Archief | Parool RSS feed for this section

VROUWEN MET HIV

2 dec

2014-12-01 Parool3

Gepubliceerd in Het Parool op 1 december 2014.

1 december is het Wereldaidsdag. Weinig mensen weten dat één op de vijf Nederlandse hiv-patiënten een (heteroseksuele) vrouw is. Vaak ontbreekt het hen aan steun. Vandaar dat het Onze Lieve Vrouwen Gasthuis (OLVG) speciale lotgenotenavonden voor ze organiseert.

Tekst: Marte van Santen

Behalve Soraya (61) en Angelica (60) zou er een derde, jongere hiv-patiënte bij het interview zijn. Maar vlak voor het gesprek belde ze af. Te bang om haar verhaal te doen, zelfs als dat anoniem kon. Verpleegkundig-specialist Marie-José Kleene van het hiv-centrum in het Onze Lieve Vrouwen Gasthuis (OLVG) kijkt er niet van op. “Er heerst zo veel schaamte en angst onder seropositieve vrouwen”, vertelt ze. “De meeste van onze patiëntes durven met niemand over hun diagnose te praten. Ongeacht hun leeftijd of culturele achtergrond. Ze zijn bang dat mensen niet meer met ze willen omgaan, dat hun kinderen niet meer bij anderen mogen spelen, dat ze hun baan verliezen. Niet geheel onterecht, want de vooroordelen over hiv zijn nog steeds groot.”

En dus verstoppen patiëntes hun medicijnen. Laten ze post van het ziekenhuis op een ander adres bezorgen. Komen ze alleen naar de poli. En blinken ze uit in het verzinnen van excuses. Alles om onthulling te vermijden.

Met het geheim komen stress, verdriet, onzekerheid en sociaal isolement. Want een hiv-besmetting is een zware last om in je eentje te dragen. Wat zou het fijn zijn als deze vrouwen elkaar konden steunen, dachten Kleene en haar collega van het hiv-centrum, verpleegkundig-specialist Susanne Wijnands. En dus startten zij drie jaar geleden samen een speciale vrouwenavond. Sindsdien komen patiëntes vier keer per jaar bijeen om in een veilige omgeving ervaringen uit te wisselen.  

“Erover praten lucht op”, zegt Kleene. “Het helpt je om eerlijk te zijn, naar jezelf en naar anderen. Dat is letterlijk goed voor je gezondheid; uit onderzoek blijkt dat mensen die uitkomen voor hun hiv-status hun medicatie regelmatiger en correcter innemen. Maar minstens zo belangrijk is dat het je mentaal sterker maakt.”

Tijdens de bijeenkomsten komen alle mogelijke onderwerpen op tafel: van zwangerschap en werk tot daten en seks. De rode draad is eigenlijk altijd: wanneer en hoe vertel je je omgeving over je besmetting? Kleene en Wijnands zitten erbij om eventuele medische vragen te beantwoorden. Maar de vrouwen zijn er vooral voor elkaar, aldus de verpleegkundig-specialisten.

“Het is tijdens de avonden zeker niet alleen kommer en kwel”, aldus Wijnands. “De patiëntes wisselen ook allerlei praktische zaken uit, over medicijnen en verzekeringen. En er wordt gelukkig veel gelachen, bijvoorbeeld over hilarische situaties in bed. Doordat ze zoveel in elkaars verhalen herkennen, kunnen de vrouwen daar open en ontspannen over praten.”

Soraya (61) en Angelica (60), beide deelnemers van het eerste uur, beamen dat. “Ik ben in 1988 besmet door het gebruik van een vervuilde naald”, vertelt de ex-drugsverslaafde Angelica. “Al die jaren heb ik het geheim gehouden. Dankzij de lotgenotengroep weet ik dat ik niet de enige ben die het moeilijk heeft. Als ik zie hoe positief andere vrouwen met hun hiv-status omgaan, geeft me dat hoop.  Mede dankzij hun steun durf ik er nu eindelijk open over te zijn.”

Achteraf wou ze dat ze jaren eerder met haar besmetting naar buiten was gekomen. Want het constant liegen en altijd op haar hoede zijn vielen haar zwaar. Vooral in de liefde. “Ik heb eindeloos veel excuses verzonnen waarom ik steeds condooms wilde blijven gebruiken. Uiteindelijk liepen al mijn relaties stuk omdat het geheim tussen ons in stond.”

De paar keer dat ze toch besloot iemand over haar besmetting te vertellen, kwam ze van een koude kermis thuis. “Mijn tandarts wilde me niet meer behandelen. Een vriend zei letterlijk: ‘Wie wil er nou met een hiv-patiënt omgaan?’. En nadat mijn baas er via via per ongeluk was achter gekomen, mocht ik ineens allerlei werkzaamheden niet meer doen. Dan leer je wel af om eerlijk te zijn.”

Soraya, in 2005 besmet door haar vaste partner, herkent dat gevoel maar al te goed. “Bijna niemand weet van mijn hiv, maar naar mijn twee zoons heb ik het wel verteld. Het gevolg was dat ik mijn kleinkinderen jaren niet heb gezien. Mijn schoondochter was namelijk bang dat ik ze zou besmetten. Inmiddels zijn zij en mijn zoon gescheiden en zie ik de kleinkinderen gelukkig weer. Maar ik heb daar ongelofelijk veel verdriet om gehad.”

Op haar werk in de ouderenzorg weet niemand van Soraya’s besmetting. Want hoewel je het niet zou verwachten, bestaan ook daar nog veel vooroordelen. “Laatst vroeg ik aan collega’s wat ze zouden doen als we een hiv-patiënt binnen zouden krijgen. Eén zei dat ze die niet zou willen verzorgen. Een ander zou dat alleen doen met dubbele handschoenen en een mondkapje. Dat voelde als een mes in mijn hart.”

Al die afwijzende reacties zijn volgens Soraya en Angelica vooral het gevolg van onwetendheid. “Anno 2014 hebben de meeste mensen nog steeds geen idee wat het verschil is tussen hiv en aids”, zeggen ze. “En ook niet hoe je het oploopt. Het gevolg is dat we nog vaak als paria’s worden gezien.”

Gelukkig hebben de vrouwen niet alleen maar negatieve ervaringen. Soraya heeft bijvoorbeeld al weer een paar jaar een relatie met een fantastische man. “Tijdens onze tweede date heb ik hem over mijn hiv verteld. Natuurlijk schrok hij, en was hij verdrietig. Maar hij zei meteen dat hij nooit daarom bij mij weg zou gaan. Zes jaar later zijn we nog steeds gek op elkaar. Zo kan het dus ook.”

Kort na haar diagnose vond Soraya seks best eng. Er waren mannen die na elke vrijpartij minutieus het condoom op gaatjes controleerden. Bloednerveus werd ze daarvan. “Ik kon er niet meer van genieten. Mijn huidige vriend doet er gelukkig heel relaxt over. Nu is het vrijen weer fijn.”

Kleene en Wijnands moeten soms hemel en aarde bewegen om patiëntes over te halen om naar de bijeenkomsten in het OLVG te komen. Maar ze doen dat met liefde. “Voor homoseksuele mannen met hiv zijn er allerlei steun- en belangengroepen”, besluit Wijnands. “Voor seropositieve vrouwen beginnen die pas heel langzaam te ontstaan. Zij moeten nog leren om hun stem te laten horen en voor zichzelf op te komen. Ons ultieme doel is dat het netwerk van hiv-vrouwen zo groot wordt dat onze avonden overbodig zijn.”

Soraya loopt intussen alvast op de troepen vooruit. Zij is zo enthousiast over het lotgenotencontact dat ze zelf als vrijwilliger nieuwe vrouwelijke hiv-patiënten is gaan begeleiden. Zodat die zich nooit zo alleen verloren hoeven te voelen als Angelica en zij na hun diagnose.

Om privacyredenen zijn de namen van Soraya en Angelica veranderd.

[Kader]

Vrouwen met hiv: de cijfers

In juni 2014 waren er in Nederland 17.750 hiv-patiënten in behandeling bij een van de 27 hiv-behandelcentra in Nederland. Het werkelijke aantal besmette Nederlanders ligt vermoedelijk hoger, naar schatting tussen de 20.000 en de 34.000.

Eén op de vijf van de (bekende) patiënten (3.479) is vrouw. Dat aantal stijgt al jaren: in 1995 waren er 287 besmette vrouwen, in 2005 rond de 2500. Wereldwijd maken vrouwen zelfs de helft van alle patiënten uit. In Amsterdam zijn 1099 met hiv besmette vrouwen in behandeling.

Van de Nederlandse seropositieve vrouwen liep 87 procent de besmetting op via (hetero)seksueel contact. 3 procent kreeg het virus door het gebruik van vervuilde naald, ook 3 procent door een besmet bloedproduct. De grootste groep (42 procent) komt oorspronkelijk uit Afrika, uit landen onder de Sahara. Vier op de vijf zijn tussen de 25 en 55 jaar oud. Maar er zijn ook 137 patiëntes boven de 65, en 60 onder de 12.

Bron: Stichting hiv monitoring, jaarverslag 2014

[Kader]

Vrouwenavond in het OLVG

Met ruim 3.000 patiënten is het hiv-centrum van het OLVG het grootste van Nederland. Vier keer per jaar is er een speciale avond voor vrouwen met hiv. De avonden zijn in principe bedoeld voor patiëntes van het OLVG, maar ook patiëntes van andere ziekenhuizen zijn welkom. Een verwijzing is niet nodig en deelname is gratis. Voor meer informatie of aanmelding, mail naar Marie-José Kleene (m.j.t.kleene@olvg.nl) of Susanne Wijnands (s.wijnands@olvg.nl).

MET ANGST EN BEVEN: JONG MET PARKINSON

27 aug

Parool parkinson

Gepubliceerd in Het Parool, 26 augustus 2014.

Parkinson een oudemensenziekte? Niet per se. Eén op de tien patiënten is onder de vijftig. Zoals Esther Huijg (42). “Dit kon niet over mij gaan.”

Vlak voor de zomervakantie liep Harm (15) met voetballen een blessure op. Gymmen zat er even niet in, dus schreef zijn moeder een briefje voor school. Maar daar wilde de gymleraar niet aan; hij geloofde niet dat het gekriebel op het papiertje van een volwassen vrouw was. Hoe Harm ook protesteerde, hij moest gewoon met de gymles meedoen.

“Dat kwam bij mij hard aan,” zegt Harms moeder Esther Huijg (42) vanachter haar keukentafel met uitzicht op de bollenvelden van het familiebedrijf. “Tot dat moment had ik mezelf voorgehouden dat mijn kinderen geen last hadden van mijn ziekte. Maar opeens werd het voor mijn gevoel ook hun probleem.”

In de zomer van 2012 begon Esthers duim te trillen. Ze deed het af als overbelasting. Geen rare gedachte voor een hardwerkende moeder van drie tieners die in de avonduren een HBO-opleiding deed. Maar toen het beven na een paar maanden nog niet over was, ging ze op aandringen van haar man toch maar naar de huisarts. Die stuurde haar direct door naar de neuroloog. De diagnose: de ziekte van Parkinson.

“Dat moet een vergissing zijn, dacht ik,” zegt Esther. “Ik was 41, voelde me fit. Bovendien zit parkinson niet in de familie. Het kon dus niet over mij gaan.” En toen schoten haar schaatslessen door haar hoofd. Bochten rijden was haar altijd makkelijk afgegaan. Maar in de winter van 2012 wilde dat opeens niet meer goed lukken. “Horen balansproblemen ook bij parkinson?” vroeg ze aan de neuroloog. Toen die bevestigend antwoordde, kneep haar keel zich dicht.

Oude mensenziekte

In Nederland zijn er zo’n 32.000 parkinsonpatiënten. Bepaalde zenuwcellen in hun hersenen sterven langzaam af, waardoor de spieren niet goed meer kunnen worden aangestuurd. Het gevolg is trillen, stijfheid en traagheid. De ziekte is progressief; de symptomen worden gaandeweg erger. Genezing is (nog) niet mogelijk. Wel kunnen medicijnen de klachten (deels) onderdrukken.

“Bij parkinson denken de meeste mensen aan zieke ouderen die bevend in een hoekje van de bank zitten,” zegt neuroloog Bart Post van het Radboud UMC in Nijmegen. “Maar 5 tot 10 procent van de parkinsonpatiënten is onder de 50. Zij staan nog middenin het leven als ze klachten ontwikkelen.”

Post, die is gespecialiseerd in de behandeling van zogenaamde Early Onset Parkinson, ziet voornamelijk jonge(re) mensen op zijn spreekuur, van eind twintig tot eind veertig. De meeste van hen hebben geen erfelijke aanleg voor de ziekte.

“Dat zij die zo vroeg krijgen, is gewoon pech,” aldus Post. “We weten nog niet wat parkinson veroorzaakt, en dus ook niet waarom de ene persoon op zijn 35ste ziek wordt en de andere op zijn 70ste.”

