ beschadigen. Met mogelijk klachten als eczeem tot gevolg. Veel mensen hebben dat aan den lijve ondervonden toen ze hun handen tijdens de corona-epidemie letterlijk stuk wasten.
Moet je dan per direct al je shampoo en make-up in de prullenbak gooien? Dat gelukkig ook weer niet. Bij kleine verstoringen herstelt je huid zich namelijk meestal snel. Wel doe je er wijs aan om zo kort mogelijk te douchen, liefst met lauw water. En bij voorkeur niet vaker dan om de dag. Wat betreft cosmeticaproducten: het is vooral een kwestie van uitproberen waar je huid zich goed bij voelt. Verder heel belangrijk: smeer onbedekte lichaamsdelen dagelijks — het hele jaar door— in met minstens factor 15. Gebruik minimaal factor 30 als je uitgebreid gaat zonnen of op wintersportvakantie gaat. Zo voorkom je huidschade door UV-straling. Mooi meegenomen: daardoor krijg je ook minder snel rimpels. Want niets veroudert je huid zo snel als de zon.

6. Investeer in social contacten
Mensen die zich gesteund voelen door hun omgeving, zijn gemiddeld gezonder en leven langer dan eenzame mensen. Daar zijn volgens Beate Volker, hoogleraar stadssociologie aan de Universiteit Utrecht, twee verklaringen voor. “Je ontspant makkelijker als je bij vrienden bent. Dat is goed voor je afweersysteem. Daarnaast helpen dierbaren je om sneller beter te worden als je wat mankeert. Dat doen ze praktisch, bijvoorbeeld door boodschappen te halen of te koken, maar ook mentaal: ze luisteren naar je en geven je het gevoel dat je er niet alleen voor staat.”
Het effect van sociale contacten op gezondheid is sinds de jaren ’70 keer op keer wetenschappelijk bewezen. Hoe ouder je bent, hoe groter de invloed. Je hoeft trouwens geen enorme vriendenkring te bezitten om die positieve gevolgen te ervaren. De meeste van ons hebben ‘maar’ één tot drie echte vrienden, en dat is prima. Wel belangrijk is dat je daarnaast een netwerk van een stuk of tien kennissen hebt. Die zorgen ervoor dat je niet vereenzaamt en dat je wereld niet te klein wordt.

7. Maak je botten sterk
Veel mensen denken dat bot ‘dood’ materiaal is, maar niets is minder waar. Sterker nog, het proces waarbij je lichaam oude botcellen afbreekt en nieuwe aanmaakt, gaat je hele leven door. Wel neemt na je 45ste de botproductie langzaam af en stijgt de kans om iets te breken.
Bewegen helpt om je botten sterk te houden. “Daarmee zet je namelijk druk op je botten”, zegt sportfysiotherapeut Jeroen Bijman. “Het is voor je lichaam een signaal om de botproductie op te voeren.” Daarvoor moet je dan wel regelmatig bewegen, bij voorkeur meerdere keren per de dag. Alle inspanning telt mee, aldus Bijman, dus ook traplopen of stofzuigen. “Hoe meer variatie, hoe groter het positieve effect. Wissel activiteiten waarmee je je botten belast, zoals wandelen of tuinieren, daarom af met bewegingen waarbij je trekkracht op je botten uitoefent, zoals met gewichtjes trainen of roeien.”
Voor gezonde botten is vitamine D trouwens ook onmisbaar. De Gezondheidsraad adviseert vrouwen vanaf 50 en mannen van 70 jaar om dagelijks een vitamine D-supplement te nemen. 

8. Eet minder zout
De kans dat je te maken krijgt met hart- en vaatziekten is een optelsom van factoren. Simpel samengevat gaat het om een combinatie van leeftijd, leefstijl en erfelijke aanleg. Maar sommige zaken wegen wel zwaarder dan andere. De belangrijkste risicofactoren zijn een te hoog cholesterol — meestal veroorzaakt door overgewicht — en roken.
“Het voorkomen van hart- en vaatziekten begint dus met met een gezonde leefstijl”, zegt vasculair internist Pieter Willem Kamphuisen van het Tergooi Medisch Centrum . “Een relatief simpele manier om je risico te verlagen, is normaal keukenzout te vervangen door natriumarm zout. Dat is gewoon bij iedere supermarkt te koop. Natrium trekt vocht aan en zorgt zo voor méér vochtvolume in je bloedvaten, waardoor je bloeddruk stijgt. Door natriumarm zout te gebruiken, daalt de kans op een hartinfarct of een beroerte, blijkt uit onderzoek.”

9. Houd je brein gezond
“Depressie is niet alleen een geestelijke, maar ook een lichamelijke ziekte”, stelt  epidemioloog Brenda Penninx, hoogleraar bij de afdeling psychiatrie van het Amsterdam UMC. “De veranderingen die bij depressie in je brein plaatsvinden, hebben namelijk effect op je hele lijf, zoals op je bloeddruk, hartslag en afweersysteem. Vandaar dat mensen met een langdurige depressie een verhoogde kans lopen op hart- en vaatziekten. Het werkt ook andersom. Simpel gezegd: alles wat slecht is voor de rest van je lichaam — overgewicht, roken, weinig bewegen, stress, etc. — is óók slecht voor je hersenen. Het zorgt ervoor dat er eerder schade of een disbalans in je brein ontstaat, met mogelijk sneller een depressie tot gevolg.”
Studies laten zien dat je met psychische hulp bij milde depressieve klachten in sommige gevallen een echte depressie voor kunt zijn. Overigens hoef je daarvoor heus niet altijd uitgebreid in therapie. Online hulpprogramma’s zoals Voluit Levenzijn bewezen effectief bij milde tot matige klachten.
Penninx heeft meer tips. “Zorg als het even kan dat je in ieder geval goed slaapt, want dat is essentieel om je hersenen fit te houden. En onderzoek heeft ook aangetoond dat twee of drie keer in de week matig intensief bewegen bij milde depressieve klachten erger kan voorkomen. Verder heeft ook wat je eet invloed op je geestelijke welzijn. Al is het maar omdat je hersenen, net als de rest van je lijf, voldoende essentiële voedingstoffen nodig  hebben.”

10. Vergeet je tandvlees niet
Ongeveer de helft van alle Nederlanders heeft last van ontstoken, bloedend tandvlees. Veel mensen nemen dat — ten onrechte — niet zo serieus. Niet alleen kan je daardoor namelijk uiteindelijk tanden en kiezen verliezen, het heeft ook invloed op de rest van je gezondheid. “Tijdens mijn studie heb ik onderzoek gedaan naar de mogelijke relatie tussen ontstoken tandvlees en hart- en vaatziekten”, vertelt tandarts-parodontoloog Nicky Beukers van de Praktijk voor Parodontologie & Implantologie in Nijmegen en de ParoPraktijk Utrecht. “Wat bleek? Mensen met een ernstige tandvleesontsteking hebben vaker hart- en vaatziekten. Mogelijk verspreiden bacteriën uit de mond zich via de bloedbaan door de rest van het lichaam en veroorzaken ze elders ontstekingen. Bijvoorbeeld in de slagaders van het hart. Zo zijn er ook verbanden gevonden tussen ontstoken tandvlees en diabetes en reuma.”
Goed schoonhouden dus, dat gebit. Poets je tanden en kiezen twee keer per dag minimaal twee minuten, liefst langer. Gebruik bij voorkeur een elektrische borstel, die geeft een beter resultaat. “Vraag je tandarts of mondhygiëniste om voor te doen hoe dat moet”, adviseert Beukers. “Uit onderzoek blijkt namelijk dat dat het resultaat aanzienlijk verbetert. En vergeet niet om de ruimtes tussen tanden en kiezen met tandenstokers en/of ragers te reinigen. Floss werkt minder goed.”

[Kader 1]

Het ene vet is het andere niet
Voor je gewicht maakt het niet uit op welke plek je lijf overtollig vet opslaat. Maar voor je gezondheid is dat wel degelijk van groot belang. Mensen met veel buikvet — een appelfiguur — lopen flink hogere gezondheidsrisico’s dan de peren onder ons, met meer vet op de heupen en billen. Buikvet zorgt er namelijk voor dat organen vervetten. Die kunnen daardoor hun werk minder goed doen. Verder worden lichaamscellen door te veel buikvet ongevoeliger voor insuline. Dan stijgt de bloedsuikerspiegel, met mogelijk diabetes tot gevolg.
Maar er zijn meer redenen waarom juist buikvet zo slecht is. Het scheidt namelijk ook ontstekingsstofjes af. Die kunnen er mede voor zorgen dat je bloedvaten beschadigd raken, net als bij roken. Het gevolg: je risico op bijvoorbeeld een hartaanval of een beroerte neemt toe. Verder hebben deze stofjes een negatieve invloed op de hersenen, waardoor je je somberder kunt gaan voelen.

[Kader 2]
Wel of geen voedingssupplement?
Veel mensen slikken (’s winters) ‘voor de zekerheid’ een vitaminesupplement. In veel gevallen is dat helemaal niet nodig. Het is namelijk niet zo dat je altijd maar méér weerstand kunt opbouwen. Als je afweer van nature goed is, voegt een supplement daar niets aan toe. Eet je echter eentonig en ongezond, dan kan het gebruik van een multivitamine wel zinvol zijn. Helaas is het een illusie te denken dat je daarmee alle stoffen binnenkrijgt die je nodig hebt. Supplementen kunnen voedingsmiddelen namelijk nooit helemaal vervangen. Groenten en fruit bevatten naast vitamines immers ook allerlei andere belangrijke stoffen die je lichaam hard nodig heeft, zoals mineralen en vezels. Kortom: gezond en gevarieerd eten is en blijft het allerbeste.

[Kader 3]
Gezondheidsverschillen
Hoe oneerlijk ook, iemands gezondheid en levensverwachting is mede afhankelijk van zijn of haar positie in de maatschappij.

  • Mensen met een laag inkomen en een lage opleiding (basisonderwijs + vmbo) leven gemiddeld vijftien jaar minder in goede gezondheid dan mensen met een hbo- of universitaire opleiding en een hoog inkomen.
  • Mannen met een lage opleiding leven circa 5,8 jaar korter. Bij vrouwen is dat 4,3 jaar.
  • Mannen met een laag inkomen leven zo’n 8,2 jaar korter. Bij vrouwen is dat 6,7 jaar.
  • Diabetes komt voor bij 14 procent van de mensen met alleen basisonderwijs en bij slechts 2,5 procent van de mensen met een hbo- of wo-opleiding. Ook hart- en vaatziekten en obesitas (ernstig overgewicht) komen bij laagopgeleiden vaker voor. 
  • 21 procent van de mensen met een lage sociaaleconomische status lijdt aan chronische stress, angst of depressie, vergeleken met 9 procent van de mensen met een hoge status.

Bron: Expertisecentrum Pharos.

Gepubliceerd in Quest nr. 2, 2023. Beeld: Mohamed Hassan via Pixabay. 

ALLES OVER HET PLACEBO-EFFECT

12 dec

 

Gepubliceerd in LUMC Magazine, september 2017.

Je beter voelen door een pil met niks erin: dat is het beeld dat de meeste mensen hebben van een placebo. Maar volgens de Leidse hoogleraar gezondheidspsychologie Andrea Evers gaat de werking ervan veel verder. In het LUMC doet zij onder meer onderzoek naar het placebo-effect bij beginnende reuma. “Hopelijk hebben patiënten dankzij een placebo in de toekomst minder medicijnen nodig.”

Simpel gezegd draait het placebo-effect om verwachtingen van patiënten. Die zorgen er mede voor of een behandeling goed of juist minder goed aanslaat. Het maakt bijvoorbeeld nogal wat uit of je je dokter wel of niet vertrouwt. Ook de manier waarop je behandelaar informatie met je deelt, heeft veel invloed. Hetzelfde geldt voor je eerdere positieve of negatieve ervaringen met een therapie. Al dat soort factoren spelen een rol bij het uiteindelijke resultaat van een behandeling.
“Dat geldt als je iemand een nepmedicijn geeft, maar óók bij een echte pil of ingreep”, zegt klinisch psycholoog Andrea Evers. Als hoogleraar gezondheidspsychologie, verbonden aan het LUMC, doet ze veel onderzoek naar het placebo-effect. Een medische behandeling zónder een placebo-effect bestaat volgens haar eigenlijk niet. “Je kunt je verwachtingen immers niet uitschakelen. Die hebben dus altijd effect.”
Dat werkt zo. Als je gelooft dat een behandeling gaat werken, stimuleert dat je hersenen om in actie te komen. Er komen dan allerlei lichamelijke processen op gang. Het afweersysteem wordt bijvoorbeeld opgepord, of er worden stofjes aangemaakt die pijn onderdrukken, of je stemming verbeteren. Zolang je verwachtingen maar positief zijn, kan dat zelfs gebeuren als je een pil zonder werkzame stoffen krijgt. “Vandaar dat een placebo, bijvoorbeeld een neppijnstiller of een nepantidepressivum, wel degelijk echt wat kan uithalen”, verklaart Evers. “Hoe sterker en langduriger het idee dat iets gaat helpen, hoe groter het effect.”
Betekent dat, dat mensen zichzelf kunnen genezen? “Dat is te kort door de bocht”, haast Evers zich te zeggen. “Maar het is wel degelijk zo dat ieder mens over een natuurlijke apotheek beschikt, die je bij de aanpak van klachten kan helpen.” Volgens haar is het aandeel van je eigen verwachtingen in het uiteindelijke resultaat van een behandeling veel groter dan de meeste mensen denken. “Uit onderzoek weten we dat een placebo bijvoorbeeld bij de behandeling van pijn zeker de helft van het effect van een echte pijnstiller kan oproepen. Er zijn kortom allerlei factoren rondom de behandeling die een rol spelen. Het is zonde dat we daar in de zorg niet meer gebruik van maken.”

Placebo-onderzoek in het LUMC
In samenwerking met de afdeling reumatologie van het LUMC onderzoekt Andrea Evers of artsen het placebo-effect kunnen gebruiken om patiënten met beginnende reumatoïde artritis vaker en sneller te laten herstellen. In het begin van het onderzoek kregen alle deelnemers de gebruikelijke medicijnen om hun ontstekingen af te remmen. Vervolgens is de helft van de deelnemers die blijven slikken, maar nu krijgen ze daar steeds minder van. Bij de andere helft van de groep wisselt de dosis van week tot week volgens een schema, dat het placebo-effect mogelijk kan versterken.
“Het doel is om het lichaam met behulp van het placebo-effect te trainen om zelf ontstekingsremmende stofjes aan te maken”, vertelt Evers. “Als dat werkt, hoeven mensen met beginnende reuma in de toekomst mogelijk minder medicijnen te nemen. En hebben ze dus minder last van bijwerkingen.” Eind 2018 hoopt ze te kunnen zeggen of dat daadwerkelijk zo is.

“Ik heb geen idee of ik echte of neppillen slik”
Eén van de deelnemers aan het placebo-onderzoek in het LUMC is de 72-jarige Maria Versteeg.
“In mei vorig jaar zwollen mijn handen ineens op. Ze waren zo dik, dat het leek alsof mijn vingers aan elkaar zaten geplakt. De ring aan mijn rechterhand was niet meer te redden, die moest worden doorgezaagd. Mijn vingers trokken krom en de huid op mijn handen kwam steeds strakker te staan. Hartstikke pijnlijk. Ik kon er niets meer mee.
Mijn huisarts verwees me door naar het LUMC. Beginnende reumatoïde artritis, luidde het oordeel van de arts. Gelukkig was ik er snel bij; ik had nog geen schade aan mijn gewrichten. De reumatoloog vroeg me of ik aan het placebo-onderzoek wilde meedoen. Daar hoefde ik niet lang over na te denken; als ik toekomstige patiënten kan helpen, doe ik dat graag. Bovendien had ik er het volste vertrouwen in dat de doktoren goed op me zouden passen. Zij hebben er immers verstand van.
Een paar dagen nadat ik met de medicijnen was begonnen, werden mijn vingers al dunner. Inmiddels heb ik nergens last meer van; de ontsteking is weg en mijn bloedwaarden zijn weer normaal. Tot mijn eigen verbazing en die van mijn omgeving heb ik helemaal geen medicatie meer nodig. Ik weet dat een deel van de pilletjes die ik voorheen slikte nep was. Maar hoeveel? Geen idee. Een vriendin noemde me een proefkonijn. Best een raar idee. Maar zolang ik klachtenvrij ben, maak ik me er niet druk om.“

Wat kun je als patiënt zelf doen om van het placebo-effect te profiteren?

  • Zoek een behandelaar die je vertrouwt.
  • Vraag door als je niet goed begrijpt waarom je een bepaalde behandeling krijgt, of hoe die werkt.
  • Wees je bewust van je verwachtingen en spreek die ook uit naar je dokter.
  • Stem alleen in met medische besluiten als je er zelf een goed gevoel over hebt.
  • Als je weet dat je je snel zorgen maakt over risico’s of bijwerkingen van behandelingen, zoek daarover dan niet te veel informatie op internet. De onzekerheid en onrust die dat veroorzaakt, kan je behandeling negatief beïnvloeden.

Aandacht loont
De relatie tussen een patiënt en zijn of haar behandelaar heeft een grote invloed op het resultaat van een behandeling. In tegenstelling tot wat je misschien zou verwachten, blijken opleiding en ervaring van behandelaars niet doorslaggevend om het vertrouwen van patiënten te winnen. Voor hen is aandacht veel belangrijker. Niet voor niets betekent placebo letterlijk ‘ik zal behagen’. Inlevingsvermogen en betrokkenheid van de behandelaar, daar draait het om.