Wel is duidelijk 50-minners minder snel achteruitgaan dan ouderen. Ondanks dat is de impact van de ziekte op deze groep volgens Post meestal groot. “Jonge patiënten hebben vaak een baan en een gezin. Ze zijn bang dat ze hun werk verliezen en hun hobby’s niet meer kunnen uitoefenen. En ze maken zich natuurlijk zorgen over de gevolgen voor hun familie en hun relatie. We kunnen ze deels geruststellen; vaak werken patiënten na hun diagnose bijvoorbeeld nog zeker tien jaar door. Maar een concrete prognose geven is moeilijk, want de aard van de klachten en de snelheid waarmee die zich ontwikkelen is bij iedere patiënt anders.”

Bij Esther beperkt het trillen zich vooralsnog tot haar rechterhand en arm. Van spierstijfheid en traagheid heeft ze weinig last; behalve het schaatsen hoeft ze niets om haar ziekte te laten. Wel merkt ze dat ze geestelijk minder flexibel is dan voorheen.

“Ik werkte vroeger onder andere als managementassistente en kon tien dingen tegelijk,” vertelt ze. “Dat lukt nu echt niet meer. Gelijktijdig bellen en typen is bijvoorbeeld lastig. En de kinderen moeten niet op hetzelfde moment iets aan me vragen, dan gaat het fout.”

Om ervoor te zorgen dat jonge parkinsonpatiënten zo lang mogelijk hun normale leven kunnen leiden, wordt ze vaak aangeraden om direct met medicijnen te beginnen. Esther wilde daar in eerste instantie echter niets van weten. “Ik had helemaal geen zin in al die chemische rommel in mijn lijf. Ik dacht dat de klachten zelf wel in de hand kon houden door gezond en uitgebalanceerd te eten.”

Helaas haalden de sapjes en groene smoothies die ze dagelijks voor zichzelf maakte niets uit. Integendeel, het trillen van haar rechterhand werd alsmaar erger. De omslag kwam toen de neuroloog zei dat ze, juist nu het nog relatief goed gaat, alles uit het leven moet halen. “Toen ben ik toch met de pillen gestart. Het beven werd meteen minder. Maar helemaal weg is het nooit.”

Patiënt

Inmiddels is Esther een beetje gewend aan het idee dat ze parkinson heeft, en kan ze er gemakkelijk over praten. Maar het heeft een tijd geduurd voor ze daaraan toe was. “De eerste maanden was ik heel verdrietig en onzeker. Ik kreeg het woord parkinson niet over mijn lippen zonder meteen vol te schieten. Behalve aan mijn directe familie wilde ik het toen ook aan niemand vertellen. Omdat ik zelf niet wist wat ik ermee aan moest, maar ook omdat ik opzag tegen de reactie van mijn omgeving. Ik was als de dood dat mensen me als een zielige patiënt zouden zien, en me ook zo zouden gaan behandelen.”

Gaandeweg werd het echter steeds lastiger om haar klachten verborgen te houden. Nadat ze voor de zoveelste keer een excuus had verzonnen voor haar trillende hand had ze er dit voorjaar genoeg van. Ze stuurde een zelfgemaakt gedicht over haar ziekte aan al haar vrienden en kennissen. Met als laatste zin: ‘Willen jullie mij steunen, zie mij dan als gezond en energiek in plaats van “ziek”’.

Tot haar opluchting doen de meesten dat ook. Op een paar na. “Mensen mogen me alles over mijn ziekte vragen. Oprechte interesse doet me heel veel goed. Maar er zijn ook types die me gaan vertellen wat mij allemaal nog voor vreselijks te wachten staat. Daar heb ik dus helemaal niets aan.”

Sowieso probeert ze niet al te veel met de toekomst bezig te zijn. Natuurlijk is ze wel eens bang, vooral als ze in de wachtkamer van het ziekenhuis zit en andere patiënten ziet die er veel slechter aan toe zijn. Die in een rolstoel zitten bijvoorbeeld. “Bij de gedachte dat dat misschien mijn voorland is, krijg ik pijn in mijn buik. Maar dat is maar heel af en toe. Voor de rest is mijn leven er na de diagnose opvallend genoeg alleen maar beter op geworden. Een ernstige ziekte helpt je heel goed te onderscheiden wat belangrijk is en wat niet. Het versimpelt de boel, waardoor ik me nu veel rustiger voel. Ik doe alleen nog dingen die ik echt leuk vind. Mijn man en ik zijn dichter naar elkaar gegroeid. Mijn kinderen zitten er gelukkig ook niet mee. Voor hen ben ik gewoon hun moeder die toevallig een trillende hand heeft. En zo is het maar net.”

[Kader]

Unity Walk

Op 29 augustus organiseert de Parkinson Vereniging voor de derde keer een Unity Walk om aandacht te vragen voor parkinson en de bewustwording over de ziekte te vergroten. Dit keer vindt de wandeling (1,6 kilometer) plaats in Amsterdam. Niet alleen patiënten, maar bijvoorbeeld ook partners,  (klein)kinderen en zorgverleners lopen mee. De start is om 13.00 uur op het Thorbeckeplein. De route voert door de binnenstad en duurt ongeveer een uur. (Kosteloos) inschrijven kan via: unitywalk.nl.

Meer informatie over de ziekte van Parkinson: parkinsonnet.nl of parkinson-vereniging.nl.

 

KANKER HEB JE SAMEN

3 apr

2014-04-02 Parool1

Illustratie: Mike Ottink 

Gepubliceerd in Het Parool, woensdag 2 april 2014.

Kanker heb je niet alleen. Dat weten partners van kankerpatiënten als geen ander. Om hen een steuntje in de rug te geven, is er nu de online cursus Houvast, voor elkaar.

“Ik voel me vaak onzichtbaar,” zegt Saskia (52), van wie de echtgenoot (uitgezaaide) endeldarmkanker heeft. “Daarom wilde ik graag aan dit artikel meewerken. Maar nu het zover is, voel ik me schuldig dat ik mijn verhaal doe. Alsof ik alle aandacht naar me toe trek, terwijl mijn man ziek is.”

Voor gezondheidspsycholoog Nadine Köhle van de Universiteit Twente is deze reactie heel herkenbaar. “De natuurlijke neiging van partners is om zich groot te houden en zichzelf weg te cijferen”, zegt ze. “Het mag vooral niet over hen gaan. Zij zijn immers niet de patiënt.”

In het kader van haar promotieonderzoek ontwikkelde Köhle samen met het VUmc recentelijk de gratis online zelfhulpcursus Houvast, voor elkaar, bedoeld voor partners van kankerpatiënten. In zes wekelijkse lessen doorlopen deelnemers concrete oefeningen en krijgen ze praktische informatie en tips. Bijvoorbeeld over het omgaan met gepieker, of het bespreekbaar maken van problemen tussen partners. Het doel: erkenning, delen en ondersteuning, zodat mensen beter kunnen omgaan met de ziekte van hun geliefde en hun relatie er niet aan ten onder gaat.

In de zeven jaar dat haar man al kanker heeft, had Saskia graag advies over dit soort onderwerpen gekregen. “Vooral over hoe je je relatie goed houdt als de gelijkwaardigheid weg is. Bij ons thuis leidt dat tot veel ruzies, ook door de onmacht die we beide voelen.”

De inhoud van de cursus is in nauw overleg met lotgenoten vastgesteld. “Zij gaven aan dat relatieproblemen, communicatie en jezelf staande houden de grootste uitdagingen waren,” zegt Köhle. “Die thema’s staan dus centraal. Verder wilden ze vooral niet horen hoe zwaar en ellendig hun situatie is; meehuilen werkt averechts. Vandaar dat de insteek van de cursus positief is: uitgaan van je eigen kracht.”

Behalve dat deelnemers veel informatie krijgen, kunnen ze onderling adviezen en tips delen, in contact komen met lotgenoten en opbeurende sms’jes ontvangen. Het feit dat de cursus online, is maakt deelname laagdrempelig. Köhle: “Je hoeft niet officieel om hulp te vragen. Je kunt de lessen – ongeveer 1,5 uur per week – volgen als het jou uitkomt. En niemand anders hoeft ervan te weten. Ik hoop dat dat partners over de streep trekt om eventueel schuldgevoel te overwinnen en mee te doen.”

Rob (60) hoorde juni vorig jaar dat zijn vrouw Linda (54) alvleesklierkanker had. Na een operatie en achttien chemokuren gaat het nu goed met haar.

“Alsof ik van een zeephelling werd geduwd, zo voelde het toen we de diagnose kregen. Ineens was ik al mijn houvast kwijt. Drie dagen eerder hadden we ons trouwfeest gevierd, met de gedachte dat we samen oud zouden worden. Nu was de vraag of Linda het einde van het jaar zou halen.

We woonden zes weken samen toen we hoorden dat Linda kanker had. Een serieuze test, zeker als je weet dat een veel kankerpatiënten relatieproblemen krijgen. Om dat te voorkomen, en mezelf te behoeden voor een burn-out, ben ik een aantal keren met een psychotherapeut gaan praten. Niet dat ik niet bij familie en vrienden terecht kon, maar zij vonden me allemaal zo zielig. Daar ga je je niet beter van voelen.

Mijn vrouw kreeg geweldige zorg. Maar geen van haar behandelaars heeft ooit gevraagd hoe het met mij ging. Dat had ik wel heel fijn gevonden, al was het maar om even mijn verhaal te kunnen doen. Omdat ik als partner nergens terechtkon met mijn vragen en ervaringen, ben ik er zelf over gaan bloggen op kanker.nl. Inmiddels ben ik ook moderator op die site, in een net gestarte discussiegroep voor naasten van kankerpatiënten waar familieleden en vrienden ervaringen kunnen uitwisselen.

Nu het beter gaat met Linda, vind ik het vooral lastig om de rol van verzorger los te laten. De bezorgdheid blijft. Ik zou het fijn vinden als de cursus Houvast, voor elkaar me daarbij kan helpen. Want daar ga ik zeker aan meedoen.”

Rob blogt op www.kanker.nl/rob_w_e

De man van Saskia (52) leeft sinds 2007 met (uitgezaaide) endeldarmkanker. Hij is 57. Samen hebben ze een zoon van 17.

“Kanker wordt steeds vaker een chronische ziekte, juichen oncologen in de media. Inmiddels weet ik dat er ook een andere kant is aan dit goede nieuws. Want jaren leven met een ernstige ziekte is zwaar, voor de patiënt, maar ook voor de omgeving. Als je niet uitkijkt, gaat het ten koste van je relatie en van jezelf.

Een kankerpatiënt heeft een heel team van hulpverleners om zich heen. Als partner heb je niemand. Zeker als een ziekte lang duurt, haken vrienden af. Na zoveel jaar weet ik nauwelijks meer hoe ik er met anderen over moet praten. Voor de buitenwereld is het namelijk heel moeilijk te begrijpen hoeveel impact zo’n ziekte op je gezin heeft. De meeste steun heb ik nog van een collega, die in eenzelfde situatie zit. We begrijpen elkaar met een half woord.

Ik ben regelmatig op zoek gegaan naar informatie voor partners. Dan stuitte ik op websites met flikkerende kaarsjes en fladderende vlindertjes – heel deprimerend. Drie keer heb ik professionele hulp gezocht, maar ook dat bood weinig soelaas. Altijd ging het weer over zijn ziekte, terwijl ik juist behoefte had aan aandacht voor mijn leven.

Uiteindelijk heeft mijn werk als trainer op een hogeschool me overeind gehouden. Daar ben ik even niet de zorgende partner of de partner met zorgen, maar gewoon mezelf. Door met zorgstudenten projecten te doen over mantelzorg voor kankerpatiënten, heb ik mijn ervaringen op een positieve manier kunnen gebruiken. Dat gaf me de broodnodige energie en zelfvertrouwen. Verder ben ik op schaatsles gegaan. Ik moet me honderd procent concentreren om op de been te blijven; de perfecte afleiding. Als ik niet lekker in mijn vel zit, ga ik geheid onderuit. Dan weet ik: het is tijd om wat meer aandacht aan mezelf te besteden.”

Om privacyredenen zijn de achternamen van Rob en Saskia weggelaten, en is de naam van Robs vrouw veranderd.

 

[Kader]

Onderzoek

De Universiteit Twente en het VUmc onderzoeken de komende tijd of Houvast, voor elkaar partners van kankerpatiënten daadwerkelijk steun biedt en helpt. Daarom vragen zij deelnemers aan de online cursus om over een periode van een jaar vier keer een vragenlijst in te vullen. Het onderzoek wordt mede mogelijk gemaakt door KWF Kankerbestrijding en de Stichting Alpe d’HuZes. Meer informatie en inschrijving: www.houvastvoorelkaar.nl.

[Kader]

Ervaringen delen op kanker.nl

Kanker.nl (een gezamenlijk initiatief van KWF Kankerbestrijding, de Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties en het Integraal Kankercentrum Nederland) is een online platform waar (ex-)kankerpatiënten en hun naasten betrouwbare en actuele informatie over kanker kunnen vinden. Daarnaast biedt kanker.nl de mogelijkheid om elkaar online te ontmoeten en kennis en ervaringen uit te wisselen. Als deelnemer maak je een profiel aan. Vervolgens krijg je informatie op maat en kun je mensen vinden die in dezelfde situatie zitten, bijvoorbeeld andere partners van mensen met een bepaalde kanker. Ook kun je een blog bijhouden of je eigen bibliotheek aanleggen met relevante artikelen.