Met open vizier
Als mensen wéten dat ze een ‘lege’ pil krijgen, dan werkt die natuurlijk niet. Toch? Mis! De Amerikaanse hoogleraar psychologie Ted Kaptchuk, directeur van het programma voor placebo-onderzoek aan de Harvard Medical School, toonde onlangs aan dat een placebo wel degelijk kan bijdragen aan genezing, zelfs als patiënten ervan op de hoogte zijn. Placebo ‘met open vizier’, noemt hij dat. Bij mensen met chronische pijnklachten en prikkelbare darmsyndroom behaalde hij met zo’n open placebo goede resultaten.
Andrea Evers daarover: “Je kunt het immuunsysteem trainen om – in reactie op een placebo – bepaalde stofjes zelf aan te maken. Een voorbeeld. Onderzoekers lieten mensen met een allergie drie dagen lang een milkshake drinken en tegelijkertijd een anti-allergiemiddel innemen. Een week later kwamen ze terug en kregen ze alleen de milkshake, zonder medicijn. Wat bleek? Hun allergische reactie was wederom verlaagd. De hersenen hadden dus geleerd om in reactie op de milkshake zelf de ontstekingsremmende stof zelf te produceren.”
Overigens is het niet zo dat patiënten dan helemaal geen medicijnen meer nodig hebben,. “Als er geen koppeling meer is met de echte medicatie dooft het placebo-effect langzaam uit”, besluit Evers. “Je moet dus echte medicijnen blijven geven, maar waarschijnlijk kan dat wel in lagere doses. In een internationaal onderzoek bij mensen met de huidziekte psoriasis is de werking van deze aanpak al aangetoond. De patiënten konden uiteindelijk toe met de helft van de normale hoeveelheid hormoonzalf.”

Twee rode pillen graag

  • Twee placebopillen werken beter dan één.
  • Een grote pil werkt beter dan kleine.
  • Een placebopil met een bekende merknaam op het doosje werkt beter dan een ‘anonieme’ pil.
  • ‘Duurdere’ placebomiddelen hebben een grotere werking dan ‘goedkopere’.
  • Placebo’s waarvan de arts zegt dat die het beste werken, blijken in de praktijk ook effectiever.

Nocebo
Verwachtingen kunnen het resultaat van een behandeling positief, maar óók negatief beïnvloeden. Dat heet het nocebo-effect. Een patiënt die een medicijnen ziet als puur gif en de behandeling tegen wil en dank ondergaat, krijgt waarschijnlijk meer bijwerkingen dan een patiënt die achter de kuur staat, aldus gezondheidspsycholoog Andrea Evers. Zo rapporteerden borstkankerpatiënten die daar vooraf uitgebreid over waren geïnformeerd méér bijwerkingen van hun chemokuur dan patiënten die de uitleg niet hadden ontvangen.

Leugentje om z’n bestwil?
In de Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) staat dat een arts de plicht heeft zijn patiënt duidelijk te informeren over onderzoeken en behandelingen. In de praktijk betekent dat, dat een dokter geen placebo aan een patiënt mag geven, zonder dat die dat weet. Zelfs niet als de behandelaar gelooft dat die er baat bij heeft. In het kader van een wetenschappelijk onderzoek kan daarvoor een uitzondering worden gemaakt, mits de patiënt dan maar weet dat hij mogelijk een placebo krijgt.

DE KRACHT VAN SUGGESTIE

30 mei

De kracht van de suggestie, het placebo-effect werkt - Evers

Gepubliceerd in Radar+, winter 2016.

Het placebo-effect werd decennialang afgedaan als een nepwerking, een verzinsel van het brein. Maar dankzij nieuwe onderzoekstechnieken weten we dat een placebo wel degelijk echt lichamelijke veranderingen teweeg kan brengen. Daarmee opent zich een wereld aan mogelijkheden.

Prof. dr. Andrea Evers is hoogleraar gezondheidspsychologie aan de Universiteit Leiden. Zij leidt daar de afdeling Gezondheids-, Medische en Neuropsychologie, die onderzoek doet naar het placebo-effect.
Het placebo-effect, dat is je beter voelen door een pil met niks erin, toch?
“Het is veel méér dan dat. Het gaat om de positieve effecten van een behandeling, die je niet kunt verklaren op basis van de behandeling zelf.”
Dat moet u even uitleggen.
“Het draait allemaal om de verwachtingen die je van therapie hebt; die zorgen er mede voor of hij werkt of niet. Dat geldt als je iemand een nepmedicijn geeft, maar óók bij een echte pil of ingreep. Heel belangrijk is hoe de dokter met je communiceert. Wat voor uitleg hij je geeft, of hij naar de je luistert, of je hem vertrouwt. Maar bijvoorbeeld ook of jij of iemand uit je omgeving al eerder positieve of negatieve ervaringen met een behandeling hebben opgedaan. En niet te vergeten de omgeving, zoals de inrichting van de spreekkamer of het ziekenhuis. Al die zaken beïnvloeden het resultaat.”
Wacht even. Er is dus ook een placebo-effect bij een echte behandeling?
“Zeker weten. Een medische behandeling zonder een placebo-effect bestaat niet. Je kunt je verwachtingen immers niet uitschakelen.”
Hoe zit dat dan?
“Als je gelooft dat een behandeling gaat werken, stimuleert dat je hersenen om in actie te komen. Het gevolg is dat er allerlei lichamelijke processen in gang worden te zetten. Het afweersysteem wordt bijvoorbeeld opgepord, of er worden stofjes aangemaakt die pijn onderdrukken of je stemming verbeteren. Dat kan zelfs gebeuren als patiënten een pil zonder werkzame stoffen krijgt. Vandaar dat een placebo, bijvoorbeeld een neppijnstiller of een nepantidepressivum, wel degelijk veel kan uithalen. Hoe sterker de suggestie dat iets gaat helpen, hoe groter het effect. Bij een echte behandeling kan het placebo-effect als een soort ‘turbo’ werken en zo de uitwerking ervan flink versterken. Anders gezegd: je hoeft geen placebo te geven om het placebo-effect te benutten.”
En als je juist helemaal niet in een behandeling gelooft?
“Dan geldt hetzelfde. Vertrouw je je arts niet of ben je ervan overtuigd dat een therapie toch niets oplevert, dan verkleint dat de kans op succes enorm. Het nocebo-effect, noemen we dat.”
Wilt u zeggen dat mensen zichzelf kunnen genezen, of hun genezing zelf juist kunnen belemmeren?
“Dat is te simpel. Maar het is wel zo dat iedereen een natuurlijke apotheek in zijn lichaam heeft die hem of haar bij de aanpak van klachten kan helpen.”
Hoe groot is het aandeel van je eigen verwachtingen in het uiteindelijke resultaat van een behandeling?
“Heel groot. Dat weten we uit medicatieonderzoek volgens het ‘dubbel blindprincipe’, waarbij noch de patiënt, noch de arts weet wie het echte medicijn krijgt en wie de neppil. Dan blijkt dat een placebo bijvoorbeeld bij de behandeling van pijn zeker de helft van het effect van een echte pijnstiller kan oproepen.”
Klopt het dat het placebo-effect zelfs kan werken als je wéét dat je een nepbehandeling krijgt?
“Ja. Je kunt je je lichaam trainen om – in reactie op een placebo – bepaalde stofjes zelf aan te maken. Een voorbeeld. Onderzoekers lieten mensen met een allergie drie dagen lang een milkshake drinken en tegelijkertijd een anti-allergiemiddel innemen. Een week later kwamen ze terug en kregen ze alleen de milkshake, zonder medicijn. Wat bleek? De allergische reactie was wederom verlaagd. De hersenen hadden dus geleerd om in reactie op de milkshake zelf de ontstekingsremmende stof zelf te produceren. Kortom, als iemand positieve ervaringen heeft met een behandeling, dan kan alleen de verwachting dat hij die weer krijgt een automatische reactie oproepen. Het lichaam activeert dan bijvoorbeeld het immuunsysteem, of maakt extra hoeveelheden van bepaalde hormonen of lichaamseigen pijnstillers aan.”
Heb je daarna dan helemaal geen medicijnen meer nodig?
“Nee, want als er geen koppeling meer is met de echte medicatie dooft het placebo-effect langzaam uit. In veel gevallen moet je dus echte medicijnen blijven geven, maar waarschijnlijk kan dat wel in lagere doses. Dat is een groot voordeel, zeker bij middelen die veel bijwerkingen geven. In een onderzoek bij mensen met de huidziekte psoriasis is de werking van deze aanpak al aangetoond. De patiënten konden uiteindelijk toe met de helft van de hoeveelheid hormoonzalf.”
Conclusie: we overschatten het werkzame effect van therapieën.
“Ja, dat geloof ik zeker. Er zijn zoveel andere factoren die een rol spelen. Een groot deel van het resultaat draait om de arts-patiëntrelatie, niet om de pil. Het is zonde dat we daar in de zorg niet meer gebruik van maken.”
Wat kun je als patiënt zelf doen om zoveel mogelijk van het placebo-effect te profiteren?
“Zoek een arts die je vertrouwt. Vraag door als je niet goed begrijpt waarom een therapie wordt voorgeschreven, of hoe die werkt. Wees je bewust van je verwachtingen en spreek die ook uit. En stem alleen in met medische besluiten waar je een goed gevoel over hebt. Aan een behandeling beginnen waar je zelf niet achterstaat, heeft weinig zin.”

Tender Love and Care (TLC)
Hoe een behandelaar zich tot je verhoudt, heeft dus veel invloed op het resultaat van een behandeling. Opvallend genoeg blijken opleiding en ervaring niet doorslaggevend om het vertrouwen van patiënten te winnen. Veel belangrijker is de ‘tender love and care’ die een behandelaar geeft. Niet voor niets betekent placebo letterlijk ‘ik zal behagen’. Aandacht, inlevingsvermogen en warmte, daar draait het om. Mits die oprecht is. In die situatie is het brein het beste voorbereid om allerlei chemische reacties te starten die het herstel bevorderen. Verder speelt het geloof dat de arts zelf in de behandeling heeft een grote rol. Is hij sceptisch over de werking, dan heeft dat ook invloed op de verwachtingen van de patiënt. En dat kan op zijn beurt weer het resultaat van de behandeling beïnvloeden.
In de jaren ’80 deed een Britse huisarts onderzoek naar het belang van positieve aandacht. Hij selecteerde 200 patiënten in zijn praktijk met hoofdpijn, buikpijn, keelpijn en vermoeidheid. De helft gaf hij een duidelijke diagnose, en hij vertelde ze dat ze zich binnen een paar dagen zeker beter zouden voelen. De andere helft kreeg te horen dat de dokter niet wist wat eraan de hand was, maar dat ze altijd terug konden komen als de klachten niet vanzelf overgingen. Na twee weken voelde 64 procent van de groep met het ‘positieve consult’ zich beter, tegenover 39 procent van de tweede groep.

Twee rode pillen graag

  • Twee placebopillen werken beter dan één.
  • Een grote pil werkt beter dan kleine.
  • Een placebopil met een bekende merknaam op het doosje werkt beter dan een ‘anonieme’ pil.
  • Rode placebobillen werken beter tegen pijn dan andere kleuren. Voor kalmerende middelen geldt dat blauwe pillen juist weer beter werken dan rode.
  • Een placeboinjectie werkt beter dan een placebopil. En een placebo-operatie is het meest doeltreffend.
  • ‘Duurdere’ placebomiddelen hebben een grotere werking dan ‘goedkopere’.
  • Placebo’s waarvan de arts zegt dat die het beste werken, blijken in de praktijk ook effectiever.

Placebo-operaties
Een pil waar niets in zit en die toch werkt is voor veel mensen al een raar idee. Maar een placebo-operatie? Dat gaat het verstand haast te boven. Toch is dat precies wat er in onderzoeksverband gebeurde in het St. Elisabeth-Twee-Steden Ziekenhuis (ETZ) in Tilburg. Interventieradioloog Paul Lohle onderzocht daar afgelopen vijf jaar of patiënten met een kapotte ruggenwervel als gevolg van botontkalking (osteoporose) mogelijk net zoveel baat kunnen hebben bij een ‘nepoperatie’ als bij een echte ingreep (waarbij de wervel met cement wordt verstevigd).
“In 2009 was er een Australisch onderzoek gepubliceerd waaruit bleek dat een placebo-operatie bij deze aandoening net zo goed werkte”, vertelt Lohle. “Maar er zaten nogal wat haken en ogen aan de manier waarop het was uitgevoerd. Zo kwamen we op het idee om het onderzoek te herhalen, maar dan volgens de huidige wetenschappelijke normen.”
In totaal werden er in het kader van het onderzoek 180 mensen geopereerd. Dat wil zeggen: bij de helft werd de ‘echte’ ingreep gedaan, bij de andere helft deed Lohle alsof. “Pas als een patiënt al verdoofd op de behandeltafel lag en het cement in zijn bijzijn was klaargemaakt, lootten we wat we gingen doen. Ik was de enige die dat te horen kreeg. In alle gevallen doorliepen we daarna de volledige ingreep, maar bij de helft van de patiënten injecteerden we feitelijk niets in de wervel.”
Lohle verwachtte dat hij de uitkomsten van het eerdere onderzoek zou kunnen weerleggen. Des te verbaasder was hij dan ook toen duidelijk werd dat – gemiddeld genomen – de placebo-operaties even effectief waren als de echte ingrepen. “Patiënten waren naderhand mobieler, en hadden minder pijn. Kennelijk zorgt de hele ervaring in de operatiekamer ervoor dat er in de hersenen van de patiënt stofjes vrijkomen die maken dat de eerdere pijn anders wordt beleefd.”
Toch is het volgens Lohle te gemakkelijk om te zeggen dat je voortaan bij dit soort klachten net zo goed alleen nog placebo-operaties kunt doen. “We hebben alle patiënten een jaar gevolgd. Zo ontdekten we dat het placebo-effect groter is bij relatief nieuwe beschadigingen van de ruggenwervel dan bij oude. Verder kregen sommige patiënten die een placebo-operatie hadden gehad op den duur toch weer meer klachten.”
Hij wil maar zeggen: op dit moment kunnen artsen nog niet goed voorspellen welke patiënten het meest gebaat zijn bij een placebo-behandeling, en welke toch beter af zijn met een echte operatie. Daarvoor is meer onderzoek nodig, dat ze de komende tijd in het ziekenhuis gaan doen. Pas als de uitkomst daarvan duidelijk is, kan het beleid eventueel worden aangepast.
Tot het zover is, past Lohle wel alvast één les uit het onderzoek in zijn dagelijkse praktijk toe. “Ik realiseer me meer dan ooit hoe belangrijk oprechte aandacht is. Ik kijk patiënten langer aan, laat stiltes vallen en geef mensen de ruimte om hun eigen verhaal te doen. Dat is misschien wel een net zo essentieel onderdeel van de behandeling als de ingreep zelf.”

Met open vizier
Als mensen wéten dat ze een ‘lege’ pil krijgen, dan werkt die natuurlijk niet, toch? Mis! De Amerikaanse hoogleraar psychologie Ted Kaptchuk, directeur van het programma voor placebo-onderzoek aan de Harvard Medical School, toonde onlangs aan dat een placebo wel degelijk kan bijdragen aan de genezing, zelfs als patiënten ervan op de hoogte zijn. Placebo ‘met open vizier’, noemt hij dat. Bij een experiment kregen mensen met migraineaanvallen medicijnen met het opschrift ‘placebo’, de naam van het medicijn of ‘placebo of medicijn’. Bij het meegeven van de pillen legde de behandelaar uit dat het placebo-effect sterk kan zijn, dat het lichaam reageert op het ‘ritueel’ van het pil slikken en dat het belangrijk is dit elke dag te doen. Het addertje onder het gras was dat de envelopjes niet altijd bevatten wat erop stond. Zo kon Kaptchuk na afloop herleiden wat het effect was van de informatie op de envelop op het effect van de pil. Het resultaat was verbluffend: de uitwerking van het placebo was even groot als van het ‘echte’ middel, zelfs als patiënten wisten dat ze dat kregen. Ook bij mensen met chronische pijnklachten en prikkelbare darmsyndroom werden met ‘open’ placebo-onderzoek goede resultaten behaald.

 

Leugentje om z’n bestwil?
In de Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) staat dat een arts de plicht heeft zijn patiënt duidelijk te informeren over onderzoeken en behandelingen. In de praktijk betekent dat, dat een dokter geen placebo aan een patiënt mag geven, zonder dat die dat weet. Zelfs niet als de behandelaar gelooft dat die er baat bij heeft. In het kader van een wetenschappelijk onderzoek kan daarvoor een uitzondering worden gemaakt, mits de patiënt dan maar weet dat hij mogelijk een placebo krijgt.

BESTAAT HET PLACEBO-EFFECT ECHT?

28 mrt

M13 Vraag van de week over placebo effect

Gepubliceerd in Margriet 13, maart 2017.

 

Titia (58): “Je hoort regelmatig over het placebo-effect van medicijnen. Zit dat tussen de oren, of is het iets echts?“

Prof. dr. Andrea Evers, hoogleraar gezondheidspsychologie aan de Universiteit Leiden, doet onderzoek naar het placebo-effect:
“Je beter voelen door een pil met niks erin: dat verstaan veel mensen onder het placebo-effect. Maar het is veel méér dan dat. Het draait allemaal om de verwachtingen die je van een behandeling hebt. Die zorgen er mede voor dat hij werkt of niet. Dat geldt als je iemand een nepmedicijn geeft, maar óók bij een echte pil of ingreep.
Heel belangrijk is bijvoorbeeld hoe de dokter met je communiceert. Wat voor uitleg hij je geeft, of hij naar de je luistert, of je hem vertrouwt. Maar bijvoorbeeld ook of jij of iemand die je kent al eerder positieve of negatieve ervaringen met een behandeling heeft opgedaan. En niet te vergeten de omgeving, zoals de inrichting van de spreekkamer of het ziekenhuis. Al die zaken beïnvloeden het resultaat. Kortom: een medische behandeling zonder een placebo-effect bestaat niet.
Als je gelooft dat een behandeling gaat werken, stimuleert dat je hersenen om alvast in actie te komen. Het gevolg is dat er allerlei lichamelijke processen in gang worden te zetten. Het afweersysteem wordt bijvoorbeeld opgepord, of er worden stofjes aangemaakt die pijn onderdrukken of je stemming verbeteren. Dat kan zelfs gebeuren als patiënten een pil zonder werkzame stoffen krijgen. Vandaar dat een placebo, bijvoorbeeld een neppijnstiller of een nepantidepressivum, wel degelijk veel kan uithalen.
Hoe sterker de suggestie dat iets gaat helpen, hoe groter het effect. Dat weten we uit medicatieonderzoek volgens het ‘dubbel blindprincipe’, waarbij noch de patiënt, noch de arts weet wie het echte medicijn krijgt en wie de neppil. Dan blijkt dat een placebo bij de behandeling van bijvoorbeeld pijn zeker de helft van het effect van een echte pijnstiller kan oproepen. Bij het gebruik van een echt medicijn kan het placebo-effect als een soort ‘turbo’ werken en zo de uitwerking ervan flink versterken.
Andersom geldt trouwens hetzelfde. Vertrouw je je arts niet of ben je ervan overtuigd dat een behandeling toch niets oplevert, dan verkleint dat de kans op succes enorm. Het nocebo-effect, noemen we dat. Vandaar dat het zo belangrijk is om een arts te zoeken die je vertrouwt. Vraag door als je niet goed begrijpt waarom een therapie wordt voorgeschreven, of hoe die werkt. Wees je bewust van je verwachtingen en spreek die ook uit. En stem alleen in met medische besluiten waar je een goed gevoel over hebt. Aan een behandeling beginnen waar je zelf niet achterstaat, heeft weinig zin.”