 

MANTELZORG OP BESTELLING

19 mrt

2014-03-18 Parool3

Foto: Rink Hof (www.rinkhof.nl)

Gepubliceerd in Het Parool, dinsdag 18 maart 2014.

Als het aan het kabinet ligt, nemen partners, kinderen en buren steeds meer zorgtaken over. Voor wie dat niet kan of wil, biedt het Amsterdamse Mantelaar soelaas.

Scrabble spelen. Dat doet Manja Ornstein (95) het liefst met Jessica Kelatow (25). “Je moet je geest wel scherp houden”, zegt ze op luide toon. “Ja, ik ben tamelijk doof. Maar ik kan nog prima nadenken hoor!” Om haar woorden kracht bij te zetten, legt ze heel toepasselijk ‘krant’ op het spelbord. Op een dubbele woordwaarde. Zo, weer zestien punten binnen.

Achter een statige deur aan de Nieuwe Keizersgracht, op een steenworp afstand van de Hermitage, ligt een prachtig hofje verborgen. In de appartementjes wonen uitsluitend dames op leeftijd. Eén van hen is Manja Ornstein, die al zestien jaar van het uitzicht op de keurig onderhouden binnentuin geniet. Nadat ze vorig voorjaar door een val op de revalidatieafdeling van een verpleeghuis belandde, wilde ze koste wat het kost naar haar unieke woonplek terug. Om dat mogelijk te maken, moest er wel allerlei hulp worden geregeld.

“Twee keer per dag komt de thuiszorg om mijn moeder in en uit bed te helpen, haar te douchen en medicijnen te geven”, vertelt dochter Astrid (65). “Maar ze heeft ook dagelijks aandacht en stimulans nodig. Meer dan ik haar in mijn eentje kan geven.”

Astrids zus woont in Israël, dus de zorg voor hun moeder komt alleen op haar neer. Afgezien van het feit dat het praktisch onhaalbaar is om elke dag langs te komen, zou ze het ook mentaal niet trekken. “Dat zou voor ons allebei slecht aflopen”, lacht ze. Om serieus te vervolgen: “Het is heel verdrietig om mee te maken dat je moeder achteruit gaat en steeds minder kan. Daar houdt staatssecretaris Van Rijn van VWS in zijn plannen totaal geen rekening mee.”

Er moest dus een andere vorm van hulp voor Manja Ornstein worden georganiseerd. Plaatsvervangende mantelzorg, als het ware. En dat is precies wat Mantelaar biedt. Dit bedrijfje koppelt hulpvragers aan zorgstudenten, zodat die taken van mantelzorgers kunnen overnemen (zie kader). “De perfecte oplossing”, aldus Astrid. “Vijf of zes keer per week is er tussen de middag een studente. Zo heeft mijn moeder bijna dagelijks afleiding en aanspraak.”

Eén van de twee studentes die sinds vorige zomer vast bij Manja Ornstein over de vloer komt, is Jessica, net afgestudeerd in klinische neuropsychologie en met veel ervaring in de ouderenzorg.  “Tijdens mijn stages zag ik dat ouderen soms zo eenzaam zijn dat ze er depressieve klachten van krijgen”, zegt ze. “Tijd voor een praatje is er in de thuiszorg en instellingen nauwelijks. Bij Mantelaar draait het juist om persoonlijke aandacht, dat sprak me er direct in aan.”

Na een uitgebreide intake met zowel Manja Ornstein en haar dochter als met Jessica, werd het drietal door Mantelaar aan elkaar gekoppeld. Dat gebeurde op basis van karakter (“Mijn moeder is nogal stellig”, aldus Astrid), wensen en interesses. Jessica doet boodschappen en kookt. Als het weer het toelaat, maken ze een wandelingetje door de tuin. En er worden veel spelletjes gedaan.

“Dit werk geeft me de kans om praktijkervaring op te doen”, zegt ze. “Zo kan ik bijvoorbeeld goed in de gaten houden of iemand tekenen van dementie begint te vertonen. Bij mevrouw Ornstein is daar overigens geen sprake van.”

Na afloop van elk bezoek schrijft ze een kort verslag in het online dagboek dat Mantelaar cliënten biedt. Zo blijft de familie dagelijks op de hoogte van hoe het met hun moeder gaat. “Het is een luxe dat we ons deze dienst kunnen veroorloven”, erkent Astrid, die 175 euro per week voor de plaatsvervangende mantelzorg betaalt. “Maar het is het geld dubbel en dwars waard. Er is een last van mijn schouders gevallen nu er zo goed voor mijn moeder wordt gezorgd.”

Intussen heeft Jessica het scrabblespel weer opgeruimd. Terwijl ze haar jaar jas aantrekt, pakt Manja Ornstein haar iPad erbij. De eerste app die ze opent is Wordfeud. Want je moet je geest wel scherp houden.

[Kader]

Econome Barbara Groeneveld (45) is een van de oprichters van Mantelaar.

Welke vormen van zorg kun je via Mantelaar regelen?

“Onze studenten doen het huishouden en geven persoonlijke verzorging. Ze kunnen ook met andere zaken helpen, zoals boodschappen, chauffeuren of het gebruik van een computer. Maar het allerbelangrijkst is de persoonlijke aandacht die ze bieden. Samen praten, een uitstapje maken, dat soort dingen.”

Waarin verschillen jullie diensten van de reguliere thuiszorg?

“We zoeken studenten die zo goed mogelijk bij een cliënt passen. Uiteindelijk kiest die zelf wie er bij hem of haar langskomt. We hebben meer tijd voor iemand – studenten blijven per keer minimaal twee uur. En ze zijn flexibel inzetbaar en hoogopgeleid. Met passie voor en verstand van de zorg, zonder dat ze een fortuin kosten.”

Hoeveel dan?

“17,50 euro per uur. We werken met zorgkaarten, een soort strippenkaarten die mantelzorgers al naar gelang behoefte kunnen gebruiken om zorguren in te plannen. Als een cliënt een persoonsgebonden budget (PGB) heeft, kunnen de kosten daaruit worden betaald. Desgewenst helpen we ook met het  aanvragen van een PGB.”

Hoe is het idee voor Mantelaar ontstaan?

“Wat ons betreft is de ouderenzorg nu te veel gericht op enkel praktische zorg; persoonlijke aandacht schiet er vaak bij in. Terwijl dat juist zo belangrijk is. Tegelijkertijd doet het kabinet een steeds groter beroep op mantelzorgers. Ik heb in mijn eigen familie gezien hoe zwaar mantelzorg kan zijn. Niet iedereen kan of wil dat opbrengen. Alles tezamen bracht het psycholoog Titiaan Zwart (32) en mij op het idee om die ondersteuning professioneel te gaan organiseren.”

Loopt het goed?

“We zijn nu ruim een half jaar bezig en hebben inmiddels 30 cliënten, in leeftijd variërend van 65 tot boven de 100. Bij hen werken zo’n veertig studenten. Voor ze beginnen, volgen ze een door ons ontwikkelde cursus met als doel om eventuele medische of andere problemen snel te kunnen signaleren. Verder werken we samen met een aantal artsen die de studenten zo nodig begeleiden.”

Kunnen mensen buiten Amsterdam ook van Mantelaar gebruikmaken?

“Op dit moment bieden we onze diensten aan in Amsterdam, Amstelveen en Haarlem. Maar we zijn van plan om in de loop van het jaar verder uit te breiden, te beginnen met de andere studentensteden.”

Meer informatie: mantelaar.nl.

ALS MOEDER DE CEL UIT KOMT

13 mrt

2012-03-12 Parool1

Gepubliceerd in Het Parool, woensdag 12 maart 2014.

Driekwart van de ongeveer 3000 vrouwen die jaarlijks in de gevangenis belanden heeft kinderen. Als deze moeders vrijkomen, moeten ze niet alleen hun eigen leven, maar ook dat van hun gezin op de rails krijgen. Het project Moedermaatjes van Humanitas helpt daarbij.

‘Mijn zoontje kan niet zonder mij!’ Dat was het eerste wat door Jacelyns hoofd schoot toen ze vijf jaar geleden door de Noord-Ierse douane werd opgepakt. “Natuurlijk had ik dat moeten bedenken voordat ik de bolletjes drugs van onderen in mijn lichaam verstopte”, zegt de nu 26-jarige moeder van Ezequias (7) uit Amsterdam-Noord. “Maar naïef als ik was had ik alleen oog voor het snelle geld.”

Toen Jacelyn op haar 19e zwanger werd, stond ze er als moeder alleen voor. Zonder werk, zonder uitkering, en met een grote berg schulden, onder andere van dure telefoonabonnementen. Dus toen een vriend haar vroeg om cocaïne te smokkelen, hoefde ze niet lang na te denken. “Het leek de perfecte oplossing. Maar bij de eerste vlucht werd ik meteen gepakt.”

Jacelyn belandde vijftien maanden in een Noord-Ierse gevangenis. Al die tijd verbleef Ezequias bij zijn oma. “Ook al belde ik hem elke dag, ik miste hem verschrikkelijk. En ik voelde me heel erg schuldig over wat ik mijn kind had aangedaan.” Eenmaal vrij zou ze alles goedmaken, dacht ze, en haar zoontje het perfecte leven geven. Maar dat bleek nog niet zo gemakkelijk.

Hulpverleningsmoe

In 2013 kwamen er 234 Amsterdamse moeders op vrije voeten. Veelal alleenstaande vrouwen met schulden, huisvestingsproblemen, psychische klachten en weinig steun van hun omgeving.

“In de gevangenis ben je niet opeens moeder-af,” zegt Monique Verboven, landelijk projectleider bij Humanitas. “Gedetineerde moeders maken zich vreselijke zorgen om hun kinderen, en kunnen niet wachten om ze weer in hun armen te sluiten. Maar het is niet eenvoudig om na een detentie de ouderrol weer op te pakken. Je moet opnieuw een band met je kroost opbouwen. Daarbij lopen vrouwen tegen allerlei vragen op, over de opvoeding en over zichzelf. Wat vertel je je kinderen over je misdaad? Hoe overbrug je de ontwikkelingen die je hebt gemist? Een wat te doen met het overweldigende schuldgevoel? Die zaken komen bovenop alle praktische problemen, zoals een gebrek aan geld en werk.”

Met dat in het achterhoofd begon Verboven elf jaar geleden het project Moedermaatjes, dat ex-gedetineerde moeders gedurende anderhalf jaar koppelt aan vrijwilligers (zelf ook moeder) om ze te helpen re-integreren in de maatschappij. In 2013 gebeurde dat in Amsterdam 29 keer.

“Vrouwen die uit de gevangenis komen zijn vaak hulpverlingsmoe,” aldus Verboven. “Bovendien zijn ze bang om hun kinderen weer kwijt te raken, nu aan Jeugdzorg. Een moedermaatje kan dan uitkomst bieden. Zij zijn er uitsluitend voor de moeders, zonder achterliggend motief. Onze vrijwilligers geven praktische en morele steun, van hulp bij het aanvragen van een uitkering tot opvoedtips. Daar nemen ze alle tijd voor, gemiddeld een halve dag per week. Zo ontstaat er een vertrouwensband.”

Ze benadrukt dat de vrijwilligers de teugels niet overnemen. “We motiveren ex-gedetineerde moeders om zelf oplossingen te zoeken. Zo nodig geven we ze daarbij een steuntje in de rug. Maar uiteindelijk moeten ze toch op eigen benen staan.”

Als gelijken

De Antilliaanse Jacelyn geeft eerlijk toe dat ze in eerste instantie niet zat te wachten op een moedermaatje. Wéér iemand die me gaat vertellen hoe ik mijn leven moet leiden, dacht ze. Ze was helemaal klaar met hulpverleners; tot dan toe hadden die weinig voor haar kunnen betekenen. Vast werk vinden lukte niet. Na vele ruzies had haar moeder haar uit huis gezet. En haar schulden, inmiddels tot tienduizenden euro’s opgelopen, hingen als een molensteen om haar nek. Bovendien begon Ezequias gedragsproblemen te vertonen. “Of het een overblijfsel was van mijn detentietijd weet ik niet”, zegt ze. “Maar hij was zo boos en verdrietig. Vooral op school ging het steeds slechter.” Mede daarom liet Jacelyn zich door haar klantmanager bij de Dienst Werk & Inkomen overhalen om toch aan het moedermaatjesproject mee doen. “Ik wilde het beste voor mijn kind. Maar in mijn eentje kwam ik er niet uit.”

Humanitas regelde een kamer voor haar en haar zoon, en bracht haar in contact met moedermaatje Joke Goyert (70) uit Amsterdam-Zuid. Vanaf het eerste moment klikte het tussen de twee. “Als mensen van mijn detentieverleden horen, hebben ze meestal meteen met een oordeel klaar,” aldus Jacelyn. “Maar Joke heeft me nooit iets verweten. Ik voelde me een gelijke bij haar.”