ALLES OVER JEUK

8 jan

2016-12-radar-jeuk

Gepubliceerd in Radar+, najaar 2016. 

Mensen die er chronisch last van hebben, vinden het erger dan pijn: jeuk. Vijf deskundigen over de onbedwingbare behoefte om te krabben (en wat eraan te doen).

Dermatoloog dr. Marjolein de Bruin van het UMC Utrecht is gespecialiseerd in eczeem en jeuk.

“Als de huid ontstoken is, bijvoorbeeld na een insectenbeet of bij huidziekten als eczeem of psoriasis, komen er bepaalde stofjes in de huid vrij die de jeukzenuwen prikkelen. De meest bekende is histamine. De automatische reactie bij jeuk is om te gaan krabben. Dat biedt heel even verlichting. Maar omdat je daarmee de huid beschadigt, komt er nog meer histamine vrij en komt de jeuk dubbel zo hard terug.
Jeuk is een veel voorkomend probleem; naar schatting 1 op de 7 Nederlanders lijdt er chronisch aan. Dat wil zeggen: minimaal zes weken achtereen. Daarmee is het een van de meest voorkomende huidklachten die bovendien heel veel ellende veroorzaakt. Mensen kunnen er echt wanhopig van worden.
Voor zover we weten, heeft jeuk geen nut. Heel vroeger werkte jeuk waarschijnlijk als een waarschuwingssignaal: hallo, je moet de luizen en neten van je lichaam verwijderen! Tegenwoordig hebben we daar nauwelijks last meer van en is het signaal dus overbodig.
In de drogist zijn allerlei middeltjes tegen jeuk te koop. Fabrikanten maken de vreemdste claims. Dat het huideiwit filaggrine van buitenaf wordt ingebracht bijvoorbeeld, of dat de huid van binnenuit wordt hersteld. Allemaal nonsens. Dat soort producten aanschaffen is pure geldverspilling. De enige middelen die – een beetje – werken, zijn zalfjes en pilletjes met een antihistaminicum. Bij lokale, kortdurende klachten, als een muggenbeet, kunnen ze wat verlichting geven. Maar bij chronische jeuk of jeuk over grote oppervlakten werken ze meestal onvoldoende.
Pas ook op met alternatieve producten. Er zijn Chinese middeltjes in omloop met hoge doseringen van het hormoon cortisol. Die helpen vaak wel tegen de jeuk, maar kunnen ook schade aan je bijnieren veroorzaken. Verder schrijven alternatieve behandelaars nog wel eens een dieet tegen jeuk voor. Het effect daarvan is nooit bewezen en je kunt er wel allerlei tekorten door krijgen.”

Dr. Bing Thio, dermatoloog in het ErasmusMC in Rotterdam, over de behandeling van jeuk.
“Als je jeuk hebt, ga je krabben. Zelfs als de oorspronkelijke reden van de jeuk, zoals een muggenbeet, allang is verdwenen, gaat dat proces soms door. Je komt als het ware in een vicieuze cirkel terecht. Dat maakt jeuk een hardnekkig probleem, dat soms moeilijk is aan te pakken.
De behandeling richt zich op het bestrijden van de jeuk. Meestal schrijft een arts in eerste instantie een crème met corticosteroïden voor. Dat is een chemische variant van het lichaamseigen bijnierschorshormoon, die ontstekingsremmend werkt. Zo nodig kun je ter aanvulling antihistaminica (antihooikoortstabletten) slikken. Die kalmeren het jeukcentrum in de hersenen.
Bij chronische jeuk kunnen middelen die het afweersysteem remmen, zoals thalidomide, ciclosporine of prednison heel goed helpen. Nadeel is dat die ernstige bijwerkingen kunnen geven, bijvoorbeeld een verhoogde bloeddruk en nierfalen bij ciclosporine. Soms bieden antidepressiva, antipsychotica of kalmeringsmiddelen in een lage dosering uitkomst. Lichttherapie met een UVB-lamp kan ook verlichting geven.
Sinds een paar jaar zijn er voor mensen met een ernstige vorm van de huidziekte psoriasis nieuwe medicijnen, gemaakt van natuurlijke eiwitten. Deze ‘biologics’ gaan dat deel van afweersysteem te lijf dat de huidproblemen veroorzaakt. Daarmee neemt ook de jeuk af. Er is onlangs ook een biological tegen eczeem ontwikkeld. Dit middel wordt momenteel in een grote wereldwijde studie onderzocht; het duurt dus nog even voor dat het op de markt komt. Verder veelbelovend zijn nieuwe medicijnen die de jeukcentra in de hersenen beïnvloeden. Als medicijnen ervoor kunnen zorgen dat je jeuk niet meer voelt, doorbreek je de krab-jeuk cyclus. Maar ook deze middelen zitten nog in de ontwikkelfase.
Tot slot kan gedragstherapie – al dan niet in combinatie met andere middelen – helpen. Daarbij leren patiënten anders om te gaan met jeuk en irritatie en zo minder te krabben.”

Prof. dr. Andrea Evers, hoogleraar gezondheidspsychologie aan de Universiteit Leiden, doet onderzoek naar jeuk.
“Patiënten zeggen vaak dat chronisch jeuk nog erger is dan chronische pijn. Bij hevige en langdurige jeuk slapen ze slecht en kunnen ze zich amper meer concentreren. Dat heeft invloed op hun relaties, hun sociale leven, hun werk; op alles eigenlijk. Door de uitzichtloosheid kunnen ze wanhopig en depressief worden. Regelmatig voelen patiënten zich ook eenzaam en onbegrepen.
In tegenstelling tot pijn wordt jeuk dikwijls niet serieus genomen. Oók niet altijd in de medische wereld. Hard gezegd: je gaat er niet dood aan. Patiënten schamen zich bovendien vaak voor hun niet zo fraaie uiterlijk. Mensen denken immers al snel dat patiënten die veel krabben vies zijn of iets engs hebben, en zijn bang dat de uitslag besmettelijk is.
Stress kan jeuk verergeren. Enerzijds ben je, als je gestrest bent, vaak minder geneigd om je behandeladviezen goed op te volgen. Je hebt bijvoorbeeld niet de moed of de rust om je zalf meerdere keren per dag secuur aan te brengen. Anderzijds beïnvloedt stress de werking van je immuunsysteem. Daardoor kunnen ontstekingsreacties in de huid oplaaien, en kan de jeuk toenemen.
Ook hoe je in het leven staat, heeft invloed op hoe je jeuk ervaart. Mensen die zich overmatig zorgen maken, kunnen meer last hebben van jeuk. Hetzelfde geldt voor negatieve verwachtingen over een behandeling. Als je niet gelooft dat die zal helpen, is het kans op een goed resultaat daadwerkelijk kleiner.
De afgelopen jaren hebben we ontdekt dat patiënten met behulp van cognitieve gedragstherapie en ontspanningsoefeningen beter met jeuk kunnen leren omgaan.. In Nederland zijn er meerdere individuele of groepstherapieën en online programma’s voor. Helaas zijn (huis)artsen daar nog niet altijd van op de hoogte. Mijn belangrijkste boodschap is dan ook: laat je niet met een kluitje in het riet sturen als je chronisch jeuk hebt. Want met de juiste ondersteuning is er heel veel aan te doen.”