Dat respect voor Jacelyn vond Joke (zelf moeder van twee en oma van vier) heel vanzelfsprekend. “Iedereen verdient een tweede kans,” zegt ze. “Bovendien is Jacelyn al genoeg gestraft. Een langdurige scheiding van je kind is zo ongeveer het ergste wat een moeder kan overkomen. Daar hoef ik niet nog een schepje bovenop te doen.”

Taartje eten

Voordat Joke als vrijwilliger bij Humanitas aan de slag ging, werkte ze onder andere bij de sociale dienst en in de schuldhulpverlening. Die ervaring kwam haar als moedermaatje van Jacelyn goed van pas. “We hebben samen haar financiën op een rijtje gezet en brieven aan haar schuldeisers geschreven. Als ze dat wilde, vergezelde ik Jacelyn naar afspraken, bijvoorbeeld met hulpverleners of de bank. Naderhand gingen we dan een taartje eten, om uit te blazen.”

Joke was er al snel van overtuigd dat schuldhulpverlening een uitkomst voor Jacelyn zou zijn. Maar uit angst en trots wilde die daar aanvankelijk niets van weten. Dankzij Joke’s tactvolle aanpak ging ze na een paar maanden toch overstag, en meldde ze zich bij de gemeente. Vergezeld door Joke natuurlijk.

Jacelyn: “Joke liet me zien wat de mogelijkheden waren en waar ze me bij kon helpen. Maar uiteindelijk liet ze me mijn eigen keuzes maken. In mijn tempo. Dat gaf me vertrouwen. In haar, en in mezelf.” Overigens vond Joke dat niet altijd even makkelijk. “Soms had ik de neiging om Jacelyn aan haar prachtige zwarte haren naar het loket te slepen. Maar ik wist dat het alleen zou werken als het besluit van haar kwam.”

Naarmate het vertrouwen groeide, liet Jacelyn steeds meer hulp toe, niet alleen van Joke maar ook van anderen. Ze meldde zich bij de Opvoedpoli, voor ondersteuning bij de gedragsproblemen van Ezequias. En op advies van Joke zocht ze een andere school voor hem, iets waar ze nog altijd dankbaar voor is. “Het gaat nu zoveel beter met hem.”

Maar ook Joke heeft voor haar gevoel veel van het inmiddels afgeronde traject met Jacelyn geleerd. “Hoe grijs en grauw de wereld ook is, Jacelyn ziet altijd ergens een groen grassprietje. Haar optimisme werkt aanstekelijk. Het helpt me om zelf de moed erin te houden.”

Om privacyredenen zijn de namen van Jacelyn en Ezequias gefingeerd. 

[Kader]

Betere moeders

Eind 2013 deed bureau Social E-Valuator onderzoek naar de effectiviteit van het project Moedermaatjes. Daaruit bleek dat 77 procent van de deelnemende moeders meer zelfvertrouwen kreeg. 69 procent rapporteerde een betere relatie met haar kind(eren). Driekwart vond dat het contact met hulpverleners erop vooruit was gegaan. En 67 procent had het gevoel een betere opvoeder te zijn. Daarnaast deden deelnemende moeders minder vaak een beroep op de GGZ en de Jeugdzorg, en werden er minder kinderen uit huis geplaatst.

[Kader]

Gezin in balans

Moedermaatjes maakt onderdeel uit van Gezin in Balans, het programma van Humanitas met verschillende soorten hulp voor (ex-)gedetineerde moeders en hun kinderen. Zo zijn er informatiebijeenkomsten in de gevangenis en krijgen moeders in detentie bezoek van vrijwilligers. Het project Wie let er op de kleintjes biedt mentale ondersteuning aan de 4000 minderjarige kinderen van wie de moeder gevangen zit. Een groot deel van het werk van Gezin in balans wordt gedaan door vrijwilligers. Meer informatie: www.gezin-in-balans.nl.

GEZOCHT: COMMISSARIS (V)

3 mrt

Mevrouw de commissaris 02

Foto: Robin de Puy (robindepuy.nl)

Gepubliceerd in Het Parool, donderdag 27 februari 2014.

Nieuwe regels moeten zorgen voor meer vrouwen in het toezicht. Drie vrouwelijke beroepscommissarissen over hun werk in een mannenwereld. “Ik ben mijn eigen merk.”

Toen Lizzy Doorewaard (51) in 2011 als directeur bij een groot trainingsbureau vertrok, dacht ze dat organisaties in de rij zouden staan om haar – een vrouw met tien jaar eindverantwoordelijke ervaring – als commissaris aan te stellen. Mooi niet dus. “Ik moest er echt op uit om mezelf te verkopen”, vertelt  ze. “Ik ben daar nog steeds verbaasd over. Kennelijk zijn we als samenleving minder geëmancipeerd dan ik dacht.”

Na jarenlang als baas op haar tenen te hebben gelopen, wilde Doorewaard wat anders. Meer afwisseling, en meer grip op haar agenda. Ze besloot beroepscommissaris te worden, een professionele toezichthouder die het grootste deel van zijn of haar tijd aan commissariaten besteedt. Het gaf haar de mogelijkheid om haar ervaring op verschillende terreinen in te zetten. Bovendien was ze als zelfstandige in staat om haar eigen tijd in te delen. Maar een mooie portefeuille opbouwen, zoals dat in het jargon heet, bleek niet zo simpel. “Ik ben actief gaan netwerken, heb overal laten weten dat ik beschikbaar was. Via via kwam ik uiteindelijk in geschikte functies terecht.” Met de zes commissariaten die ze nu heeft is ze heel tevreden. Al mogen er van haar best nog een of twee bij.

Naar schatting zijn er in Nederland tussen de 15.000 en 20.000 toezichthouders, waarvan er de meeste (zo’n 4.000) in de zorg. Voor de buitenwereld vormen zij een ogenschijnlijk ondoordringbaar bolwerk, een mysterieus genootschap waarvan je alleen op uitnodiging lid kunt worden. Maar dat beeld is achterhaald, aldus hoogleraar Mijntje Lückerath-Rovers, hoogleraar Corporate Governance aan de Tilburg University en zelf tweevoudig commissaris. “Uit onderzoek blijkt dat nog maar de helft van de toezichthouders via hun eigen netwerk een functie vindt. De rest solliciteert op een vacature, of wordt voorgedragen door een headhunter. Wat dat betreft gaat een commissariaat steeds meer op een ‘gewone’ baan lijken.”

Behalve dat ze toezichthouden op het reilen en zeilen van een bedrijf of instelling, hebben commissarissen nog twee taken: ze benoemen de raad van bestuur – de dagelijkse leiding van een organisatie – en fungeren als adviseur en klankbord voor de rvb-leden. Op die manier oefenen ze indirect invloed uit op besluiten die worden genomen.

“Die rol moet je liggen”, zegt Pamela Boumeester (55, vijf commissariaten). “Een commissaris heeft een dienende taak, je kan niet op de stoel van de baas gaan zitten.” De voormalige topvrouw van NS Poort vindt toezichthouden een echt vak. “Nieuwsgierigheid, onafhankelijkheid en inlevingsvermogen: die eigenschappen van een goede commissaris bezit ik in ruime mate. Verder is het belangrijk om lef te hebben. Ik laat me niet snel omver blazen, ook niet als anderen het niet met me eens zijn.”

Gemiddeld besteden commissarissen een halve dag per week aan een toezichtsfunctie. Inhoudelijk is dat werk het afgelopen decennium flink veranderd, aldus Marieke Bax (53, vier commissariaten), die net als Doorewaard en Boumeester het merendeel van haar tijd aan haar toezichtsfuncties besteedt. “Voorheen ontving je een paar keer per jaar een mapje stukken om over te praten en dat was dat. Tegenwoordig omvat de functie veel meer. We vergaderen vaker en gaan er ook zelf op uit om mensen uit de organisatie te spreken. Verder gaat er veel tijd zitten in het bijhouden van het nieuws en het lezen van vakbladen.”

De drie commissarissen vinden dat het toezicht in Nederland de laatste jaren enorm is geprofessionaliseerd. “We volgen allemaal regelmatig bijscholing”, aldus Bax. “En iedere raad van commissarissen evalueert tegenwoordig jaarlijks hoe het gaat, wat er beter kan. Zo houden we elkaar scherp.”

Nieuwe regels

Met hun succesvolle carrière als beroepscommissaris zijn Doorewaard, Boumeester en Bax een uitzondering in het ‘old boys netwerk’ van het toezicht. Weliswaar neemt het aantal vrouwen aan de top toe, maar de doorsneecommissaris is nog altijd een man van zestig met een universitaire opleiding en veel bestuurlijke ervaring. Vandaar dat de politiek vorig jaar een streefcijfer heeft ingevoerd; vóór 1 januari 2016 moeten alle raden van commissarissen uit minimaal dertig procent vrouwen bestaan.

“Een noodzakelijk kwaad”, noemt juriste en initiatiefnemer van het Netwerk Vrouwelijke Commissarissen Hanske Plenge het quotum. “Een streefcijfer kan als breekijzer werken. Maar door zo op een percentage te focussen, bestaat het gevaar dat de discussie alleen nog over getallen gaat. In plaats daarvan zouden we het moeten hebben over de achterliggende gedachte, te weten: hoe groter de diversiteit, hoe doeltreffender het toezicht. En dan bedoel ik niet alleen meer vrouwen, maar ook verscheidenheid in expertise, leeftijd, karakter en culturele achtergrond.”

Het streefcijfer maakt onderdeel uit van een breder pakket aan maatregelen dat sinds 1 januari 2013 geldt. Een ander nieuwigheid is dat een commissaris maximaal vijf functies mag vervullen, waarbij een voorzitterschap dubbel telt. Deze maatregel moet voorkomen dat toezichthouders zoveel mogelijk commissariaten ‘stapelen’, en op die manier onvoldoende tijd overhouden om hun werk goed te doen.

Hoogleraar Lückerath-Rovers heeft weinig op deze ‘one size fits all’ benadering. Het aantal van vijf geldt immers net zo goed commissarissen met een drukke baan als voor gepensioneerden, en houdt geen rekening met de zwaarte van een functie. “In de praktijk komt het er op neer dat drukbezette, vaak zeer kundige commissarissen als eerste hun laagst betaalde functies – die in de publieke sector – laten vallen. Hun expertise is dan dus niet meer beschikbaar voor bijvoorbeeld een ziekenhuis of woningcorporatie. Terwijl de wet juist is bedoeld om de kwaliteit van het toezicht te verbeteren.”

Plenge is wel voorstander van een maximering. Volgens haar hebben organisaties het meest aan toezichthouders die met hun voeten in de klei staan. “Het vak van commissaris is en blijft een nevenfunctie. Bovendien krijgt door deze wet een hele nieuwe lichting commissarissen een kans. Vrouwen, maar ook ondernemers en zelfstandigen. Groepen die van oudsher moeite hebben om in het old boys network te door te dringen.”

Wettelijke normering of niet, Doorewaard, Boumeester en Bax raden iedereen met relevante ervaring (bijvoorbeeld op het terrein van leidinggeven, marketing of ICT) aan om commissaris te worden. “Behalve dat het nuttig en leuk werk is, houdt het je een spiegel voor”, besluit Boumeester. “Een kijkje in de keuken van anderen maakt je beter in je eigen werk. En daarmee hoef je echt niet te wachten tot je zestig bent.”

[Kader]

Wat betaalt dat nou?

Bij een beursgenoteerd bedrijf verdient een commissaris gemiddeld 38.000 euro per jaar. Toezichthouders bij woningcorporaties moeten hun werk doen voor gemiddeld 11.000 euro. De laagste beloning is er voor commissarissen van culturele instellingen en goede doelen; zij krijgen gemiddeld 2.800 euro. De grote beloningsverschillen zijn niet te verklaren uit het aantal uren dat toezichthouders aan hun commissariaat besteden; dat loopt tussen sectoren veel minder uiteen.

Bron: Nationaal Commissarissen Onderzoek 2013

[Kader]

Lizzy Doorewaard (51)

  • Beroepscommissaris sinds: 2011
  • Was voorheen: algemeen directeur SBI Training en Advies
  • Aantal commissariaten: 6 (’s Heeren Loo, Hypotheekvisie, Bloomville, MVO Nederland, Staatsbosbeheer, Ieder1)
  • Overige functies: oa bestuurslid Stichting Christelijke Pers (Trouw) en lid curatorium VNO-NCW
  • Persoonlijk: getrouwd, twee kinderen van 17 en 20 jaar

“In een samenleving met weinig vrouwen aan de top krijgen we onbewust de boodschap mee dat vrouwen kennelijk niet geschikt zijn voor leidinggevende posities. Die socialisatie werkt door in alle besluitvorming. Zelfs bij mij ja. Als directeur had ik de neiging om mannelijke sollicitanten eerder het voordeel van de twijfel te geven dan vrouwelijke. Verbijsterend, maar dat zit kennelijk in onze genen ingebakken. Vandaar dat ik een groot voorstander ben van een vrouwenquotum. Zonder zo’n verplichting verandert er nooit wat. Ik maak me geen zorgen dat er daardoor vaker een ‘excuustruus’ wordt aangesteld. Er zijn genoeg waanzinnig goede vrouwen die een bestuurs- of toezichtsfunctie kunnen en willen vervullen.