Verpleegkundig onderzoeker en epidemioloog dr. Harmieke van Os ontwikkelde samen met haar collega’s in het UMC Utrecht de richtlijn Omgaan met jeuk.
“Patiënten met huidklachten die, ondanks de behandelingen bij de dermatoloog, last houden van jeuk, komen bij ons speciale jeukspreekuur terecht. Daar geven we uitleg, advies en praktische begeleiding. Een veelvoorkomend problemen is dat patiënten het lastig vinden om hun zalven goed te gebruiken. Hormoonzalven smeren ze te dun, te weinig, te kort of ze bouwen het gebruik ervan niet goed af. De vette ‘bijsmeerzalven’ worden vaak niet goed gebruikt omdat mensen het vervelend vinden dat die zo plakken en glimmen. Gelukkig zijn er tegenwoordig veel verschillende soorten, zodat patiënten kunnen kiezen welke het beste bij ze past. Daarnaast proberen we ze bewust te maken van hun krabgedrag en gewoontekrabben te vervangen door ander gewoontegedrag, bijvoorbeeld op je handen zitten of met een stressballetje spelen. Dat klinkt makkelijker dan het is, want vaak krabben mensen zonder dat ze het zelf merken.
Specifiek voor eczeempatiënten hebben we een online zelfmanagementprogramma, Leef! Met eczeem. Het bevat informatie, instructiefilmpjes en oefeningen. Omgaan met jeuk is daar een onderdeel van. Patiënten kunnen ook feedback vragen aan een verpleegkundige of behandelaar. Er is een aparte versie voor ouders van kinderen met ernstig eczeem.
Misschien wel net zo belangrijk als de informatie en de praktische hulp is dat mensen met ernstige jeuk bij ons een luisterend oor vinden. Hun omgeving heeft namelijk meestal geen idee hoe zwaar het is als je altijd jeuk hebt. Alleen hun verhaal doen lucht dan al op.
Behalve het UMC Utrecht hebben veel meer ziekenhuizen een speciaal jeukspreekuur, en speciaal opgeleide verpleegkundigen die mensen met chronische jeuk coachen. Vraag ernaar bij uw huisarts of dermatoloog, en laat u zo nodig doorverwijzen. De hulp wordt uit de basisverzekering vergoed.”
Meer informatie: umcutrecht.nl/nl/Ziekenhuis/Ziekte/Krabbeheersingsprogramma

(Kinder)dermatoloog prof. dr. Suzanne Pasmans is hoofd van de afdeling kinderdermatologie van het Erasmus Medisch Centrum Rotterdam, waar meer dan de helft van de patiënten eczeem heeft.
“Soms krijg ik op mijn spreekuur een kind dat al tien jaar – onnodig – loopt te tobben met ernstig eczeem. Mensen onderschatten wat dat betekent. Slecht slapen door de vreselijke jeuk, je schamen voor hoe je eruit ziet, gepest worden; kinderen met matig tot ernstig eczeem vinden hun kwaliteit van leven slechter dan van kinderen met bijvoorbeeld diabetes, astma of bedplassen. Het komt voor dat ze er somber van raken, of zelfs niet meer willen leven. En dat terwijl kindereczeem goed is te behandelen.
20 procent van alle kinderen krijgt eczeem. Bij 60 procent begint het al in het eerste levensjaar. Vaak gaat het voorbij; tegen de tijd dat ze 15 zijn, is 60 tot 70 procent er vanaf. In 70 procent van de gevallen is er sprake van een milde vorm van kindereczeem, bij 30 procent matig of ernstig.
Bij eczeem luidt het devies: rust en regelmatig, maar niet te veel reinheid. Warm water en zeep drogen de toch al droge eczeemhuid verder uit. Vermijd die dus zoveel mogelijk. Smeer de huid van het kind minstens twee keer per dag in met een vette crème of zalf. Kies voor katoenen kleding en zorg ervoor dat het niet te warm in huis wordt. Huisstofmijtwerend beddengoed heeft geen zin. Naast deze basisregels zijn er verschillende behandelmogelijkheden. De bekendste is lokale corticosteroïdencrème, maar voor ernstiger gevallen zijn er bijvoorbeeld ook medicijnen die de ontstekingsreactie in de huid onderdrukken.
Ik geloof dat geen enkel kind chronisch onder eczeem hoeft te lijden. Maar dan moet de zorg voor hen wel beter. Vandaar dat ik met een aantal betrokkenen het digitale Huidhuis heb opgericht Hier vind je alles over eczeem en andere huidproblemen, en bijvoorbeeld ook wanneer je er goed aan doet om je kind te laten doorverwijzen. Want langdurig aanmodderen is écht niet meer van deze tijd.”
Meer informatie: huidhuis.nl.

DOSSIER: JEUK

9 aug

Margriet32 coverMargriet32 dossier jeuk

Gepubliceerd in Margriet 32, augustus 2015.

Waarschuwing: dit artikel kan milde jeuk veroorzaken. Een behoefte om te krabben die steeds sterker wordt, naarmate u verder komt en meer leest over contactallergie, eczeem en het heerlijke krabben zelf. Want alleen van denken aan jeuk krijg je al de kriebels.

[Cijfer]

Zo’n 400.000 Nederlanders hebben constitutioneel eczeem. Nog eens 350.000 mensen lijden aan de huidziekte psoriasis en eveneens 350.000 mensen hebben last van galbulten (netelroos). Van de mensen met een van deze huidaandoeningen krijgt de helft te maken met chronische jeuk. Alles bij elkaar een heel grote groep dus.

[Cijfer]

27 van de 1000 mensen die de huisarts bezoeken, komen daar vanwege jeuk. Hoe ouder, hoe meer jeukklachten: bij patiënten van 75 jaar en ouder zijn 46 van de 1000 huisartsenbezoeken voor jeuk. Dat komt vooral omdat oudere mensen vaak een drogere en dunnere  (en dus kwetsbaarder) huid hebben. In een op de vijf gevallen kan de huisarts geen duidelijke oorzaak voor de jeuk vinden. Bij mensen van boven de 75 is dat zelfs bij een op de drie.

Bron: Huisarts & Wetenschap

[Kader]

Veel voorkomende oorzaken van jeuk:

  • Droge huid
  • Insectenbeten
  • Allergische reacties
  • Eczeem
  • Psoriasis
  • Galbulten (netelroos)
  • Aambeien
  • Schimmelinfecties (bijvoorbeeld zwemmerseczeem)

Behalve oorzaken van buiten kan jeuk ook een uitingsvorm zijn van een andere ziekte, zoals diabetes, lever- of nierziekten of bepaalde vormen van kanker.

[Kader]

Jeuk als bijwerking

Verschillende soorten medicijnen kunnen als bijwerking jeuk geven. Bloeddrukverlagers,  cholesterolverlagers, pijnstillers en antibiotica bijvoorbeeld, middelen die honderdduizenden Nederlanders gebruiken.

[Interview 1]

Wat is jeuk?

Dermatoloog dr. Marjolein de Bruin van het UMC Utrecht, gespecialiseerd in eczeem en jeuk: “Als de huid ontstoken is, bijvoorbeeld na een insectenbeet of bij huidziekten als eczeem of psoriasis, komen er bepaalde stofjes in de huid vrij die de jeukzenuwen prikkelen. De meest bekende is histamine. De automatische reactie bij jeuk is om te gaan krabben. Dat biedt heel even verlichting. Maar omdat je daarmee de huid beschadigt, komt er nog meer histamine vrij en komt de jeuk dubbel zo hard terug.”

Komt het veel voor?

“Heel veel. Naar schatting 1 op de 7 Nederlanders lijdt aan chronische jeuk. Dat betekent dat zij minstens zes weken achter elkaar jeuk hebben, meestal als gevolg van eczeem, psoriasis of galbulten. Daarmee is het een van de meest voorkomende huidklachten die bovendien heel veel ellende veroorzaakt. Mensen kunnen er echt wanhopig van worden.”

Is jeuk nog ergens goed voor?

“Heel vroeger werkte het waarschijnlijk als een waarschuwingssignaal: hallo, je moet de luizen en neten van je lichaam verwijderen! Tegenwoordig hebben we nauwelijks last meer van dat soort parasieten en is het signaal dus overbodig. Jeuk bij bijvoorbeeld eczeem heeft voor zover we weten helemaal geen functie.”

Kan het ook een tic zijn?

“Jeuk niet, krabben wel. Sommige mensen gaan ongemerkt krabben uit gewoonte, bijvoorbeeld als ze gestrest zijn. Het is dan net zoiets als nagelbijten. Door het krabben kan er wel weer echte jeuk ontstaan.”

Is er iets aan jeuk te doen?

“In de meeste gevallen gelukkig wel. Het hangt van de oorzaak af welke behandeling het meest geschikt is. Jeuk bij huidaandoeningen als eczeem en psoriasis kan je bestrijden door de ontsteking in de huid af te remmen met een zalf met bijnierschorshormoon, corticosteroïdenzalf, al dan niet in combinatie met een antihistaminicum. Soms wordt ook  lichttherapie gegeven, maar na afloop daarvan komen de klachten vaak snel terug.

Bij heel ernstige vormen van eczeem en psoriasis worden soms medicijnen gebruikt die de werking van het afweersysteem onderdrukken, oorspronkelijk bedoeld om afstoting van een donororgaan te voorkomen. Dit soort middelen werken vaak heel goed, maar kunnen helaas

serieuze bijwerkingen geven, zoals een verhoogde bloeddruk en nierfalen. Verder helpt psychologische hulp, waarbij patiënten leren omgaan met altijd aanwezige irritatie, vaak goed.”

Zitten er nog nieuwe behandelingen in de pijplijn?

“Sinds een paar jaar zijn er voor mensen met een ernstige vorm van de huidziekte psoriasis nieuwe medicijnen, gemaakt van (fragmenten van) natuurlijke eiwitten. Deze ‘biologicals’ gaan dat deel van afweersysteem te lijf dat de huidproblemen veroorzaakt. Op die manier verminderen ze bestaande ontstekingen en voorkomen ze (deels) nieuwe ontstekingen. Daarmee neemt ook de jeuk af. Omdat de medicijnen heel gericht werken, geven ze minder bijwerkingen dan de transplantatiemiddelen.

Er is onlangs ook een biological tegen eczeem ontwikkeld. Dit middel wordt momenteel in een grote wereldwijde studie onderzocht. Als het daadwerkelijk zo goed werkt als de eerste uitkomsten doen geloven, kan dat een enorme vooruitgang in de behandeling van eczeem gaan betekenen. Maar het duurt nog wel een paar jaar voordat dat op de markt komt.”

In de drogist zijn ook allerlei middeltjes tegen jeuk te koop. Hebben die zin?

” De enige vrij verkrijgbare middelen die – een beetje – werken zijn zalfjes en pilletjes waar een antihistaminicum in zit. Bij lokale, kortdurende klachten, als een muggenbeet, kunnen ze  wat verlichting geven. Maar bij chronische jeuk of jeuk over grote oppervlakten werken ze meestal onvoldoende. Het is schrijnend om te zien dat patiënten daar soms honderden euro’s aan uitgeven. Fabrikanten maken de vreemdste claims. Dat het huideiwit filaggrine van buitenaf wordt ingebracht bijvoorbeeld, of dat de huid van binnenuit wordt hersteld. Allemaal nonsens. Dat soort producten aanschaffen is pure geldverspilling. ”

Hoe zit het met alternatieve middelen?

“Wees daar voorzichtig mee. Er zijn Chinese middeltjes in omloop met hoge doseringen van het hormoon cortisol. Die helpen vaak wel tegen de jeuk, maar kunnen ook schade aan je bijnieren veroorzaken. Baadt het niet dan schaadt het niet, wat vaak van alternatieve geneeswijzen wordt gezegd, gaat dus zeker niet altijd op.

Verder schrijven alternatieve behandelaars nog wel eens een dieet voor tegen jeuk. Je moet dan bijvoorbeeld bepaalde granen, groenten en fruit vermijden. Het effect daarvan is nooit bewezen en je kunt er wel allerlei tekorten door krijgen. Mocht je toch voor een alternatief middel of alternatieve behandeling willen kiezen, bespreek dat dat vooraf met je huisarts of apotheek. En slik of smeer in ieder geval nooit iets waarvan je niet precies weet wat erin zit.”

[Interview 2]

Verpleegkundig onderzoeker en epidemioloog Harmieke van Os ontwikkelde samen met haar collega’s in het UMC Utrecht een richtlijn voor hulpverleners, Omgaan met jeuk.

“Patiënten met huidklachten die ondanks de behandelingen bij de dermatoloog last houden van jeuk komen bij ons speciale jeukspreekuur terecht. Daar geven we uitleg, advies en praktische begeleiding. Eén van de problemen is dat veel patiënten het lastig vinden om hun zalven goed te gebruiken. Hormoonzalven smeren ze te dun, te weinig, te kort of ze bouwen het gebruik ervan niet goed af. We geven ze dan een uitgebreide instructie hoe dat wel moet. De vette ‘bijsmeerzalven’ worden vaak niet goed gebruikt omdat mensen het vervelend vinden dat die zo plakken en glimmen. Gelukkig zijn er tegenwoordig veel verschillende soorten, zodat we patiënten kunnen laten kiezen welke het beste bij hen past.

Een ander onderdeel van de hulp die we bieden is krabbeheersing. We proberen patiënten bewust te maken van hun automatische krabreflex en die te vervangen door ander gewoontegedrag, bijvoorbeeld op je handen gaan zitten of met een stressballetje spelen. Dat klinkt makkelijker dan het is, want vaak krabben mensen zonder dat ze het zelf merken. Ze beschadigen daarmee hun huid, waardoor de jeuk weer verder toeneemt. Zo ontstaat een vicieuze cirkel.

Specifiek voor eczeempatiënten hebben we ook nog een online zelfmanagementprogramma, Leef! Met eczeem. Het bevat informatie, instructiefilmpjes en oefeningen. Omgaan met jeuk is daar een onderdeel van. Via het programma kunnen patiënten ook feedback vragen aan een verpleegkundige. Er is een aparte versie voor ouders van kinderen met ernstig eczeem.

Misschien wel net zo belangrijk als de informatie en de praktische hulp is dat mensen met ernstige jeuk bij ons een luisterend oor vinden. De omgeving heeft namelijk meestal geen idee hoe enorm zwaar het is als je altijd jeuk hebt. Bovendien lopen ze vaak al jaren met hun klachten te tobben als ze bij ons komen. Alleen hun verhaal kunnen doen lucht dan al op.

Overigens is het UMC Utrecht niet het enige ziekenhuis dat een speciaal jeukspreekuur heeft; in veel meer ziekenhuizen werken speciaal opgeleide verpleegkundigen die mensen met chronische jeuk coachen. Vraag ernaar bij uw huisarts of dermatoloog, en laat u zo nodig doorverwijzen. De hulp wordt uit de basisverzekering vergoed.”

Meer informatie: umcutrecht.nl/nl/Ziekenhuis/Ziekte/Krabbeheersingsprogramma

[Interview 3]

Prof. dr. Andrea Evers is hoogleraar gezondheidspsychologie aan de Universiteit Leiden. Zij leidt daar de afdeling Gezondheids-, Medische en Neuropsychologie, die onderzoek doet naar jeuk.

“Patiënten zeggen vaak dat chronisch jeuk nog erger is dan chronische pijn. Bij hevige en langdurige jeuk slapen ze slecht en kunnen ze zich amper meer concentreren. Dat heeft invloed op hun relaties, hun sociale leven, hun werk; op alles eigenlijk. Door de uitzichtloosheid kunnen ze wanhopig en depressief worden.

Vaak voelen patiënten zich eenzaam en onbegrepen. In tegenstelling tot pijn wordt jeuk namelijk dikwijls niet serieus genomen. Oók niet in de medische wereld. Hard gezegd: je gaat er niet dood aan.

Wat ook meespeelt, is dat er een groot taboe om het onderwerp hangt. Patiënten schamen zich vaak voor hun niet zo fraaie uiterlijk. Niet in de laatste plaats omdat die de omgeving afschrikt. Mensen denken immers al snel dat patiënten die veel krabben vies zijn of iets engs hebben, en zijn bang dat de uitslag besmettelijk is.

Jeuk zorgt voor onrust en oververmoeidheid. Dat, maar ook andere vormen van stress, kunnen jeuk verder verergeren. Dat betekent echter niet dat jeuk dan alleen maar ‘tussen de oren’ zit, of dat de sensatie niet echt is. Wat er in je hersenen en in de rest van je lichaam gebeurt, is onlosmakelijk met elkaar verbonden. Jeuk beïnvloedt de chemische balans in je hoofd en kan dus ook direct gevolgen hebben voor je stemming. Andersom werkt het net zo.

Het effect van stress bij jeuk is tweeledig. Enerzijds ben je, als je gestrest bent, vaak minder geneigd om je behandeladviezen goed op te volgen. Je hebt bijvoorbeeld niet de moed of de rust om je zalf meerdere keren per dag secuur aan te brengen. Anderzijds beïnvloedt stress de werking van je immuunsysteem. Daardoor kunnen ontstekingsreacties in de huid oplaaien, en kan de jeuk toenemen.

Ook hoe je in het leven staat, heeft invloed op hoe je jeuk ervaart. Mensen die zich overmatig zorgen maken, hebben meer last van jeuk. Hetzelfde geldt voor negatieve verwachtingen over een behandeling. Als je niet gelooft dat die zal helpen, is het kans op een goed resultaat daadwerkelijk kleiner.

De afgelopen jaren hebben we ontdekt dat patiënten met behulp van cognitieve gedragstherapie beter met jeuk kunnen leren omgaan. De jeuk kan er zelfs minder door worden. Het belangrijkste is om de behoefte om te krabben te leren beheersen. Dat combineren we meestal met ontspanningsoefeningen of andere stress-managementtechnieken. In Nederland zijn daar inmiddels op een aantal plaatsen individuele of groepstherapieën en online programma’s voor. In combinatie met de adviezen van de dermatoloog, zoals goed zalven, kunnen die enorme winst opleveren. Helaas zijn (huis)artsen daar nog niet altijd van op de hoogte. Mijn belangrijkste boodschap is dan ook: laat u niet met een kluitje in het riet sturen als u chronisch jeuk heeft. Want met de juiste ondersteuning is er heel veel aan te doen.”

[Kader]

Nu contact, overmorgen jeuk

Jeuk, maar ook roodheid, bultjes, zwellingen of schilfers: het zijn de vervelende en soms ontsierende verschijnselen van een contactallergie. Zo’n 5 procent van de Nederlanders meldt zich er jaarlijks mee bij de huisarts. Daarmee komt het vaker voor dan hooikoorts of astma. En dat aantal stijgt. Niet doordat we steeds gevoeliger worden, maar doordat er steeds meer stoffen bijkomen die een allergische reactie kunnen oproepen. En dat zijn heel gewone dingen; de nieuwste geur wasverzachter, die mooie acrylnagels of de ‘geheime’ toevoegingen die het strijken van overhemden overbodig maken.