Als puber zat ik de schoolcommissie en schreef ik brieven aan ministers. Daarna ging ik politicologie studeren en werd ik lid van de gemeenteraad. Meedenken, een verschil maken; dat is wat ik wilde en wil. Daarom past de rol van commissaris me ook zo goed. Geld speelt daarbij geen rol; als ik directeur was gebleven, had ik meer verdiend.

Ik zou graag meer commissariaten vervullen, maar helaas zal ik op een gegeven moment door het wettelijk maximum worden beperkt. Zonde van al die kennis en ervaring. Want afgezien van die paar vreselijke missers, doen de meeste commissarissen gewoon hun stinkende best.”

[Kader]

Marieke Bax (53)

  • Beroepscommissaris sinds: 2007
  • Was voorheen: hoofd overnames & strategie Sara Lee en managing partner Goosberry Corporate Governance Advies
  • Aantal commissariaten: 4 (Corbion, VastNed Retail, Frans Hals Museum/De Hallen, Fonds Podiumkunsten)
  • Overige functies: oa bestuursadviseur bij KPMG
  • Persoonlijk: getrouwd, drie kinderen tussen 14 en 19 jaar

“‘Je kunt altijd beter worden dan je bent.’ Die quote hangt op mijn koelkast, het is mijn levensmotto. Ik voel me moreel verplicht om mezelf constant te verbeteren. Mijn drie pubers helpen me daarbij, zij zijn het beste kritische panel dat je je kunt wensen.

De omgeving van het toezicht is de afgelopen jaren sterk veranderd. De professionalisering van ons vak loopt daar soms nog op achter. Alsof we met een paard en wagen op de verbrede A2 rijden. We hebben al grote stappen vooruit gezet, maar het kan altijd beter. Door goede voorbeelden uit te wisselen, kunnen we het toezicht op een hoger niveau brengen.

Naar afspraken ga ik zoveel mogelijk op de fiets. Onderweg kijk ik goed om me heen. Dan zie ik bijvoorbeeld dat er steeds meer winkels sluiten, relevant om te weten als commissaris van een fonds dat investeert in winkelpanden. Het is mijn manier om contact te houden met de werkelijkheid.

In 2007 ben ik gestart met Talent naar de top, een initiatief om de weg naar de top voor vrouwen te vergemakkelijken. Een streefcijfer vind ik dan ook prima. Om gedrag te veranderen heb je een concreet doel nodig. Zo zou ik mijn hardlooptraining niet volhouden als ik niet wist dat ik over een paar weken een wedstrijd van tien kilometer moet lopen. Dat is mijn persoonlijke streefgetal.”

[Kader]

Pamela Boumeester (55)

  • Beroepscommissaris sinds: 2009
  • Was voorheen: algemeen directeur NS Poort
  • Aantal commissariaten: 5 (Heijmans, Ordina, Ziggo, de Jaarbeurs, de Persgroep)
  • Overige functies: oa executive coach, vicevoorzitter Frans Liszt Concours en Raad bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam
  • Persoonlijk: getrouwd, vier kinderen tussen 21 en 28 jaar

“Ik ben mijn eigen merk. Op dit moment vul ik dat grotendeels in met commissariaten. Dat is geen bewuste keus geweest, het is zo gelopen. Toen ik bij NS vertrok, had ik al drie toezichtsfuncties. Kort daarna kwam er een vierde bij. De afwisseling en de vrijheid bevallen zo goed dat ik me voorlopig hierop toeleg.

Omdat er een paar keer iets is misgegaan met het toezicht, moeten alle commissarissen zich nu houden aan het maximum van vijf. Het is met een kanon schieten op een mug, en biedt geen enkele garantie tegen toekomstige fouten. Bovendien: er is toch ook geen wet die zegt dat bestuurders maximaal vijftig uur mogen werken? Waarom dan wel zo’n norm voor commissarissen?

Door de nieuwe regels heb ik zelf een paar functies moeten afstoten, waaronder het voorzitterschap van de raad van toezicht van een ziekenhuis. De lagere beloning in de zorg was niet de enige reden om juist die functie te schrappen, maar het speelde wel mee. Ik snap het sentiment om de salarissen in de publieke sector te willen maximeren. Nu lijkt het echter alsof commissarissen daar minder hard werken. Onzin. Bovendien bestaat het gevaar dat de beste mensen alleen nog voor bedrijfsleven gaan. Je krijgt de kwaliteit waar je voor betaalt.”

BINDEND SCHEIDINGSADVIES

19 feb

Scheidimgsadvies

Illustratie: Valerie Geelen (valeriegeelen.nl)

Gepubliceerd in Het Parool, dinsdag 18 februari 2014.

Steeds vaker vechten exen elkaar bij een scheiding de tent uit. Tot nu toe restte er in zo’n geval niets anders dan een gang naar de rechter. Maar vanaf deze week is er een alternatief: het bindend scheidingsadvies.

Naar schatting één op de tien huwelijksontbindingen eindigt in een vechtscheiding, een heftige strijd waarbij exen niet meer normaal met elkaar kunnen communiceren en ze erop uit zijn om elkaar via de rechter financieel en persoonlijk ten gronde te richten. Dat kost niet alleen heel veel tijd en geld, het zorgt ook voor mentale schade, zeker als er kinderen in het spel zijn. Niet voor niets betitelt Jeugdzorg een vechtscheiding als een vorm van psychisch geweld, die een veilige ontwikkeling van kinderen bedreigt.

Om het zover niet te laten komen, bedachten drie ervaren mediators – een advocaat, een orthopedagoog en een financieel deskundige – een alternatief. In plaats van het in de rechtbank uit te vechten, hakken zij de knoop voor de ruziënde exen door.

Hoe pakken jullie dat aan?

Orthopedagoog en mediator Ottoline Koppens, één van de initiatiefnemers: “Onderhandelingen over de echtscheiding lopen vaak vast op één punt. De omgangsregeling voor de kinderen bijvoorbeeld. Kom je daar met je advocaten of een mediator niet uit, dan kun je bij ons terecht. Eerst doen we een ultieme bemiddelingspoging. Als die niets oplevert, nemen wij als professionals een bindend besluit waarvan wij geloven dat alle partijen er het beste mee zijn gediend. Daartoe spreken we uitgebreid met de exen en de eventuele kinderen. Als het kan samen, zo nodig apart. ”

Hoezo bindend? Je kunt het toch terzijde schuiven als je het er niet mee eens bent?

“Nee. Voordat we een traject starten, tekenen beide partners een overeenkomst waarin staat dat ze zich aan ons besluit zullen houden. Het uiteindelijke advies wordt bovendien bekrachtigd door een notaris. Daarmee heeft het dezelfde juridische status als een gerechtelijke uitspraak.”

Wat voor situaties lenen zich voor een bindend scheidingsadvies?

“Als je het er niet over eens kunt worden over wie bij een scheiding moet verhuizen. Over wat er allemaal wel of niet onder de alimentatie valt. Over hoeveel inspraak beide ouders in de opvoeding van hun kinderen houden. Of over hoe de opbrengsten van een gezamenlijk bedrijf moeten worden verdeeld. Om maar een paar voorbeelden te noemen.”

Hoe  zijn jullie op dit idee gekomen?

“Als je er met een mediation – waarvan we er alle drie veel doen – niet uitkomt, kon je als ruziënde partners tot nu toe eigenlijk alleen nog naar de rechter. Daar wordt meestal niemand beter van; hoe langer exen procederen, hoe kleiner de kans op een oplossing, blijkt uit onderzoek van rechter Loes van Son. Vandaar dat we een extra mogelijkheid wilden creëren om de gang naar de rechtbank te voorkomen. Een optie tussen een mediation en een proces in.”

Feitelijk vraag je mensen hun lot in de handen van drie vreemden te leggen.

“Als je naar de rechter stapt, doe je dat óók. Tijdens een proces verloopt de communicatie schriftelijk, via advocaten die maar op één ding uit zijn: winnen. Zo’n alles-of-niets benadering, waarbij je elkaar niet meer ziet of spreekt, leidt in veel gevallen tot een verharding van het conflict in plaats van dat het je dichter bij een oplossing brengt. Met een bindend scheidingsadvies vermijd je dat je lijnrecht tegenover elkaar komt te staan. In onze aanpak zoeken we niet naar tegenstellingen, maar naar gedeelde belangen. Ons doel is om een oplossing te vinden die zo goed mogelijk voor alle betrokkenen werkt.”

Wat zijn de voordelen?

“We creëren het ultieme maatwerk voor dat ene stel of gezin. Wat helpt is dat we alle drie heel verschillende expertise en ervaring in huis hebben. Als orthopedagoog kan ik bijvoorbeeld een goede inschatting maken van de belangen van de kinderen, terwijl advocaat Petra Mallant veel kennis heeft van alimentatie en financieel deskundige Tom van Baaren expert is op het terrein van fiscale constructies. Door heel goed te luisteren naar wat alle partijen nodig hebben, komen we vaak met een antwoord waar mensen zelf nooit aan hadden bedacht. Wij zijn daarin bovendien veel vrijer dan rechters, die zich aan allerlei procesregels moeten houden. En ook niet onbelangrijk: een adviestraject kun je in twee of drie maanden doorlopen. Met procederen ben je al snel een jaar of langer kwijt.”

Zitten ruziënde exen wel te wachten op zo’n gezamenlijke aanpak?

“Vaak willen partners er graag uitkomen, maar weten ze niet hoe. Of de boosheid en het verdriet zitten in de weg om tot een redelijke oplossing te komen. Het kan dan een opluchting zijn om te weten dat wij vanuit een onafhankelijke positie het best mogelijke advies geven.

Als er kinderen in het spel zijn, is het voor ouders bovendien geruststellend dat een professional goed naar hun belangen kijkt. De meeste ouders zijn zich er namelijk heel goed van bewust dat een vechtscheiding schadelijk is voor een kind. (Zie kader – red.) Verder hoef je als exen tijdens het proces niet samen aan tafel te zitten als je dat niet wilt. Voorwaarde is wel dat beide partners bereid zijn om niet alleen te nemen, maar ook te geven. Je moet de ander iets gunnen. Zo niet, dan kun je beter alsnog naar de rechter gaan.”

Is het een dure oplossing?

“Een intake met twee van ons kost vierhonderd euro waarvan beide exen de helft betalen. Mochten we daarna een adviestraject te starten, dan geldt er een uurtarief. Reken in totaal op een paar duizend euro. Dat klinkt misschien veel, maar het is aanzienlijk minder dan als je gaat procederen. Dan loopt de rekening al gauw in de tienduizenden euro’s. Per persoon.”

http://www.bindendscheidingsadvies.nl

[Kader]

De initiatiefnemers

  • Drs. Ottoline Koppens is orthopedagoog (lid NVO) en mediator, en geeft trainingen en workshops over kinderen en echtscheiding.
  • Mr. Petra Mallant is familierechtadvocaat (lid VFAS) en mediator. Zowel zij als Ottoline Koppens werken ook als forensisch mediator voor rechtbanken en gerechtshoven.
  • Mr. Tom van Baaren, werkzaam bij accon■avm adviseurs & accountants, is fiscaal jurist, financieel deskundige en mediator met veel ervaring op het terrein van echtscheiding en bedrijfsoverdracht.

[Kader]

Dit zeggen vechtende ouders zelf

In augustus vorig jaar hield het actualiteitenprogramma EénVandaag een enquête onder 4.445 gescheiden ouders die minderjarige kinderen hadden toen ze uit elkaar gingen. Een derde gaf aan een vechtscheiding te hebben gehad. Van hen dacht 74 procent dat de kinderen ‘meer dan nodig’ onder de scheiding hadden geleden. 23 procent van de ouders met een vechtscheiding zei weleens bij de kinderen te hebben uitgehuild.

34 procent van de ouders met een vechtscheiding rapporteerde dat de kinderen heftige scheldpartijen hadden bijgewoond, 29 procent dat ze bedreigingen hadden meegemaakt en 28 procent dat ze te maken kregen met ouders die elkaar zwartmaakten. Tegelijk stelde een ruime meerderheid (63 procent) van de ouders dat de belangen van de kinderen tijdens de vechtscheiding voorop stonden.

De gescheiden ouders werd ook gevraagd hoe vechtscheidingen voorkomen zouden kunnen worden. 45 procent van de ouders met een vechtscheiding bleek voorstander van verplichte mediation na het besluit uit elkaar te gaan. 35 procent was er zelfs voor om al bij de geboorte van een kind een verplicht ouderschapsplan met omgangsregeling op te stellen.

Bron: eenvandaag.nl

HARDLOPEN TEGEN DE EENZAAMHEID

23 dec

foto (9)

Dit artikel is gepubliceerd in Het Parool van zaterdag 21 december 2013.

Eén op de negen volwassen Amsterdammers is erg eenzaam. Praten helpt, maar lopen ook, zo ontdekten ze in Noord. 

Het gevoel overvalt Anita Peters (46) op de raarste momenten. Als ze het parfum Anaïs Anaïs ruikt, of als ze ‘Yesterday when I was young’ van Charles Aznavour hoort. Bij die herinneringen aan haar moeder spoelt de eenzaamheid als een grote, zwarte golf over haar heen, en trekt haar mee de diepte in, vol angst en verdriet. Dus gaat ze maar liever haar huis niet uit. Waarom zou ze ook, als er daarbuiten niemand op haar wacht?

Als het over eenzaamheid gaat, denken we al snel aan de buitenbeentjes van de maatschappij. Aan zonderlingen, zuiplappen en zwervers, die moeite hebben om contact te maken met anderen. Die iedereen wantrouwen en afspraken negeren. Niet aan een mooie, talentvolle vrouw in de kracht van haar leven, zoals Anita. Toch voelt zij zich, net als 65.000 andere Amsterdammers, heel eenzaam.

Tot een jaar geleden leefde de alleenstaande Anita voor haar horecazaak in het centrum van de stad. Door de crisis had ze steeds meer moeite om haar hoofd boven water te houden. Maar ach, ondernemers zijn wel wat gewend. Toen overleed plotseling haar moeder. Kort daarop stierven haar opa, haar oma, en haar oom. En dat terwijl ze nog lang niet over het verlies van haar broer een paar jaar eerder heen was. Anita wist zich geen raad met het overweldigende verdriet. Haar zaak ging dicht, en ze sloot zich op in haar huisje in Amsterdam-Noord. Alleen. Want ook al kende ze mensen genoeg, echt vrienden had ze niet. Negen maanden zat ze op de bank te huilen, met enkel de televisie als gezelschap. Tot haar eigen schaamte. “Ik ben altijd een trotse, sterke vrouw geweest”, zegt ze. “Nu zit ik thuis met psychische problemen, rugklachten en een grote berg schulden. Dat ik in deze situatie ben beland, voelt als een falen.” Ze is hard voor zichzelf, maar de maatschappij is dat volgens haar óók. “Mensen draaien hun hoofd weg als je het moeilijk hebt. Zeker als het langer duurt. Even rouwen mag, maar na een paar maanden word je geacht de draad gewoon weer op te pakken. Er is niemand om me uit het moeras omhoog te trekken.”

GEMIS

Verdrietig. Somber. Angstig. Buitengesloten. Leeg. Zo omschrijven eenzame mensen hun gevoel. Elf procent van de volwassenen Amsterdammers is (zeer) ernstig eenzaam, blijkt uit recent onderzoek van de GGD Amsterdam. Dat aantal is sinds 2000 bijna verdrievoudigd. Nog eens 32 procent voelt zich matig eenzaam. Overigens zijn niet alle mensen met weinig contacten per se eenzaam. Andersom kan iemand met veel mensen om zich heen zich toch heel eenzaam voelen. Het gaat erom of je het gebrek aan relaties als gemis ervaart.

Dat het aantal ernstige eenzame mensen in Amsterdam zo snel is gestegen, is mede het gevolg van de crisis, aldus Theo van Tilburg, hoogleraar sociologie aan de Vrije Universiteit en schrijver van het boek Zicht op eenzaamheid – Achtergronden, oorzaak en aanpak. “Vooral de toenemende werkloosheid is een probleem”, zegt hij. “Daardoor komen meer en meer mensen in de knel. Financieel, psychisch en sociaal.” De cijfers bevestigen dat: van de werkloze Amsterdammers is 22,4 procent (zeer) ernstig eenzaam, van de werkenden ‘maar’ 6,5 procent.

Het is volgens Van Tilburg te simpel om te zeggen dat mensen zonder baan, omdat ze minder geld hebben, automatisch eenzaam worden. “Er zijn in de stad genoeg leuke dingen te doen die gratis zijn. Maar de uitzichtloosheid van de situatie waarin veel werklozen zitten, maakt wel eenzaam. Als je niets te doen hebt, ga je je steeds nuttelozer voelen. Niet bevorderlijk voor je zelfvertrouwen, of je motivatie. Dat maakt je vervolgens weer minder leuk gezelschap voor anderen. Het is een neerwaartse spiraal.”

Behalve werklozen voelen ook alleenstaanden zich relatief vaak eenzaam. Vooral als zij wel een partner hebben gehad, maar die zijn verloren door overlijden of een echtscheiding. Verder speelt opleiding een grote rol. Hoe lager geschoold, hoe groter de kans op eenzaamheid. Dat heeft niet alleen met inkomen te maken, maar ook met (een gebrek aan) sociale vaardigheden. “Wat de oorzaak ook is, eenzaamheid staat nooit op zich”, stelt Van Tilburg. “Er is altijd meer aan de hand.”

BETER SAMEN

Met dat in het achterhoofd zijn tien zorg- en welzijnsorganisaties in Amsterdam-Noord in samenwerking met de gemeente het project Beter samen in Noord gestart. Het doel: één huishouden, één regisseur, één plan.

“Ik besteed tachtig procent van mijn tijd aan twintig procent van mijn patiënten”, zegt Wouter van Weers, huisarts in Gezondheidscentrum Banne Buiksloot en één van de organisatoren. “Vaak spelen er bij hen allerlei sociale en persoonlijke problemen, zoals schulden en eenzaamheid. Tot voorkort kon ik daar tot mijn frustratie weinig aan doen, anders dan ze doorsturen naar het volgende loket.”

Tegenwoordig worden zulke gevallen met ‘multiproblematiek’ besproken in een kernteam, waarin behalve een huisarts ook mensen van de thuiszorg en van het maatschappelijk werk in de buurt zitten. Zo nodig wijzen zij een casemanger aan. Dat is een wijkverpleegkundige, een maatschappelijk werker of een andere professional die alle hulp coördineert en mensen leert om zichzelf zo goed mogelijk te redden.

Beter samen in Noord wordt financieel ondersteund door zorgverzekeraar Agis. “Wij verzorgen de collectieve zorgverzekering van alle minima in Amsterdam”, vertelt projectleider Mascha Egberts van Agis. “Een percentage van die premiegelden storten we in het Agis Amsterdam Gezondheidsfonds. In totaal gaat het om zo’n 700.000 Euro per jaar, bedoeld voor buurtprojecten zoals Beter samen in Noord, die erop gericht zijn om de samenwerking in welzijn en zorg te verbeteren en bewoners een extra steuntje in de rug geven. Het is onze manier om te investeren in de lokale gemeenschap.”

Van Weers: “In plaats van dat we een patiënt heen en weer schuiven, zijn we er nu samen voor verantwoordelijk. Zo vermijden we bijvoorbeeld dat we tegelijkertijd met dagopvang bezig zijn, zonder het van elkaar te weten. Bovendien kunnen we veel sneller en doeltreffender werken. We hebben allemaal beter zicht op het zorgaanbod in de buurt, en kunnen elkaar makkelijk vinden. Dat is belangrijk, want alleen door alle problemen tegelijk aan te pakken, kun je mensen echt helpen om leven weer op de rit te krijgen.”

IN BEWEGING 

Dat weet ook Els Annegarn (57), maatschappelijk werkster bij welzijnsinstelling Doras in Amsterdam-Noord, het stadsdeel dat samen met Zuidoost en Nieuw-West de hoogste eenzaamheid kent. Als één van de casemanagers van Beter samen in Noord helpt zij mensen die per definitie meerdere problemen hebben. “Lichamelijke ongemakken, psychische klachten, werkloosheid, armoede, verslaving, overgewicht, schulden”, somt ze op haar vingers op. “En ja, ook eenzaamheid. Ellende komt nooit alleen.”

Annegarn, die als ultraloper in haar leeftijdsklasse wereldkampioen op de honderd kilometer is, startte vorig jaar in haar eigen tijd de (hard)loopgroep Noord in beweging, voor mensen die een steuntje in de rug nodig hebben. “Ik begon met vier vrouwen”, vertelt ze, “maar inmiddels is de groep gegroeid tot meer dan veertig mensen. De jongste is 25, de oudste 80. Iedereen is welkom.”

Elke woensdag verzamelen de lopers zich om vijf uur op het Hagedoornplein in Noord. Weer of geen weer, dus ook op een koude namiddag in december. Anita Peters is één van hen. Ze heeft er geen seconde spijt van dat ze zich, als stok achter de deur om het huis uit te moeten, vijf maanden geleden bij de groep heeft aangesloten. “Het is als een warm bad”, zegt ze, terwijl ze met een flinke pas richting het Noorderpark loopt. Hond Daisy, de blonde labrador van een van de deelnemers, rent vrolijk met haar mee. “Er zijn meer mensen in de groep die een naaste hebben verloren. Zij begrijpen precies hoe ik me voel.”

Haar eenzaamheid is niet ineens verdwenen – daarvoor moet ze naar eigen zeggen eerst nog een hoop verdriet verwerken en zichzelf op orde krijgen. “Maar ik voel me wel minder alleen. Ik heb echt het idee dat ik erbij hoor.”

Dat is precies wat Annegarn wil bereiken. Natuurlijk, er wordt serieus aan de conditie gewerkt – eenmaal in het park blijkt de ultraloopster een gedisciplineerde drilmeester – maar het sociale aspect staat voor haar voorop. “Mensen bespreken onderweg hun problemen, en helpen elkaar. Ze voelen zich weer belangrijk. Er zijn zelfs al vriendschappen ontstaan. En ondertussen worden ze nog fitter ook. Dat geeft zelfvertrouwen.”

Het wandelen is wat Annegarn betreft slechts een opstapje. Naar meer sociale contacten en andere activiteiten. “Want lopen brengt niet het lichaam, maar ook de geest in beweging.”

Zo werkt het in ieder geval zeker voor Brayen Palmtak (47), een groepslid van het eerste uur. Toen in 2010 bleek dat hij een hartaandoening had, werd zijn tijdelijke contract als cateringmedewerker bij de Bijenkorf niet verlengd. Na een zware operatie zat hij alleen thuis. Zijn twee dochters, die in Suriname wonen, konden hem niet opzoeken. En omdat hij zich zo belabberd voelde, had hij geen puf om eropuit te gaan. Hij werd er somber van. Via het maatschappelijk werk kwam hij bij de loopgroep terecht. “Toen ik begon, kwam ik nauwelijks vooruit”, vertelt hij. “Nu kan ik ruim drie kilometer hardlopen. Dat had ik na mijn operatie nooit durven dromen. Wie weet ben ik volgend jaar wel weer aan het werk.”

Om privacyredenen is de naam van Anita Peters gefingeerd.

 

[Kader]

Informatie en hulp

 

[Kader]

Onopgemerkt

Het was groot nieuws vorige maand: een Rotterdamse vrouw had zonder dat iemand het merkte tien jaar dood in haar appartement gelegen. De publieke verontwaardiging was groot; dat krijg je ervan als de individualisering doorslaat, zo klonk het alom. Maar het is van alle tijden dat mensen zo eenzaam  sterven. Ook in Amsterdam zijn er jaarlijks heel wat ‘onopgemerkte overledenen’. Sterker nog, in de metropoolregio (Amsterdam-Amstelland, Diemen, Zaanstreek en Waterland) wordt om de dag iemand in zijn huis gevonden die al langer dan 24 uur dood is, blijkt uit cijfers van de GGD. Eens in de tien dagen gaat het om een persoon die daar al twee weken of langer ligt. Vijf keer per jaar vindt men iemand die al meer dan twee maanden dood is. Alleenstaande oudere mannen, vaak met psychische klachten of verslavingsproblemen, lopen het grootste risico om ongemerkt te overlijden.

Bron: GGD Amsterdam

 

[Kader]

De cijfers

Eenzaamheid onder Amsterdammers van 19 jaar en ouder (in procenten)

Matig eenzaam (Zeer) ernstig eenzaam
Amsterdam 32,4 10,6
Geslacht
 Mannen 33,5 10,9
Vrouwen 31,4 10,3
Leeftijd
19-34 29,5 8,4
35-44 30,2 8,7
45-54 34,9 13,8
55-64 33,5 14,2
65-74 35,1 10,6
75+ 43,5 11,5
Mannen
19-34 32,1 9,6
35-64 33,5 12,2
65+ 37,1 8,5
Vrouwen
19-34 27,3 7,4
35-64 31,8 11,6
65+ 39,8 13,0

Bron: GGD Amsterdam, Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2012

 

Eenzaamheid onder Amsterdammers van 19 jaar en ouder naar demografische kenmerken (in procenten)

Matig eenzaam (Zeer) ernstig eenzaam
Herkomst
Nederland 27,1 6,3
Marokko 34,4 14,8
Turkije 45,5 25,8
Suriname 35,3 14,7
Overig niet-westers 42,5 18,2
Overig westers 35,4 9,5
Burgerlijke staat
Gehuwd, samenwonend 28,7 6,3
Ongehuwd 34,3 12,6
Gescheiden 38,6 19,1
Weduwe, weduwnaar 44,0 23,0
Huishoudsamenstelling
2-oudergezin* 27,3 7,4
1-oudergezin 32,6 13,5
Alleenwonend 38,0 17,2
Overig 30,8 7,8

Bron: GGD Amsterdam, Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2012

* Met thuiswonende minderjarige kinderen

 

Eenzaamheid onder Amsterdammers van 19 jaar en ouder naar sociaaleconomische kenmerken (in procenten)

Matig eenzaam (Zeer) ernstig eenzaam
Opleiding
Laagst 42,5 22,1
Laag 40,5 17,5
Midden 33,6 10,6
Hoog 26,4 5,6
Inkomen
Maximaal 15.200 38,2 13,8
15.200-19.400 36,1 16,0
19.400-24.200 32,7 11,1
24.200-31.000 30,2 9,1
Minimaal 31.000 23,7 3,3
Betaald werk
Nee 37,9 22,4
Ja 29,1 6,5

Bron: GGD Amsterdam, Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2012

 

Amsterdammers van 19 jaar en ouder met ernstige eenzaamheid naar stadsdeel (in procenten)

Noord 13
West 11
Nieuw-west 14
Centrum 7
Oost 9
Zuid 8
Zuidoost 15

Bron: GGD Amsterdam, Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2012

 

Trends in eenzaamheid in Amsterdam (in procenten)*

Matig eenzaam (Zeer) ernstig eenzaam
2000 24 5
2008 30 9
2012 32 11

Bron: GGD Amsterdam, Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2012

* In 2004 is het onderwerp eenzaamheid niet meegenomen in de Gezondheidsmonitor.