In principe kan elk stofje dat de huid binnendringt het afweersysteem zo overdreven heftig laten reageren dat er een allergische reactie ontstaat. Wordt dat stofje als vijand herkend, dan maakt het lichaam afweercellen aan. Deze cellen ‘onthouden’ die stof, zodat het lichaam een volgende keer dat het allergeen opduikt, snel in actie kan komen om hem op te ruimen. Een allergene stof kan op verschillende manieren in het lichaam komen. Via de huid, maar ook via de luchtwegen. Parfum kan bijvoorbeeld elders op het lichaam tot huidklachten leiden, als de geurstof via de slijmvliezen in de bloedbaan komt.

Vaak begint een contactallergische reactie met roodheid en jeuk. Als de oorzaak wordt weggenomen – bijvoorbeeld door oorbellen een paar dagen niet te dragen – verdwijnen de klachten meestal vanzelf. Blijft het contact bestaan, dan kan zich eczeem vormen.

Contactallergie is een vorm van allergie die vertraagd reageert: je merkt er op z’n vroegst pas na 24 tot 48 uur iets van. Die tijd heeft het afweersysteem nodig om de stof te herkennen en tot actie over te gaan.

[Kader]

De meest voorkomende veroorzakers van contactallergie:

  1. Metalen, vooral nikkel (sieraden, gespen, knopen, ritsen, brillen, maar ook chroom in schoenen)
  2. Rubber (ballonnen, werkhandschoenen, regenlaarzen, schoenen, duikbrillen, condooms)
  3. Geurstoffen (in parfums, cosmetica, luchtverfrissers)

[Kader]

Op deze plaatsen komt contactallergie het meest voor:

  1. Handen, omdat die veelvuldig in contact komen met heel veel verschillende stoffen.
  2. Gezicht en de hoofdhuid, omdat de huid daar dun is en we er veel opsmeren.
  3. Voeten, vanwege de verschillende stoffen in schoenen waar mensen allergisch op kunnen reageren (rubber, lijmbestanddelen, chroom in leer etc.).

[Kader]

Jeukziekte

Het klinkt als een nachtmerrie: altijd maar zulke erge jeuk dat je aan niets anders meer kunt denken. Voor mensen met prurigo nodularis – ook wel jeukziekte genoemd – is dat geen nare droom, maar werkelijkheid. Prurigo is een chronische huidaandoening met bulten (vooral op de armen en benen) die ongelofelijk heftig jeuken.

Het begint ermee dat een patiënt jeuk heeft, bijvoorbeeld door een insectenbeet of een allergische reactie, of zomaar spontaan. Als hij dan lang en veelvuldig aan zo’n plek krabt, maakt de huid daar extra bindweefsel aan om het onderliggende weefsel tegen beschadiging te beschermen. Het gevolg: bulten die op hun beurt nog erger jeuken. Patiënten omschrijven de sensatie als ondraaglijk en gekmakend. De behandeling is grotendeels hetzelfde als bij (ernstige) eczeem of psoriasis.

[Kader]

Neem contact op met uw (huis)arts als:

  • de jeuk heel erg is, grote huidoppervlakken beslaat en/of lang aanhoudt;
  • zich naast de jeuk nog andere klachten voordoen, zoals pukkeltjes, koorts, geelzucht of huidontstekingen;
  • de jeuk mogelijk een bijwerking is van medicijnen.

[Kader]

Koele verlichting

Bij hevige jeuk kunnen koude doeken recht uit de vriezer verlichting bieden. De koelte kalmeert de jeuk na enkele minuten. Pak ze wel eerst in een keukenhanddoek. Leg nooit de ijskoude kompressen rechtstreeks op de huid, dan kunnen ze vastvriezen. Geen bevroren doeken bij de hand? Dan werkt bijvoorbeeld een pak diepvriesgroenten ook prima.

Het kan ook helpen om iets verkoelends op de huid te smeren, zoals mentholpoeder of –gel, of een crème met kamfer of zink. Zalf met lidocaïne of pramocaïne verdooft de huid plaatselijk. Deze middelen zijn vrij verkrijgbaar bij drogist en apotheek. Smeer ze alleen op kleine plekjes die kort jeuken, zoals muggenbulten.

[Kader]

Voorkomen is beter dan genezen

Deze preventieve tips hebben volgens dermatoloog Marjolein de Bruin echt zin:

  • Voorkom een droge huid door niet te vaak, niet te lang en niet te heet te douchen. Gebruik bij voorkeur (een klein beetje van) milde huidverzorgende producten.
  • Opgedroogd zweet kan jeuk verergeren. Draag dus vocht doorlatende kleding en neem direct na het sporten een korte, niet te warme douche.
  • Zorg dat de lucht in huis niet te droog wordt, bijvoorbeeld door bakjes water aan de centrale verwarming te hangen.
  • Vermijd contact met stoffen waarop uw huid allergisch of overgevoelig reageert.
  • Knip je nagels. Hoe langer je nagels zijn, hoe erger de huid beschadigt wanneer je krabt. Draag (’s nachts) eventueel katoenen of zijden handschoenen, zodat je niet ongemerkt kunt krabben.
  • Draag comfortabele, ruimvallende kleding van stoffen die prettig aanvoelen op de huid, zoals katoen. Te warme of kriebelende kleding kan jeuk flink verergeren. Kies voor beddengoed ook voor natuurlijke stoffen.
  • Pas op met alcohol. Overmatig alcoholgebruik kan voor een toename van de jeuk zorgen, met name door verwijding van de bloedvaten.

[Kader]

Vet, vetter vetst

Mensen met jeukklachten gebruiken vaak crèmes en lotions om hun huid soepel te houden, maar die producten bestaan voor 80% uit water en drogen de huid alleen maar verder uit. In plaats daarvan doen patiënten er goed aan om voor een vette ‘bijsmeerzalf’ te kiezen, zoals dermatologen dat noemen. Vaseline is de meest bekende (en de goedkoopste). Omdat het niet erg aantrekkelijk is om met een glimmend gezicht vol vaseline naar je werk te gaan, adviseren artsen vaak een ‘aangevette’ crème, zoals cetamacrogrolcrème, waaraan vaseline wordt toegevoegd. Die smeert fijn en trekt goed in. Dergelijke bijsmeerzalven zijn zonder recept te koop bij de apotheek. Een arts kan ook een bijsmeerzalf tegen een droge huid voorschrijven die door de verzekeraar wordt vergoed.

[Quote]

Hoogleraar gezondheidspsychologie Andrea Evers: “Als je praat of leest over jeuk, krijg je meteen de kriebels. Zie je iemand anders krabben, dan is dat nog erger. Waarom jeuk en krabben zo besmettelijk zijn, weten we nog steeds niet precies.”

[Quote]

Dermatoloog Marjolein de Bruin: “Het is een misverstand dat bepaald voedsel of huisstofmijt huidklachten zoals eczeem zou verergeren. Daar is nooit goed bewijs voor gevonden. Speciale diëten of anti-allergiematrassen om jeuk en eczeem te bestrijden hebben dus geen zin.”

[Kader]

De ene krabber is de andere niet

Als je krabt, komt er endorfine in je hersenen vrij. Dat stofje geeft je even een prettig gevoel. Wellicht zijn sommige mensen daar gevoeliger voor dan anderen, en kunnen zij zich daardoor minder goed tegen het krabben verzetten.

[Kader: onderzoek]

Jeukblokkade

Een specifiek stofje in het zenuwstelsel is verantwoordelijk voor het doorgeven van gevoelens van jeuk aan het brein. Wanneer de aanmaak van dit molecuul wordt geblokkeerd, ervaren muizen geen jeuk meer. Dat meldden onderzoekers van het Amerikaanse National Institute of Health twee jaar geleden in het wetenschappelijk tijdschrift Science. Uit het onderzoek bleek verder dat jeuk niet gerelateerd is aan pijn (zoals men vroeger dacht), maar dat het een aparte sensatie is die zit ingebakken in ons zenuwstelsel. De wetenschappers hopen met hun bevindingen een eerste stap te kunnen zetten naar het ontwikkelen van specifieke medicijnen tegen jeuk.

[Kader]

Favoriete krabplek: de enkel

Als je jeuk hebt, is krabben aan je enkel het lekkerst. Zelfs nog prettiger dan krabben op de rug. Dat ontdekten onderzoekers van het Amerikaanse Wake Forest Baptist Medical Center in North-Carolina. Bij achttien gezonde volwassen wreven ze de rug, onderarm en enkel in met een plant die ontzettende jeuk veroorzaakte. Vervolgens moesten de deelnemers zowel de jeuk als de verlichting van het krabben een cijfer geven. Zowel de jeuk als de verlichting waren beduidend hoger bij de rug en enkel dan bij de onderarm. Alleen bij de enkel bleef het krabben goed voelen, zelfs wanneer de jeuk minder werd.