 

WIE ZORGT VOOR DE VERZORGER?

15 dec

foto (7)

Dit artikel is gepubliceerd in Het Parool van zaterdag 14 december 2013.

Hulp voor zichzelf is vaak het laatste waar mantelzorgers aan denken. Dankzij internet wordt de ondersteuning voor hen gelukkig steeds laagdrempeliger.

Dertig jaar: zolang zorgt Karel Hermans (62) uit Amsterdam-Zuid nu voor zijn manisch-depressie vrouw Simone (60). In die tijd nam de ziekte steeds ernstiger vormen aan. Ze werd verschillende keren opgenomen. Werken ging niet meer. En dus werd Hermans, behalve kostwinner, ook voltijds mantelzorger. Al duurde het nog jaren voordat hij zichzelf ook zo zag. “Ik vond het onzin, zo’n aparte titel. Voor mijn gevoel deed ik niets bijzonders.”

Naarmate hij ouder werd, viel het zorgen Hermans echter steeds zwaarder. Twee jaar geleden was de koek op, en kreeg hij een burn-out. Na lang aandringen van zijn dochter stemde hij in met  professionele hulp, voor zijn vrouw én voor hem. Achteraf is hij er heel dankbaar voor, al voelt het nog steeds raar. “Ik moet voor mijn familie zogen, niet andersom.”

Roos Verheggen van de landelijke vereniging voor mantelzorgers Mezzo kijkt niet op van het verhaal van Hermans. “Als mantelzorger ben je druk met de persoon om wie je je bekommert”, verklaart ze. “Bovendien is het praktisch vaak lastig om iemand alleen te laten, of vervangende zorg te regelen. Vandaar dat het zo goed is dat er ook steeds meer online ondersteuning voor mantelzorgers komt. Daar kun je namelijk gebruik van maken op het moment dat het jou uitkomt. Bovendien geeft die je minder het gevoel zelf patiënt te zijn.”

55.000 Amsterdammers zorgen langdurig en onbetaald voor een naaste die chronisch ziek, gehandicapt of hulpbehoevend is, de officiële definitie van mantelzorg. Hoeveel voldoening het zorgen ook geeft, gemakkelijk is het vaak niet. Eén op de vijf Amsterdamse mantelzorgers voelt zich zwaar of overbelast. Van de mensen die meer dan zestien uur per week zorgtaken op zich nemen, is dit zelfs bijna de helft. Ondanks dat maakt slechts één op de tien mantelzorgers gebruik van het ondersteuningsaanbod in de stad (zie kader).

Net als Verheggen denkt Hans Hopmans, manager zorginnovatie van zorgverzekeraar Achmea, dat online hulp een deel van de oplossing vormt. “87 procent van de Amsterdamse mantelzorgers zorgt voor een familielid of kennis buitenshuis”, aldus Hopmans. “Ze kunnen hem of haar dus niet constant in de gaten houden. Stel dat zij automatisch een SMS-je krijgen als de persoon in kwestie valt, of als zijn of haar hart op hol slaat. Dan hoeven ze dus minder vaak te gaan kijken of alles nog goed gaat, en zitten ze ’s avonds waarschijnlijk een stuk rustiger op de bank. Kortom: techniek gaat mantelzorgers ontlasten.”

Drie voorbeelden van hoe dat in de praktijk kan werken.

Caren

“Het eerste wat ik bij het ontbijt doe, is even op de iPad kijken hoe het met mijn ouders gaat”, zegt Sylvia Keijzer (59). “Als ik ’s avonds uit mijn werk kom, doe ik dat weer.”

Keijzers vader (89) en moeder (88) wonen sinds 2010 in zorgcentrum De Koperhorst in Amersfoort. Net als haar zus bezoekt ze hen minstens drie keer per week. Ondanks dat frequente contact vindt ze de online updates over haar ouders via Caren een uitkomst.

Caren is een gratis internetprogramma (http://www.carenzorgt.nl) waarmee je een netwerk opbouwt rond iemand die zorg nodig heeft. De basis bestaat uit een digitale agenda en logboek, waar je zelf een account voor aanmaakt en waarin je afspraken bijhoudt en informatie uitwisselt. Alleen mensen die je ervoor uitnodigt, kunnen aan jouw netwerk deelnemen. Andere mantelzorgers, maar ook hulpverleners. Zo kun je als naaste bijvoorbeeld zien welke thuiszorgmedewerker wanneer langskomt. Voorwaarde is wel dat de instelling met software werkt van het bedrijf (Nedap) dat Caren heeft ontwikkeld. In Amsterdam zijn dat Emile Thuiszorg, Privazorg Amsterdam en Domus Magnus (locatie Uylenburgh).

De Koperhorst biedt mantelzorgers de mogelijkheid om hun Caren-account aan het computersysteem van de instelling te koppelen en zo direct in het digitale dossier van hun naasten te kijken. “Dan lees ik bijvoorbeeld dat mijn vader vannacht heeft lopen dwalen, of dat mijn moeder vandaag heel boos was”, verklaart Keijzer. “Dat vind ik des te belangrijker om te weten omdat ze zelf niet goed meer onder woorden kunnen brengen wat er gebeurt.”

Voorheen moest Keijzer rondbellen om bijvoorbeeld te horen wat er was afgesproken als de huisarts bij haar ouders was langs geweest. Nu leest ze dat online, want ook de correspondentie tussen instelling en huisarts is in Caren terug te vinden. En als ze wil kan ze via het programma direct vragen aan medewerkers stellen. “Ik vind de zorg voor mijn ouders nog steeds zwaar”, aldus Keijzer. “Maar dat ik nu altijd weet hoe het met ze gaat, is wel last van mijn schouders.”

Van de 22.000 mensen die zich sinds de lancering vier jaar geleden bij Caren hebben aangemeld, gebruikt driekwart de agenda en berichten. Een kwart heeft ook online contact met een zorginstelling. Overigens is Caren zeker niet de enige website voor mantelzorgers om in een beveiligde omgeving zorg te organiseren en/of informatie uit te wisselen. Anderen voorbeelden zijn: wehelpen.nl, helpjemee.nl, mantelplan.nl en zorgsite.nl.

Gezondzorgen

Op gezondzorgen.mirro.nl kun je als mantelzorger testen of en in welke mate je last hebt van overbelasting. Verder biedt de site filmpjes met ervaringsverhalen van andere mantelzorgers en een zelfhulpprogramma met tips en oefeningen om je leven (meer) in balans te krijgen. Het programma is ontwikkeld door Stichting Mirro, een initiatief van verschillende GGZ-aanbieders (waaronder het Amsterdamse GGZinGeest) en zorgverzekeraar Achmea. De achterliggende gedachte: gezond zorgen kun je leren.

“Ons streven is om psychische klachten bij mantelzorgers te voorkomen”, vertelt Myrthe Klinkhamer, communicatieadviseur bij Mirro. “Bijvoorbeeld door te oefenen met het stellen van grenzen, of het loslaten van stress en frustratie.”

Gezondzorgen trekt maandelijks ongeveer vierhonderd bezoekers. Zij kunnen kosteloos en volledig  anoniem van het zelfhulpprogramma gebruikmaken. “Een start- en eindmeting laat zien of je klachten minder of juist erger worden”, aldus Klinkhamer. “Als je er zelf niet uitkomt, krijg je het advies om alsnog naar de huisarts te gaan. Want Gezondzorgen is zeker niet bedoeld als vervanging van professionele zorg.”

DementieOnline

In Nederland zijn er ruim 300.000 mensen die voor iemand met dementie zorgen. 46 procent van hen voelt zich (tamelijk) zwaar belast, zo blijkt uit de Dementiemonitor 2012 van Alzheimer Nederland. Voor deze mantelzorgers ontwikkelde Geriant, een samenwerkingsverband van GGZ Noord-Holland Noord en alle verpleeghuizen in die regio, DementieOnline.nl (voorheen DementieDeBaas). Deze website biedt informatie, een zelftest en een onlinecursus, speciaal voor mantelzorgers van dementiepatiënten. Deelnemers krijgen persoonlijke (online) begeleiding van een professionele hulpverlener van Geriant.

Janneke Moors (58) uit stadsdeel Centrum is één van de ongeveer vierhonderd mantelzorgers die de cursus tot nu toe heeft gevolgd. “Kort nadat mijn vader begin dit jaar was overleden, kreeg ik te horen dat mijn moeder van 83 beginnende dementie had”, vertelt ze. “Omgaan met de dubbele rouw daarover viel me zwaar. Ik begon me soms aan mijn moeders vergeetachtigheid te ergeren. En daar voelde ik me dan weer schuldig over.”

Via Geriant, waar haar moeder onder behandeling is, ontdekte Moors DementieOnline. Ze was heel blij met de cursus, niet in de laatste plaats omdat ze er direct mee kon beginnen en die gemakkelijk in haar eigen tijd, naast haar voltijdsbaan, kon doen. “Ik snap nu beter wat er met mijn moeder én met mij gebeurt. Lastige situaties kan ik daardoor relativeren. Verder vond ik het geruststellend om te horen dat het heel normaal is of af en toe geïrriteerd of vermoeid te zijn. Dat maakt me nog geen ‘slechte’ mantelzorger.”

Met uitzondering van DSW, Stad Holland, CZ, Delta Llloyd en Ohra vergoeden alle zorgverzekeraars de kosten (500 euro) van deelname aan DementieOnline volledig uit de basisverzekering, zonder eigen bijdrage of beroep op het eigen risico.

Om privacyredenen zijn de namen van alle mantelzorgers in dit verhaal gefingeerd.

[Kader]

Dit doet Amsterdam voor mantelzorgers

Los van alle online-initiatieven biedt de gemeente allerlei ondersteuning aan mantelzorgers. Een greep uit het aanbod.

  • Het Adviesgesprek Mantelzorg biedt mantelzorgers de mogelijkheid om in gesprek te gaan met een professional. Bijvoorbeeld over alle regelingen rond de zorg, hoe je overbelasting voorkomt of in contact komt met lotgenoten, of waar je mantelzorgcursussen in de buurt vindt. Meer informatie: het loket Zorg en Samenleven van uw stadsdeel.
  • De zorgvrager kan een aanvraag doen voor een parkeervergunning voor mantelzorgers, zodat die tegen bewonerstarief in de buurt kunnen parkeren. Meer informatie: amsterdam.nl/mantelzorg.
  • De Amsterdamse Vrijwilligers Verzekering (AVV) is een aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering voor vrijwilligers, mantelzorgers en maatschappelijke stagiairs, betaald door de gemeente. Meer informatie: amsterdam.nl/vga.
  • Op de Mantelzorgpas staan naam en telefoonnummer van een (tijdelijke) vervanger, in het geval een mantelzorger uitvalt. Hieraan is een mantelzorgboek gekoppeld met essentiële informatie over de benodigde zorg. Pas en boek zijn te bestellen op markant.org of via 020 886 8800.
  • Centrum voor Mantelzorg Markant organiseert op verschillende plekken in de stad mantelzorglunches en –tearooms. Daarnaast biedt Markant mantelzorgers die overbelast zijn (of dreigen te raken) de cursus ‘De zorg de baas’. Meer info: markant.org of via 020 886 8800.
  • Als u als mantelzorger even tijd voor uzelf nodig heeft, is het mogelijk om de zorg tijdelijk over te dragen aan een vrijwilliger of professional. Meer informatie en aanmelden voor deze zogenaamde respijtzorg: het loket Zorg en Samenleven van uw stadsdeel. Het complete en actuele aanbod van respijtzorg in Amsterdam is te vinden op respijtwijzer.nl.
  • Tot slot kan de persoon voor wie u zorgt bij de Sociale Verzekeringsbank (dus niet de gemeente) een mantelzorgcompliment voor u aanvragen. Aan dit bescheiden geldbedrag is een aantal voorwaarden verbonden, bijvoorbeeld dat de aanvrager AWBZ-indicatie heeft. Meer informatie: svb.nl of via 030 264 8444.

[Kader]

Meer informatie

Mantelzorg in Amsterdam

Mantelzorg algemeen

[Kader]

 De cijfers

9 procent van de Amsterdammers van 19 jaar en ouder verleent mantelzorg. Dit is minder dan in de rest van Nederland (12 procent, maar verschilt niet van het percentage in de andere grote steden (10 procent). Zij geven vooral zorg aan familieleden of kennissen buiten het huishouden (87 procent). In mindere mate zorgt men voor volwassenen binnen het huishouden (12 procent) of kinderen jonger dan 18 jaar (5 procent).

Amsterdammers van 19 jaar en ouder die mantelzorg geven en de belasting van mantelzorgers (in %)

Mantelzorgers Zwaar- of overbelaste mantelzorgers
Amsterdam

9,2

17,9

Geslacht
Mannen

8,0

15,4

Vrouwen

10,3

19,8

Leeftijd
19-34

4,2

20,8

35-44

8,4

13,7

45-54

13,5

16,5

55-64

15,6

21,9

65-74

13,3

16,6

75+

9,0

17,1

Mannen
19-34

3,3

21,6

35-64

10,4

15,2

65+

10,4

10,8

Vrouwen
19-34

4,9

20,3

35-64

13,7

19,4

65+

12,5

20,8

Amsterdammers van 19 jaar en ouder die mantelzorg geven en de belasting van mantelzorgers naar sociaaleconomische kenmerken (in %)

Mantelzorgers Zwaar of overbelaste mantelzorgers
Opleiding
Laagst

6,5

48,2

Laag

11,0

13,6

Midden

8,8

17,3

Hoog

9,6

16,2

Inkomen*
Maximaal 15.200 euro

9,0

24,2

15.200 – 19.400

8,1

15,2

19.400 – 24.200

8,5

11,7

24.200 – 31.000

11,4

22,7

Minimaal 31.000

9,5

12,9

Betaald werk**
Nee

9,2

27,7

Ja

8,8

15,3

* Besteedbaar huishoudinkomen in euro’s

** Tot 65 jaar

Amsterdammers van 19 jaar en ouder die mantelzorg geven en de belasting van mantelzorgers naar burgerlijke staat (in %)

Mantelzorgers Zwaar of overbelaste mantelzorgers
Burgerlijke staat
Gehuwd, samenwonend

9,7

18,6

Ongehuwd

7,9

14,3

Gescheiden

14,0

22,6

Weduwe, weduwnaar

7,8

17,5

Bron: GGD Amsterdam, Amsterdamse gezondheidsmonitor 2012 

“BABYSTERFTE IN AMSTERDAM KAN EN MOET NOG VERDER OMLAAG”

8 dec

foto (3)

Gepubliceerd in Het Parool, 7 december 2013

Nederland heeft de op vijf na hoogste babysterfte van Europa. Gelukkig daalt dat cijfer gestaag, óók in Amsterdam. Maar de verschillen tussen de stadsdelen blijven groot.

Het kantoor van vroedvrouw Henna Playfair lijkt niet bepaald op een doorsnee verloskundigenpraktijk. In een metalen dossierkast liggen planken vol tweedehandsbabykleertjes. Bovenop een aantal andere kasten – daadwerkelijk gevuld met dossiers – staat een rij gebruikte maxicosi’s in allerlei kleuren en prints. De bureaus zijn omringd door een ledikant, twee babybadjes en een grote hoeveelheid dozen met nog veel meer donaties. “Allemaal voor zwangere vrouwen die zelf geen babyuitzet kunnen betalen”, zegt Playfair.

Na twee decennia in ‘t Gooi te hebben gewerkt, was de half-Surinaamse verloskundige begin jaren ‘90 toe aan een nieuwe uitdaging. Die vond ze in Zuidoost, het stadsdeel met de hoogste babysterfte van Amsterdam. In de Verloskundigenpraktijk Bijlmermeer, waar Playfair met vier andere vroedvrouwen samenwerkt, komen meer dan honderd nationaliteiten over de vloer. Hun gemiddelde leeftijd is een stuk lager dan landelijk; zo’n kwart van hen is onder de 20 jaar. Eén op de drie zwangeren is onverzekerd. “En nee, die stuur ik nooit weg”, aldus Playfair.

Met z’n vijven op een kamer

In Amsterdam sterven zo’n 9 van de 1000 baby’s vlak voor, tijdens of in de eerste vier weken na de geboorte (na een zwangerschap van minimaal 22 weken). In stadsdeel Centrum zijn dat er 6 op de 1000, in Zuidoost 18 op de 1000. De voornaamste reden voor dat grote verschil: in Zuidoost komen veel meer vroeggeboortes voor, verreweg de belangrijke oorzaak voor babysterfte.

“Het is een ingewikkelde combinatie van aanleg, levensstijl en omgeving”, verklaart Playfair. “Niet-westerse vrouwen, waarvan er in Zuidoost bovengemiddeld veel zijn, hebben van nature een 30 procent grotere kans op een te vroeg geboren kindje. Verder spelen de omstandigheden een belangrijke rol. Veel van de zwangeren in mijn praktijk doen lichamelijk zwaar werk. Vaak hebben ze meerdere banen om de touwtjes aan elkaar te knopen. Soms is er niet eens geld voor eten. Een deel is onverzekerd. Tienerzwangerschappen komen relatief vaak voor. Allemaal risicoverhogende factoren. En zo kan ik nog wel even doorgaan.”

Ze pakt een intakeformulier van haar bureau. “Neem dit meisje van 20”, vervolgt ze. “Zij woont met haar dochter van 2 en haar zusje van 19 op één kamer. Met z’n allen slapen ze in één bed. Over zeven  maanden komt daar nog een baby bij. Dat geeft stress. En stress verhoogt de kans op een vroeggeboorte.”

Ondanks de soms moeilijke omstandigheden heeft Playfair in de twintig jaar dat ze in de Bijlmer werkt veel vooruitgang gezien. De belangrijkste winst: zwangeren weten hulpverleners beter en eerder te vinden. “Vroeger kreeg ik regelmatig een vrouw op mijn spreekuur die 30 weken zwanger was en nog geen enkele controle had gehad. Dat komt nu gelukkig zelden meer voor. Daardoor kunnen we bij dreigende problemen eerder ingrijpen en erger voorkomen.”

Zorg op maat

Tussen 2000 en 2010 is de babysterfte in heel Amsterdam met ruim een kwart (28%) gedaald. De hoofdstad volgt daarmee de landelijke trend (26%). Maar de stadsdelen die van oudsher slecht scoren, blijven nog steeds achter. In Zuidoost is, ondanks de vooruitgang die Playfair ziet, tussen 2007 en 2010 zelfs helemaal geen daling opgetreden. “Niet zo vreemd”, zegt Joris van der Post, hoogleraar verloskunde in het AMC Amsterdam, die veel onderzoek naar babysterfte doet. “Het kost tientallen jaren om zo’n negatief patroon te doorbreken.”

Van der Post is onderdeel van een werkgroep die in 2010 in het leven is geroepen om de babysterfte in de stad verder terug te dringen. Behalve wetenschappers zitten daar ook vertegenwoordigers in van onder andere de gemeente, de GGD, verloskundigen en zorgverzekeraar Achmea. Gezamenlijk coördineren zij verschillende projecten om het aantal vroeggeboortes te verminderen.

“We gebruiken bijvoorbeeld een speciale vragenlijst om al heel vroeg in de zwangerschap in kaart te brengen of een zwangere een verhoogd risico loopt”, vertelt Van der Post. “Op basis daarvan kunnen we zorg op maat bieden, met zo nodig extra begeleiding en controles. Voor een ander onderzoek meten we na twintig weken zwangerschap hoe lang de baarmoedermond is, een indicator voor een mogelijke vroeggeboorte. De verwachting is dat we met deze en andere preventieve maatregelen op den duur de helft van de vroeggeboorten kunnen voorkomen. Verder is er veel aandacht voor preconceptiezorg – de periode kort voor de bevruchting en de eerste drie maanden van de zwangerschap zijn namelijk mede bepalend voor mogelijke complicaties later. Van elk project houden we de resultaten nauwkeurig bij, zodat we over een paar jaar precies weten welke interventie voor welke groep vrouwen het beste werkt. Want de babysterfte in Amsterdam kan en moet nog verder omlaag.”

Een ander doel is om de samenwerking tussen verloskundigen, gynaecologen en kraamzorg te verbeteren. “Het is niet zo dat het zorgaanbod voor zwangeren in bijvoorbeeld Zuidoost slechter is dan in de rest van de stad”, vult oud-verloskundige Anna Krüger aan, als senior relatiemanager vanuit Achmea betrokken bij de Amsterdamse aanpak. “Maar het lukt nog onvoldoende om ze altijd optimale zorg te geven. Zwangeren kunnen de juiste hulp niet goed vinden, of zijn bijvoorbeeld minder goed in staat om de voorlichting te begrijpen. Aan de andere kant weten hulpverleners soms niet hoe ze hun boodschap het beste kunnen overbrengen, naar de zwangere of naar elkaar. Alles staat of valt kortom met goede communicatie. Op dat terrein is er nog een wereld te winnen.”

Ervaringen delen

Bij een normale zwangerschap gaat een zwangere vrouw gemiddeld twaalf keer op controle bij een verloskundige. Tijdens die consulten van maximaal vijftien minuten worden medische checks gedaan en vragen beantwoord. Tijd om diep op zaken in te gaan is er weinig. Dat is anders bij CenteringPregnancy, een nieuwe  methode om onder andere vroeggeboortes aan te pakken. Bij deze van oorsprong Amerikaanse werkwijze worden zwangeren niet individueel, maar in een groep begeleid. In elk van de tien bijeenkomsten staat een ander thema centraal, van voeding en seksualiteit tot de bevalling en de kraamperiode.

“In de Verenigde Staten leidt deze aanpak tot wel een derde minder vroeggeboorten”, zegt Marlies Rijnders, oud-verloskundige en onderzoekster bij TNO, die de methodiek in 2011 bij twee Amsterdamse verloskundigenpraktijken introduceerde. “Vermoedelijk omdat er meer tijd is om zaken te bespreken, en omdat je vrouwen vooral elkaar laat helpen. Dat leidt mogelijk weer tot minder stress en gezonder gedrag tijdens de zwangerschap. De eerste Nederlandse onderzoeksresultaten laten nog geen grote verschillen zien wat betreft het aantal vroeggeboorten, maar zwangeren worden wel ruim 10% minder met complicaties doorverwezen naar het ziekenhuis.”

In eerste instantie zat Merel Hensgens (27 jaar en 33 weken zwanger van haar eerste kind) er helemaal niet op te wachten om al haar vragen en angsten met een groep andere zwangeren te delen. Maar na zeven bijeenkomsten is ze dolblij dat haar verloskundige haar toch heeft overtuigd om aan het programma mee te doen. “Alles is bespreekbaar, ook heel persoonlijke dingen”, zegt ze. “Dat is prettig, zeker als je, zoals ik, een beetje een paniekvogel bent. Op internet weet je niet wie je moet geloven. Maar het advies van mijn lotgenoten vertrouw ik, zeker van de vrouwen die al kinderen hebben.”

Zoals Julèh van Velzen (32 jaar en 29 weken zwanger). Zij heeft een dochtertje van vier, maar koos ervoor om tijdens haar tweede zwangerschap toch aan CenteringPregnancy mee te doen. “Er komt tijdens de twee uur durende sessies zo veel meer aan bod dan bij een gewone verloskundige controle”, aldus Van Velzen. “Omdat er tijd is om erover door te praten, blijven de adviezen beter hangen. En het is zo heerlijk relativerend. Iedereen heeft wel klachten, of rare zorgen. Dat maakt die van jou weer heel gewoon.”

CenteringPregnancy wordt gegeven bij verloskundigenpraktijk Aan ’t IJ in Noord en Vida in Zuidoost. In 2014 starten met steun van verzekeraar Achmea nog elf Amsterdamse praktijken met de aanpak. Meer info: centeringhealthcare.nl.

[Kader]

De cijfers

Nederland is wat betreft babysterfte al jaren een zorgenkindje. Weliswaar daalde het aantal gevallen tussen 2000 en 2010 met 26% (naar 7,8 per 1000 in 2010), toch heeft ons land nog altijd de op vijf na hoogste babysterfte van Europa. Dat blijkt uit het onderzoek EURO-PERISTAT, dat in mei van dit jaar is gepubliceerd. Van de 29 onderzochte Europese landen en regio’s doen alleen Brussel, Frankrijk, Roemenië en Letland het slechter. Cyprus, IJsland en Portugal hebben de laagste babysterfte. Amsterdam zit met 8,9 gevallen van babysterfte in 2010 boven het landelijke gemiddelde. De verschillen per stadsdeel zijn bovendien groot. Zuidoost scoort het slechtst, met 18 sterfgevallen per 1000 baby’s. Ten opzichte van andere grote steden doet Amsterdam het dan weer relatief goed.